Nieuws uit de parochie

Hemel en hel
ma 06 november '17

Woensdag 1 november 2017 – Allerheiligen – kerkelijk jaar A

Vanaf de zestiger jaren verloor de christelijke visie op wat er met ons gebeurt na onze dood, heel snel haar dominante positie. Zo sterk zelfs dat in zeer korte tijd – bijna van de ene dag op de andere – woorden als hemel, hel en vagevuur, woorden die eeuwenlang heel gewoon waren geweest, ineens vreemd en erg gedateerd klonken. En dat de “realiteit” waar die woorden naar verwezen dringend een andere invulling moest krijgen. Als men ze al niet helemaal aan de kant wilde zetten. Een van de eerste stelsels die in die tijd meende de open gekomen ruimte te kunnen opvullen was de leer van de reïncarnatie. Als je doodgaat is dat niet echt erg want je komt toch altijd weer terug in een ander lichaam. Ook een vorm van eeuwig leven dus. Dit was duidelijk bedoeld als troost voor de westerling die zijn hoop op de hemel verloren had.

Beetje raar
Maar juist dát was er vreemd aan, die troostgedachte. Want in het Oosten, waar deze leer al duizenden jaren ingeburgerd is, wordt reïncarnatie, het altijd maar moeten terugkomen, ervaren als een noodlot, zelfs als een vloek. Bovendien, als je het goed bekijkt, wat heb je eraan dat je terugkomt als je van een vorig leven geen weet hebt. Ik bedoel: stel dat ik in de middeleeuwen een koopman was. Wat moet ik daarmee als ik mij daar nu totaal niet bewust van ben. En wat heeft die koopman daar aan? Als zelfs ik van zijn bestaan niet afweet, dan is hij toch gewoon zo dood als een pier. Nu zijn er natuurlijk mensen, vooral Amerikanen, die beweren dat ze zich zo’n vorig leven wel herinneren. Maar er is iets dat daarbij stoort. Als het om een man gaat blijkt die altijd senator of consul in Rome geweest te zijn, nooit een doodarme Congolese visser. En de dames zijn altijd Cleopatra geweest of Maria-Theresia of een van hun hofdames, nooit kuisvrouw op het kasteel. Hoewel er in de geschiedenis nochtans veel meer kuisvrouwen zijn geweest dan Cleopatra’s. En ik vermoed dat arme vissers aan het Kivumeer doorgaans ook een deugdzamer leven leiden dan veel senatoren en consuls in Rome. En toch zijn het altijd weer die laatsten die terugkeren.

Beetje cynisch
Die reïncarnatie-hype heeft ondertussen wel haar beste tijd gehad. Maar bij niet weinigen werd ze vervangen door een opvatting die nog veel aantrekkelijker is. Door de gedachte namelijk dat wij na onze dood sowieso verder leven, ongeacht wat wij hier van ons leven gemaakt hebben. M.a.w. leef er maar op los, maak deze aarde desnoods tot een hel voor andere mensen. Maakt niet uit. Want later zitten beul en slachtoffer aan hetzelfde feest. God is goed! Dit is niet alleen een erg doorzichtige vorm van jezelf geruststellen. Het is bovenal een volslagen immorele gedachte. Het betekent immers het doortrekken van de onrechtvaardigheid in het aardse bestaan naar de eeuwigheid. Een God (of hoe je Hem in dat geval ook noemt) die dát toelaat zou niet goed zijn, maar heel onverschillig en cynisch. Voor mij en vele anderen hoeft dat voortbestaan dan niet. Trouwens dat hele voortbestaan hoeft sowieso al niet, als het niet een opgaan is in iets beters, maar enkel eindeloos voortbestaan, zonder God, zonder doel, alleen maar zinloos eindeloos voortbestaan …

Kiezen
Uiteindelijk blijven er maar twee serieuze mogelijkheden over. Ofwel zijn God en het hiernamaals menselijke verzinsels om het leven hier op aarde draaglijker te maken door er uitzicht op een hemel aan toe te voegen. Maar in werkelijkheid is het met de dood gewoon “amen en uit”. Ofwel geloof je in een liefdevolle God die zich als een Vader over ons ontfermen zal. Het is duidelijk dat je als christen gelooft in dat laatste. Maar het opgenomen worden in de liefde van God gebeurt niet automatisch. Je moet er uitdrukkelijk voor kiezen. God is liefde en het is de bedoeling dat wij steeds verder naar Hem toegroeien. Alles wat ons in het leven overkomt, positief en negatief, van de meest vluchtige ontmoeting tot de meest dramatische gebeurtenis, is een kans om te kiezen voor het goede en het liefdevolle. Het gaat er dus niet om af en toe ook eens iets goeds te doen, een cent te geven aan een Goed Werk. Het gaat erom al de kansen die we krijgen te benutten om de Geest van Christus zijn werk in ons te laten doen. Om – en nu komt er een heel zwaar woord – om steeds meer uit te groeien tot een Andere-Christus. Als we dat doen zullen we ook mét Hem verrijzen.

Ontnuchtering
Alleen dan. Want je kan ook verworpen worden. Het heeft immers geen enkele zin om opgenomen te worden in het leven van God-die-Liefde-is als je tijdens je leven systematisch hebt gekozen tégen de liefde en alleen maar bent gegroeid in egoïsme en verhard in de boosheid. Dat zou heel onlogisch zijn. Hoe meer je als mens groeit in de liefde, hoe meer je leven hier op aarde een deelnemen wordt aan het leven van Godzelf. Dat je dan als je sterft helemaal wordt opgenomen in God, is de logica zelf. Terwijl de andere mogelijkheid heel onwaarschijnlijk en zelfs ietwat absurd lijkt. In de “Divina Commedia” van Dante staat boven de poort van de hel: “Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt”. Daarna volgt een plastische beschrijving van hoe een middeleeuwer dat verworpen-zijn zag. Met hallucinante beelden van de hel die ook Jezus soms gebruikte. Niet om een exacte beschrijving van de toestand te geven, maar om het definitieve karakter ervan te onderstrepen. Eens dat je hier staat is er geen hoop meer. Die kansen kreeg je op aarde. Je hebt ze systematisch verkeken. Je hebt systematisch verkeerd gekozen. En je zal het weten. Vlak voordat je definitief verdwijnt zal je weten dat het je eigen fout is. En dat is denk ik de hel. En daarna volgt wat de Bijbel heel geheimzinnig de “tweede dood” noemt. Ik denk: het volledig verdwijnen. Of je er nooit bent geweest.

Gods barmhartigheid
Wat dan met mensen die nooit over Jezus gehoord hebben? Of die bewust atheïst waren? Je moet hier natuurlijk oppassen dat je het belang van het leven, het lijden en de dood van Christus niet relativeert. Het is tenslotte dankzij Christus dat die mogelijkheid tot leven-bij-God er is. Bovendien zijn geloof en sacramenten een oneindig kostbare hulp om uit te groeien tot een liefdevol mens. Maar als God Liefde is, is dat uitgegroeid zijn tot een liefdevol wezen uiteindelijk het enige criterium. In die zin kan je veilig stellen dat er ook atheïsten in de hemel zijn en anderen die zich gelovig noemden niet. Maar het veiligste kompas, de zekerste weg naar God, is in ieder geval de weg die Jezus ons getoond heeft. Mét de verzekering dat Hij ons voortdurend zal bijstaan als wij Hem in ons leven binnenlaten. Bovendien geloven katholieke christenen dat je, als je het niet te bont hebt gemaakt, ook na de dood nog kansen krijgt om te groeien. Maar je moet dan tenminste geprobeerd hebben om altijd en overal voor het goede te kiezen.


Onze menselijkheid niet verliezen
ma 09 oktober '17

Zondag 8 oktober 2017 – 27ste zondag door het kerkelijk jaar A

“De beschaving van een samenleving meet je niet af aan haar bruto binnenlands product. Ook niet aan haar democratisch gehalte. Zelfs niet aan haar scholingsgraad. Je meet ze af aan hoe die samenleving omgaat met de zwaksten en de meest kwetsbaren. Met haar kinderen. Haar ouderen. Haar zieken. En ja, ook met haar dieren”. Deze tekst komt niet van Paus Franciscus. Hij is van de hand van Jan Segers, de columnist van Het Laatste Nieuws. Ik weet niet of die journalist een christen is maar wat hij hier schrijft is in ieder geval iets dat het christelijke aanvoelen op een prachtige wijze verwoordt. Wat hij zegt over de beschaving van een samenleving geldt ook voor individuen.

Beschaafd
Iemand die zijn oude moeder verwaarloost, zijn vrouw afsnauwt en zijn hond mishandelt, die mag nog zoveel naar concerten van Mozart gaan en boeken lezen van Heinrich Böll en van Albert Camus, je kan hem moeilijk een beschaafd mens noemen. Een beschaafd mens, wat de Fransen zo mooi noemen “un homme de culture”, is iemand die opvalt door zijn respectvol omgaan met anderen, in het bijzonder met mensen die ziek, arm of weerloos zijn. Een beschaafd mens is iemand die eerbiedig en tactvol omgaat met alle mensen, ook met mensen die maatschappelijk niet zoveel voorstellen, mensen die je niet te vriend moet hebben om je status te verhogen. Ik denk dat niemand onder u verwonderd zal opkijken als ik stel dat deze definitie en de gevoeligheid rond dit thema duidelijk van christelijke oorsprong zijn.
Naastenliefde en zorg voor mensen in moeilijkheden zijn altijd centrale thema’s geweest binnen het christendom. En omdat het christendom eeuwenlang heel sterk en zelfs dominant aanwezig was in de westerse wereld en via het dominante Westen ook daarbuiten, werden die christelijke gevoeligheden en waarden, zij het misschien niet altijd en overal van harte, dan toch ten minste officieel, aanvaard en vaak ook in de wetgeving opgenomen in bijna de hele wereld.

Waarden
De vraag dringt zich dan natuurlijk op wat er gebeurt als dat christendom, zoals op dit ogenblik hier bij ons, in een zodanige crisis belandt, dat het zelfs in zijn voortbestaan wordt bedreigd? Blijven die waarden dan bestaan in een postchristelijke maatschappij, die zich van de godsdienst heeft losgemaakt maar beweert de humanitaire waarden hoog in het vaandel te voeren?
Het antwoord is doodeenvoudig: NEEN. Je hoeft maar gewoon om je heen te kijken om te zien hoe, waar het christendom zich terugtrekt, niet de humanitaire waarden maar het oude heidendom onmiddellijk de plaats terug inneemt. De voorstanders van de nieuwe situatie spreken over “bevrijding”.
De vraag is maar: bevrijd van wat? Het christendom heeft altijd opgeroepen tot strijden tegen de oude heidense hartstochten van egoïsme, narcisme en minachting voor al wie niet meekan. Moesten we daarvan bevrijd worden? Zo lijkt het anders wel.

Egocentrisme
Van alle kanten word je bijna omvergeblazen door de nieuwe ordewoorden: opkomen voor jezelf, niet over je heen laten lopen. En vooral het hoofdgebod: genieten. Genieten van geld en succes, van eten en drinken en reizen en seks.
Genieten, jezelf verwennen, je leeft maar één keer. Dát en niets anders komt in de plaats van het oude: een en al zelfverwennerij, een en al ode aan het gigantisch opgeblazen ik … En dan kan je je de vraag stellen: hoe moet het dan met onze verenigingen, die typische producten van een op het christendom gebaseerde solidaire samenleving? Heel eenvoudig: die verdwijnen. Je ziet hoe ze proberen de meubels te redden door van naam te veranderen. Maar dat helpt niet. Gebaseerd als ze zijn op hulp bieden en solidariteit moeten ze ten ondergaan als de dragende gedachte verdampt en het “goddelijke ik” centraal komt te staan.

Ouderen
Vooral naar oudere mensen toe begint de toestand bepaald zorgelijk te worden. Je mag tegenwoordig geen oudere mens tegenkomen of na een tijdje krijg je te horen: “Wat kan ik hier nog blijven doen meneer, ik kost zoveel, en de kinderen kunnen het zo goed gebruiken”. Nog geen 50 jaar geleden vond je geen enkele oude mens die zoiets zou zeggen. Dit betekent dat de maatschappij onze ouderen dat druppeltje voor druppeltje heeft ingelepeld. Langsom meer is iedereen ervan overtuigd geraakt dat de oude mensen ons te veel kosten. Wij hebben nog altijd een voorbeeldig en ongeëvenaard stelsel van zorg en hulpverlening voor oudere mensen. Hoelang nog? Want het kost zoveel. En hoe lang nog eer de staat de subsidies intrekt van die organisaties die weigeren onze oudjes stilletjes op weg te zetten naar euthanasie? Maar is euthanasie inderdaad altijd een zaak van compassie en barmhartigheid? Soms wel, zeker. Als er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden zeker wel. Maar is het als maatschappelijke “oplossing” niet eerder een zaak van geld? Van groepsegoïsme? Die vraag mag toch gesteld worden?

Vertrouwen
Ik ben niet pessimistisch. Ik denk dat wij het uiteindelijk niet echt te ver gaan laten komen. Ik wil dat echt geloven. Maar dan moeten wij één zaak sterk voor ogen blijven houden: onze menselijkheid staat hier op het spel. Een dier kan ontroerend zorg dragen voor zijn nageslacht, nooit echter voor zijn voorgeslacht. Oudere en zieke dieren worden achtergelaten, opgeofferd. Ze zijn van geen nut meer voor de voortplanting, voor het in stand houden van de soort … De mens is het enige wezen dat zorg draagt voor zijn voorgeslacht.
Als we dat verliezen zetten wij, met al onze technologie, een geweldige stap terug naar dierlijk gedrag.


Groeien
ma 02 oktober '17

Zondag 1 oktober 2017 – 26ste zondag door het kerkelijk jaar A

De parabel van vandaag doet onmiddellijk denken aan die van de Verloren Zoon. In beide gevallen gaat het over een vader en zijn twee zonen, waarbij de zonen van elkaar verschillen als de dag en de nacht. De ene zoon werkt zich uit de naad voor zijn vader, is volgzaam en beleefd, spreekt met twee woorden en geeft altijd zorgvuldig het juiste handje. De ander is een flapuit, een fuifnummer en een nietsnut. In beide parabels is het echter juist die laatste broer die al bij al best meevalt en geprezen wordt omdat hij uiteindelijk tot inzicht komt en zich bekeert.

Onmacht
En hier eindigt de overeenkomst. Want waar in de parabel van de Verloren Zoon alle aandacht gaat naar de mateloze barmhartigheid en vergevingsgezindheid van de Vader, wordt in de parabel van vandaag de focus helemaal gericht op ons gebrekkige beoordelingsvermogen. Op het feit dat wij ons danig in mensen kunnen vergissen en dat wij dus niet te vlug met oordelen moeten klaarstaan. Alleen God doorziet een mens in hart en nieren. Wij weten nooit alles, kunnen nooit helemaal correct aanvoelen wat er leeft in het hart en in de geest van een mens. En dus is ons oordeel vaak verkeerd. Vooral ook omdat onze maatstaven om iemand te beoordelen helemaal gekleurd zijn door onze eigen voorkeuren, door wat wij goed en belangrijk vinden. En om duidelijk te maken hoe onmachtig wij zijn om anderen juist te beoordelen gebruikt Jezus weer een van die wonderlijke boutades, een van die heerlijke overdrijvingen van Hem als Hij zegt: ‘Hoeren en tollenaars zullen nog eerder het Rijk Gods binnengaan dan velen die wij achten als correcte en voortreffelijke burgers.’

Universeel
Dat is in ieder geval de kernboodschap van deze parabel: oordeel niet te vlug, en vooral, veroordeel niet te vlug want je kan er compleet naast zitten. En terwijl je die parabel herleest valt nog maar eens op hoe tijdloos het Evangelie is. Terwijl andere godsdiensten zich vaak verliezen in het opstellen van regels over hoe je moet eten en wat je mag eten, hoe je je moet kleden, wanneer en hoe vaak je moet bidden, hoe je je moet wassen zelfs … Bij Jezus vind je daar niets van terug. Bij Hem, geen regelgeving. In plaats daarvan wijst Hij naar onze bestemming, naar het doel van ons leven: het steeds dichter naderen tot God-die-Liefde-is. En Hij legt daarbij onze ziel bloot en toont ons wat ons daarbij helpt en wat ons tegenhoudt. Wat Hij ons zegt is volmaakt tijdloos en universeel. Je kan Hem nooit onder een of ander politiek of cultureel hoedje vangen. Wat Jezus van ons vraagt is dat wij altijd zouden kiezen voor het goede, voor de liefde, voor het zorgzaam en tactvol omgaan met andere mensen. Of dat we tenminste ons best zouden doen om te groeien in die richting.

Groeikansen
Want ook dat vind je voortdurend bij Jezus terug. Wij krijgen tijd om te groeien. Je vindt bij Hem het milde geduld van Iemand die weet dat ik niet volmaakt uit de moederschoot ben voortgekomen. En die mij de tijd gunt om te werken aan mezelf, om te veranderen, om steeds meer te gelijken op de droom die God over mij heeft. Ook in dat milde geduld, in de kansen die Hij ons geeft om te veranderen, toont God zich de gans Andere. Wij zijn zo niet. Als wij regelmatig fouten maken in het beoordelen van anderen of er vaak zelfs helemaal naast zitten, dan heeft dat te maken met onze neiging om iemand te beoordelen op basis van dingen die wij van vroeger al van hem of haar menen te weten. Je krijgt dan zo’n houding van: “Ach, ach, hij gaat ook nog eens iets zeggen. Ik kan al op voorhand denken wat hij gaat zeggen, ik ken hem: altijd hetzelfde gezever.” En soms denk je dat terecht.

Veranderen kán
Maar je merkt dan wel niet dat je zelf door vooroordelen gestuurd wordt. Je merkt wel het geblokkeerd zijn bij de ander maar niet je eigen verstarring. En die belet je dan te zien dat die ander misschien wel anders geworden is, anders denkt en anders handelt dan vroeger. Maar jij merkt het niet. Je “kent” hem immers. Mij maakt hij niets wijs. Welk een verrukking nochtans, te mogen zien dat mensen soms echt veranderen. Want mensen kunnen veranderen, mensen kunnen “een heel ander mens worden”. Soms abrupt, na een tragisch gebeuren, soms door langzame groei. Maar welk een plezier doet je dat toch als je dat kan vaststellen in je naaste omgeving.

Bres in de wal
Er is echter iets dat je nog gelukkiger kan maken in dit verband. Soms merk je dat mensen niet veranderen, maar dat jouw kijk op hen grondig verandert. Soms zie je hoe iemand die je in het verleden nauwelijks opmerkte heel bekwaam is op een welbepaald terrein. Of dat een man waarvan je dacht dat hij van toeten of blazen wist, eigenlijk best wel bekwaam en verstandig is. Of dat die collega veel aangenamer, of die vrouw veel sterker, of dat kind veel liever is dan je tot dan toe had gedacht.
Als het gaat om één persoon waar je een andere kijk hebt op gekregen, dan is dat best leuk en aangenaam. Maar als het gaat om meerdere mensen die je op korte tijd anders gaat bezien, dan is dat helemaal mooi. Want dat betekent dat niet zij, maar dat jij bent veranderd en gegroeid. En dat er weer een muurtje rond je heilige ik omvergevallen is.


God: iemand anders
ma 25 september '17

Zondag 24 september 2017 – 25ste zondag door het kerkelijk jaar A

Goddelijke almacht kan nooit betekenen: de macht om iets te doen dat intrinsiek onmogelijk is, dat met zichzelf in tegenspraak is. God werkt nooit onredelijk. We kunnen God wonderen toeschrijven, maar geen onzin.
Als iemand zegt: “God kan een schepsel een vrije wil geven en tegelijk het de vrije wil onthouden”, dan is dat onzin. En zinloze uitspraken worden niet ineens zinvol door er “God kan” voor te zetten. Onzin blijft onzin, zelfs als we het over God zeggen.

Redelijkheid
De schepping, de materie, is van een zodanige aard dat ze nooit altijd en overal voor ieder op elk moment als leuk en nuttig kan ervaren worden. Dat kan niet anders. De vaste eigenschappen van de materiële werkelijkheid maken dat ze niet altijd voor ieder op elk moment even gerieflijk en ideaal is. Moest hout zacht en plooibaar zijn, dan zouden wij er geen dakbalken, meubelen en werktuigen mee kunnen maken. Het feit dat hout hard is maakt anderzijds dat wij er elkaar ook het hoofd mee kunnen inslaan.
Als ik naar het dorp fiets en de wind in de rug heb, dan wil dat automatisch zeggen dat diegene die in de tegenovergestelde richting fietst tegen de wind in moet trappen. Als het waar is dat mensen een vrije wil hebben, dan is het even waar dat ze dus de mogelijkheid hebben om te kiezen voor kwaad en misdaad. En als je aandachtig de natuur bekijkt, dan kom je al vlug tot de conclusie dat leven en dood hand in hand gaan, dat het ene niet mogelijk is zonder het andere. Dit alles om te zeggen dat wij niet te vlug moeten klaarstaan met oordelen als toestanden en gebeurtenissen niet altijd voordelig voor ons uitpakken. De wereld is zoals hij is, en waarschijnlijk is dat ook goed zo. Dat de werkelijkheid zo zou kunnen worden ingericht dat ze ons allen op elk moment goed uitkomt, is absurd en onmogelijk.
Wij zouden ons veel ellende en frustraties kunnen besparen door gewoon te aanvaarden dat de wereld is zoals hij is en niet zoals wij zouden willen dat hij is. Voor christenen komt er bovendien nog iets heel belangrijks bij: voor christenen is de schepping een liefdesdaad van God. En ook al begrijpen wij niet alles, wij geloven vast dat zijn liefde en zijn goedheid aan de basis liggen van alles wat bestaat. Zijn wegen zijn inderdaad niet onze wegen en zijn gedachten niet de onze. Maar ook al begrijpen we niet altijd wat ons overkomt, noch de wegen die Hij met ons gaat, wij vertrouwen er vast op dat Hij dat wél weet. En dat Hij ons draagt en koestert en heel goed weet wat Hij doet.

Moeilijk
Geloven is een ander woord voor vertrouwen. Wij vertrouwen erop dat bij alles wat ons overkomt in onze superindividuele omstandigheden, wij geborgen zijn in zijn hand. Dat Hij ons draagt en koestert, ook als lijden vertwijfeling meebrengt en vertrouwen moeilijk maakt. Maar hoe zouden wij die goedheid van God kunnen begrijpen als ons iets ergs overkomt? Immers, ook als ons allerlei geluk te beurt valt spreken wij al vlug van “onverdiend” en “onrechtvaardig”. Denk aan de werkers van het 1ste uur en die van het 11de uur in de parabel van daarnet. Wij kunnen het gewoon niet vatten, Gods handelen stoort zich niet aan onze maatstaven en dus begrijpen wij niet altijd wat Hij doet. De bekende historicus Henri Guillemin vertelde eens hoe zijn zoon op sterven lag. De artsen hadden geen enkele hoop meer gegeven. De volgende dag echter bleek het kind op wonderbaarlijke wijze genezen. En een bevriend priester vertelde Guillemin dat hem dat niet verwonderde omdat hij, samen met anderen, de hele nacht voor het kind gebeden had. En Guillemin, nochtans gelovig katholiek, zegt daarop: “Ik kan het niet geloven. Want waarom mijn kind wel en zoveel duizenden anderen op de wereld niet?”

Waarom?!
En toch geloven wij vast dat dat kan. Dat Gods goedheid zich door ons denken en door onze maatstaven niet laat inperken. Wij kunnen God nooit helemaal vatten. Niet als het ons slecht gaat, maar ook niet als het ons goed gaat. Maar toch vooral als het ons slecht gaat. Wij zeggen nogal vlug: “Waarom ik? Waarom altijd weer ik, waarom moet ik dat nu weer meemaken, hoe onrechtvaardig is dat nu!” Maar wanneer ik naar mezelf kijk en zie hoeveel mensen die veel gezonder en oplettender geleefd hebben dan ik, ziek en beperkt door het leven gaan of zelfs vóór hun jaren gestorven zijn, dan moet ik toegeven dat dát ook “onrechtvaardig” is. En dan is de waaromvraag weer groot. Het simpele feit ligt daar dat Gods wegen, gedachten en beweegredenen aan onze rede ontsnappen. Het enige wat wij hebben is ons geloof, ons vertrouwen dus, dat alles wat Hij met ons onderneemt uit liefde en goedheid geboren wordt. Wij begrijpen niet altijd de wegen die Hij ons laat gaan. Maar het zijn alleszins wegen die leiden naar Hem, de bron van alle liefde en goedheid.


Over vergeven
ma 18 september '17

Zondag 17 september 2017 – 24ste zondag door het kerkelijk jaar A

Vorige week ben ik geëindigd met een soort boutade. Ik zei toen dat als je echt van iemand houdt, je vlugger geneigd zal zijn om zijn of haar fouten te vergeven.
En, sterker nog, dat een deel van jezelf opgelucht en dankbaar is dat diegene waar je van houdt ook steken laat vallen en af en toe ook al eens blundert.
Wij steken nu eenmaal psychologisch zo in elkaar dat mensen in onze omgeving die daar alleen maar volmaakt staan te wezen, ons erg onzeker maken. En dat mensen, ook vrienden, die nooit eens een foutje maken, ons heimelijk heel erg op onze zenuwen beginnen te werken.
Mensen waar we erg op gesteld zijn mogen dus al eens een steek laten vallen. Ze bewijzen daarmee alleen maar dat ze mensen zijn, en geen postkaarten.
En wij vergeven hun zonder veel moeite.

Woede
Iets heel anders wordt het wanneer een fout wordt begaan door iemand die we niet zo leuk vinden. Zeker wanneer we zelf de klos zijn en wij ons benadeeld of beledigd voelen door iemand waar we weinig of helemaal geen sympathie kunnen voor opbrengen.
In dat geval is het kot te klein en zijn wij in alle staten.
In dat geval is er geen enkele ruimte voor gedachten aan vergeving en verzoening, alleen maar voor duistere gevoelens van gekwetste trots.
Alsof er een laaiend vuur in ons brandt dat uit is op keihard terugslaan, op wraak en genoegdoening.
Ook dat zit in ons, ook dat behoort tot onze psychologische uitrusting. Ook dat hebben we te danken aan de evolutionaire krachten die ons gevormd hebben. Binnen de evolutie heeft dat zijn functie gehad en die heeft het nog steeds, maar het speelt ons ook parten.
Wat ik wil zeggen is dat wij daar geen schuldgevoelens moeten over hebben. Dat wij woedend reageren als wij zwaar tekort worden gedaan, dat is iets waar wij geen schuld aan hebben, wij steken nu eenmaal zo in elkaar. En de christelijke eis om te vergeven slaat dus nooit op het feit dat wij woedend worden. Want dat is een kracht die wij niet kunnen controleren. Maar wel is belangrijk hoe wij daarmee omgaan, wat wij ermee doen.
En dat zal natuurlijk verschillen van geval tot geval en van de grootte van het vergrijp en de intensiteit van onze woede.

Eis
Maar de christelijke eis tot vergeving is inderdaad een eis, je kan er niet omheen.
Voor Jezus is het vergeven van je naaste zelfs een voorwaarde om zelf van God vergeving te krijgen voor je eigen fouten.
Vergeving schenken is zonder twijfel de meest kenmerkende houding van een christen. Je vindt dat niet of veel zwakker terug in andere godsdiensten en levensbeschouwingen. Je vindt dat zelfs helemaal niet terug in ons rechtssysteem waar we nochtans – terecht – fier over zijn.
Ons rechtssysteem voorziet alleen in straffen voor overtreders. Het kan in die uitvoering van straffen heel laks zijn, maar “vergeven” kent het niet.
Andere godsdiensten zullen dan weer meer de nadruk leggen op rechtvaardigheid. Alleen in het christendom staat vergeven echt centraal.
André Cools bv., de vroegere leider van de Waalse socialisten, had dat heel scherp gezien toen hij indertijd, in zijn eigen typische machostijl, eens verkondigde: “Moi, je ne pardonne jamais! Je ne suis pas chrétien.”

Verruimend
Vergeven mag overigens wel een beetje soft klinken, volgens nogal wat geleerden ligt die typisch christelijke vergeving aan de grondslag van het feit dat juist binnen de westerse cultuur de wetenschap zo’n hoge vlucht genomen heeft.
Want vergeven is natuurlijk oneindig veel meer dan alleen maar zeggen: zand erover.
Vergeven doorbreekt een patstelling. Vergeving doorbreekt het totaal onvruchtbare gebekvecht om het eigen gelijk. Vergeving doorbreekt de verstarring, schept toekomst, gooit horizonten open. En schept daardoor kansen voor nieuwe inzichten, voor het integreren van andere opvattingen en voor het nuanceren van wat tot dan toe voor absoluut vaststaand werd gehouden. Het is eigenlijk een heel erg wetenschappelijke houding …

Lakmoesproef
Oké. Maar wat dan met mensen die geen vergeving willen? Je weet bv. telkens als je er als priester een parochie bijkrijgt, dat daar enkele mensen rondlopen die je niet moeten hebben. Ook al hebben ze je nog nooit gezien en nog minder met je gesproken. Gewoon omdat je, puur door daar te komen, op een of andere manier hun eigen plannen dwarsboomt.
Ieder van u kan hier in z’n eigen werkkring voorbeelden van terugvinden. Zulke mensen kunnen je grondig haten zonder dat je ze ooit bewust een strobreed in de weg gelegd hebt. Zo iemand kan je moeilijk vergeven, want dat vraagt hij ook niet.
Ik denk dat voor mensen die absoluut niet zitten te wachten op je vergeving, die absoluut geen verzoening willen en bij wie elk gebaar van jouw kant de woede bij hen alleen maar doet toenemen, hen negeren de enige weg is.
Negeren klinkt zwak en passief. Maar in het negeren ligt ook de essentie van vergeven. En dat is: geen wraak nemen.
Soms is dat het enige christelijke wat je kan doen: geen wraak nemen.
Maar dat moet je dan ook doen. Geen wraak nemen is niet alleen essentieel bij het vergeven, het is ook het bewijs dat je echt vergeven hebt.


Je broer terechtwijzen
ma 11 september '17

Zondag 10 september 2017 – 23ste zondag door het kerkelijk jaar A

Misschien kunnen wij eens nader ingaan op die eerste zin uit de evangelielezing van vandaag: ‘Als uw broer gezondigd heeft, wijs hem dan terecht’. De typisch christelijke verplichting om je broeder te vergeven (‘7 maal 70 maal!’) heeft dus niets vandoen met de hedendaagse toegeeflijkheid (’t is allemaal niet zo erg, het is waarschijnlijk zelfs niet eens zo slecht bedoeld). Laten wij echter, om elk misverstand te vermijden, beginnen met te bevestigen dat vergeving, misschien nog meer dan de liefde, het meest kenmerkende begrip van het christendom is.
Geen enkele andere godsdienst of levensbeschouwing hecht zoveel belang aan vergeving als het christendom. Vergeving schenken aan wie tegen je misdeed is zelfs een voorwaarde om zelf vergeving te krijgen bij God.
‘Want als gij niet de mensen hun fouten vergeeft, zal ook uw hemelse Vader uw fouten niet vergeven’ (Matteüs 6, 15). Zo staat het er onomwonden. Je kan er niet omheen.

Breed?
Dit gezegd zijnde echter is het duidelijk dat je de fouten, ook die van anderen, serieus moet nemen. Je mag er je niet zomaar vanaf maken met te zeggen: ’t is allemaal zo erg niet, zand erover, propere lei. Want die erg moderne houding mag dan al heel breeddenkend lijken, in feite is het een toedekoperatie, een gemakkelijkheidsoplossing die alleen maar in schijn een oplossing is. Men dekt de fouten van anderen toe, men ‘stapt erover’, uit praktische overwegingen. Je moet immers verder kunnen leven en werken met die ander en hem zijn fouten voorhouden hypothekeert de toekomstige samenwerking. Maar als je iemands fouten toedekt, zonder dat je ze vergeven hebt, dan zal die manier van doen de samenwerking of de relatie nog veel meer belasten. Je moet hier een moeilijke keuze maken.
Iemand terechtwijzen, iemand vlakaf zeggen: ‘Dit kan niet wat jij doet’, dat valt zelden in goede aarde, je wordt daar niet populair van. Op termijn is het echter zonder de minste twijfel het beste dat je kan doen. En dat geldt trouwens voor alle ogenschijnlijk harde eisen en aanbevelingen van Jezus. Zij geven altijd de meest wijze weg en de beste keuze aan. Zowel voor het individu als voor de samenleving.

Libertijns
De gemakkelijkste en leukste weg is zelden de goeie weg. Je ziet dat ook met de moraal in het algemeen. In onze tijd wordt enorm veel gepraat over normen en waarden. In de praktijk echter glijden wij steeds meer af naar het puur libertijnse ‘alles moet kunnen en alles moet mogen’. Concreet houdt dat in dat je verleid wordt om zowat alle vroegere regels van moraliteit te zien als inderdaad iets van vroeger: oubollige hindernissen, die je beletten van het leven te genieten. En dat je nu volledig vrij bent om te genieten van alles wat je meent nodig te hebben voor je persoonlijke ontplooiing en je persoonlijke pleziertjes. Leve de vrijheid. De enige beperking die je hebt is de vrijheid van anderen. Doe wat je wil, je bent daar helemaal vrij in, maar je mag niet anderen hinderen in hun vrijheid om ook te doen wat zij leuk vinden. Dat ziet er natuurlijk allemaal heel aantrekkelijk uit, maar je moet niet heel slim zijn om in te zien dat een maatschappij waarin iedereen vooral met zijn eigen pleziertjes bezig is uiteindelijk helemaal instort. En dat ook het individu en zijn relaties er aan kapot gaan.

Beide
De levenshouding die Jezus aanprijst daarentegen, heeft zijn duurzaamheid bewezen. En een van zijn adviezen is dat je je broeder die tegen je misdaan heeft ook terechtwijst, i.p.v. te doen of je neus bloedt en het feit te negeren.
De reden is deze: je moet voorkomen dat de ander inderdaad ook gaat geloven dat wat hij deed helemaal niet erg is. En zijn fouten herhaalt.
En je moet ook voorkomen dat jij wel doet of je het allemaal zo erg niet vindt, maar je hem niet hebt vergeven en onderhuids de wrok groeit …
Om het dus gezond te houden is het noodzakelijk dat je:
1. De ander duidelijk wijst op zijn fout: wat jij deed kan echt niet.
2. Maar daarna moet je hem of haar ook echt vergeven.
De twee horen wezenlijk samen. Tezamen (en alleen tezamen) breken zij de toekomst open en kunnen we echt met een propere lei verdergaan. Het spreekt natuurlijk vanzelf dat we het hier hebben over ernstige fouten. Je moet ook niet over elke prul struikelen en vragen om het ‘uit te praten’. Over sommige dingen moet je gewoon heenstappen. Maar voor ernstige zaken is vergeven echt belangrijk.

Echt vergeven
Eigenlijk kan je alleen maar vergeven als je leert te houden van mensen zoals ze zijn, met al hun fouten en gebreken. Als je leert leven met de gedachte dat zelfs je beste vriend, dat zelfs het meest aanbeden wezen, fouten maakt en gebreken heeft. Als je die fouten en gebreken insluit in je genegenheid voor haar of voor hem, pas dan kan je ook de moed opbrengen om eerlijk die fouten ter sprake te brengen en ze ook echt te vergeven.
Wat is echt vergeven? Echt vergeven, dat is de fout nooit meer ter sprake brengen, ze de ander niet nadragen, maar je hoeft ze ook niet per se te vergeten. Integendeel, je sluit, zoals gezegd, de fout in, in je genegenheid.
Je bent er bijna blij om omdat je weet: ik hou van een mens. Niet van een beeld of een schilderij, maar van een mens.


De veiligheid van de hel
ma 04 september '17

Zondag 3 september 2017 – 22ste zondag door het kerkelijk jaar A

Enkele dagen geleden, op 28 augustus, vierden wij het feest van de heilige Augustinus. De gedachten van deze reus uit de kerkgeschiedenis zijn tijdloos en zijn werken lezen duizendzeshonderd jaren na zijn dood nog altijd of ze gisteren zijn neergeschreven. Beroemd zijn de woorden van hem: “Wij dorsten naar u omdat Gijzelf ons dorstig hebt gemaakt”. En: “Onrustig is ons hart, tot het rust gevonden heeft in U”. Misschien is dit wel de beste omschrijving van wat een christen en een gelovige in het algemeen, bezield en gaande houdt. Een gelovige, die per definitie ook een Godzoeker is, is iemand die in zijn diepste wezen een verlangen heeft ontdekt naar God, naar Iemand die hem volledig overstijgt. Iemand waarop zijn diepste kern gericht staat en waardoor hij wordt aangetrokken, die hem intrigeert en bezighoudt. Iemand waarvan hij vermoedt dat Hij het antwoord is op zijn laatste vragen en de vervulling van zijn diepste verlangens.

Probleem
Als er nu iets is dat alle mensen gemeen hebben, alle mensen, gelovigen en niet-gelovigen, dan is het wel hun verlangen naar vrijheid, ontplooiing en gelukkig zijn. Als je dan, wat christenen doen, gelooft dat onze ziel, onze wezenskern, helemaal gericht staat op Hem die ons geschapen en gewild heeft, dan geloof je ook dat onze vrijheid, onze ontplooiing en ons geluk helemaal gelegen zijn in het in overeenstemming brengen van ons leven met datgene wat God van ons wil. En dat zorgt uiteraard wel voor een probleem. Tenminste als het gaat om de God van Jezus. Zolang je immers een volgeling bent van Bacchus, de God van de wijn, of van Venus, de godin van de lichamelijke liefde, of van Mammon, de god van het geld, geloof je graag dat godsdienstig zijn je vrijheid, je ontplooiing en je geluk bevordert.
Heel anders wordt dat natuurlijk als je volgeling van Jezus bent. Volgeling van iemand die van je vraagt dat je je levensgeluk zou vinden in het beminnen van je medemensen. En die zelf de dood inging opdat wij zouden leven …

Vragen
Wat dat betreft kan niemand het je natuurlijk kwalijk nemen dat je met serieuze vragen zit. Kan het nu echt dat ik op die manier gelukkig wordt?
Is dat niet een beetje masochistisch? Het zijn vragen die je niet alleen zelf stelt maar waar ook alle andere mensen mee zitten. Vooral nu de welvaart, het comfort en de geneeskunde er voor zorgen dat je niet langer gedwongen “beperkt” bent. In vroeger eeuwen móest je gewoon sober leven en moesten de mensen elkaar helpen. Een schaarste-economie laat je geen andere keuze. Een vriend van mij zei vroeger altijd: “Je moet niet roemen op je kuisheid als je zo lelijk bent als de nacht”. En zo moet je ook niet prat gaan op je matigheid als de omstandigheden je dwingen om met weinig rond te komen. Maar in een tijd van toegenomen welvaart en comfort is matigheid een echte keuze en, zoals onze tijd heel duidelijk laat zien, weinig aantrekkelijk.

Levenslustig
Wij gaan daar als christenen zeker niet knorrig of afkeurend over doen. Het is heel begrijpelijk dat mensen, nu ze de kans hebben, ten volle willen genieten van de mogelijkheden die de welvaart hun voor het eerst in de geschiedenis te bieden heeft. Christenen moeten zelfs de laatsten zijn om daar moeilijk over te doen. Speciaal de katholieken onder hen hebben altijd een nogal “brede” kijk gehad op “les bonnes choses de la vie”. Als we er te veel en te vaak van genoten was (en is) dat wel zonde maar we zijn daar nooit echt zwaar onder gebukt gegaan, want er was ook altijd nog de Biecht.
En de heiligen die wij bewonderen mogen dan al sterk geweest zijn in zelfverloochening en ascese, maar al van in het begin hebben wij hen jaarlijks gevierd met optochten, kermissen en danspartijen. En al hebben wij dan van onze joodse broeders het vasten overgenomen, wij hebben er ook onmiddellijk karnaval tegen aangeplakt. Katholieken hebben van nature een levenslustige kijk op de dingen, een eerder joyeuze kijk op de goede dingen van het leven. Geen enkel van de aardse genietingen is voor hen slecht op zich. Geen enkel voedsel, geen enkele drank d’office verboden.

Hel
Maar juist daarom moeten wij dubbel zo goed opletten dat wij dáár onze boontjes niet op te weken leggen. Want het echte doel van ons leven, onze ontplooiing en ons geluk, ligt bij God. Het doel van ons leven kan alleen maar zijn: steeds dichter te naderen tot God, d.w.z. uit te groeien tot mensen die hun diepste geluk vinden in het liefdevol omgaan met anderen. Ook als dat soms pijn doet. Want je openstellen voor de liefde brengt onvermijdelijk ook lijden met zich mee. Liefde gaat niet zonder pijn. Het alternatief is echter een leven alleen maar voor jezelf. Leegheid en eenzaamheid, bedolven onder glitter en lawaai. De enige plaats, zegt E.S. Lewis, waar je veilig bent voor het leed dat liefde met zich meebrengt is … de hel. En, hoe vreemd dat ook moge klinken, alles wijst erop dat het inderdaad zo is: de enige manier om veilig te zijn voor het leed dat liefde met zich meebrengt is je volledig afschermen van elke vorm van liefde. En dat is de hel.


Je eigen mening vormen
ma 28 augustus '17

Zondag 27 augustus 2017 – 21ste zondag door het kerkelijk jaar A

Onlangs zei iemand mij: eigenlijk is het feit dat je christen bent iets heel relatiefs. Als jij in Japan geboren was, dan was je nu naar alle waarschijnlijkheid een boeddhist of een shintoïst. Dat is ongetwijfeld juist. Als Etienne Vermeersch in Djakarta geboren was, dan was hij nu vermoedelijk een vrome moslim. En als mijn huisdokter in het Braziliaanse regenwoud geboren was, dan was hij daar bijna zeker de plaatselijke tovenaar. En -om het met een echt Zoutleeuwse boutade af te sluiten- als mijn moeder met de koning was getrouwd, dan was ik nu prins Lucien.
En dat is allemaal juist. Maar dat zijn allemaal vaststellingen en beweringen, maar geen argumenten. Het hedendaagse atheïsme staat overigens helemaal bol van dat soort beweringen die geen argumenten zijn.

Overtuiging
Natuurlijk heeft het feit dat ik geboren ben binnen een christelijke cultuur en in een christelijk gezin, iets waar ik niet voor gekozen heb, een enorm grote rol gespeeld in het tot stand komen van mijn christelijke overtuiging.
Maar – en misschien staan wij daar niet genoeg bij stil – dat geldt voor al onze overtuigingen. Wij hebben er niet voor gekozen ze te hebben.
Natuurlijk is de beginsituatie, het milieu waarin ik geboren ben, sterk oriënterend. Maar daarna komen de mensen die ik ontmoet, de boeken die ik lees, de positieve en de nare ervaringen die ik opdoe in het leven, en al die dingen te samen vormen mijn eigen overtuigingen. En die kunnen zeer goed helemaal ingaan tegen wat je normaal gezien van mijn “afkomst” zou mogen verwachten. Zeker in een maatschappij als de onze, waar je volop de kans en de mogelijkheid krijgt om vertrouwd te worden met andere levensopvattingen en overtuigingen, kan je intellectueel volkomen eerlijk kiezen voor je christelijke overtuiging. Ook al is je familie al katholiek van in de tijd van Asterix en Obelix.

Kiezen
Het is zelfs gemakkelijker om overtuigd christen te zijn als je de kans kreeg om andere overtuigingen beter te leren kennen. Zolang een levensopvatting onbekend is kan ze intrigeren en kan je geneigd zijn, afhankelijk van je karakter, om er allerlei positieve dingen in te vermoeden. Maar hoe beter je ze leert kennen, hoe meer je terug geboeid kan geraken door je eigen christelijk geloof. Bij mij was dat althans het geval. Ik ga nu niet de fout maken van Gwendolyn Rutten en zeggen dat onze eigen opvatting superieur is. Maar het is wel duidelijk dat het christendom met zijn centraal stellen van liefde, vergeving en zorg voor mensen, uniek mag genoemd worden. Samengevat: je kan dus wel degelijk heel bewust kiezen voor het christelijk geloof. Ook als je uit een christelijk milieu komt en christelijk bent opgevoed. Hoe meer je andere levensopvattingen leert kennen en ze vergelijkt met je eigen geloof, hoe meer je beseft dat het christelijk geloof wel een heel aparte plaats inneemt in dat bijzonder kleurrijke geheel. En hoe groter de kans dat de schoonheid ervan je zo aanspreekt dat je er heel bewust voor kiest.

Doel
Volgens het christendom is God, Liefde. En dat is meer dan zomaar een statement. Daaruit volgt immers de centrale stelling dat het doel van het leven van een mens, zijn ultieme ontplooiing, ligt in het uitgroeien tot een liefdevol wezen. En dat uitgroeien tot een liefdevol wezen, dat wordt niet bereikt door het naleven van allerlei geboden en verboden, niet door ascese, door jezelf te pijnigen, noch door het ontvluchten van elke pijn via meditatie, maar door je open te stellen voor God. Je door Hem beetje bij beetje te laten omvormen tot iemand die zijn levensgeluk vindt in het liefdevol omgaan met mensen en met de hele schepping. Om je echter voor God te kunnen openstellen, moet er eerst nogal wat puin geruimd worden. Er steekt, vanaf onze kindertijd, zoveel opgehoopte pijn en kwaadheid in ons, dat wij gewoonlijk niet bekwaam zijn om zomaar te functioneren als liefdevolle wezens. En ook op dat punt moet God ons helpen.

Diepe genezing
God moet ons helpen om te vergeven. En zo komen we bij het tweede basisbegrip van het christendom: de vergeving. God moet ons steeds meer bekwaam maken om heel diep te vergeven, al de mensen die ons ooit hebben pijn gedaan, vernederd, belachelijk gemaakt en ons daarmee hebben getekend voor het leven. Wij moeten hen oprecht vergeven. Ook diegenen waarvan wij ons niet eens bewust zijn dat zij ons ooit hebben pijn gedaan. Wij kunnen pas uitgroeien, worden zoals wij bedoeld zijn, als wij iedereen vergeven die ons ooit heeft pijn gedaan. Vergeven, niet verontschuldigen of vergoelijken, maar vergeven. Alleen dan kunnen wij echt liefdevolle mensen worden, ons helemaal ontplooien en gelukkig zijn.
Hoe uniek is dit toch, vergeleken met andere geloven. En hoe helemaal haaks staat dit toch op de leegte die ons dagelijks tegemoet walmt vanuit de media: altijd maar bezig zijn met jezelf. Ik vind die christelijke visie op liefde en vergeving zo mooi dat ik daarom alleen al volgeling van Jezus zou worden. Jezus – en dat is het sluitstuk van ons geloof – van wie wij aannemen dat Hij niet zomaar een groot leraar of profeet was maar Godzelf is, in de gestalte van een mens.


De cultuur van het narcisme
ma 21 augustus '17

Zondag 20 augustus 2017 – 20ste zondag door het kerkelijk jaar A

Misschien is het selfie-verschijnsel, het nemen van foto’s van jezelf, wel het meest onthullende symbool van het groeiend narcisme in de westerse samenleving. Ik werd er voor het eerst met mijn neus op gedrukt, enkele jaren geleden op het Sint-Pietersplein te Rome toen wij daar met een groep parochianen op bedevaart waren.

Raar
Zoals paus Franciscus dat blijkbaar gewoon is reed hij in zeer kleine rondjes door de menigte om toch maar zoveel mogelijk mensen bijna persoonlijk te ontmoeten. Maar tot mijn verbazing keerden, op het moment dat de paus langskwam, opvallend veel mensen zich met hun rug naar hem en namen ze met hun toestel op zo’n metalen staaf een foto. Want een foto van mij met daarachter de paus is blijkbaar veel opwindender dan de ontmoeting zelf. Ik denk dat dat de kern van de zaak is: “Ik ben ongelooflijk belangrijk”. En bekende personen en monumenten worden herleid tot decorum, tot achtergrond bij mijn optreden. Tegenwoordig zie je ook mensen in restaurants foto’s nemen van wat ze gaan eten en dat doorsturen via facebook. Want buiten zitten velen natuurlijk ademloos te wachten op deze belangrijke informatie. Je kan daar misschien de schouders voor ophalen, maar als ons individualisme nog verder afzakt naar puur narcisme, dan gaat uiteindelijk heel het sociale weefsel kapot en stort onze samenleving in.

Oplossing?
Je kan het natuurlijk ook meer stoïcijns bekijken, zoals onlangs nog een filosoof en hoogleraar in de psychiatrie verklaarde: uiteindelijk lost dat zichzelf op. Het probleem is té veel welvaart en een té lange periode van vrede, zei hij. Het Romeinse Rijk heeft hetzelfde meegemaakt. Als er straks weer oorlog komt zijn de mensen wel verplicht om opnieuw zorg te dragen, zich zelfs op te offeren voor elkaar. Dat doet me denken aan diegenen die zeggen: als er morgen oorlog is zitten de kerken terug vol. Maar moeten wij niet juist met al de kracht en vindingrijkheid die in ons is werken om die oorlog te voorkomen, juist door dat krankzinnig hollend individualisme tegen te gaan en niet alleen oog te hebben voor het lachwekkende maar ook voor het gevaar van ons groeiend narcisme?

Mythe
Want naar alle waarschijnlijkheid staan we veel dichter bij oorlog dan wij doorgaans denken. En dan heb ik het niet over president Trump of over de gevaarlijke gekken die op vele plaatsen in de wereld aan de macht zijn.
Maar over het feit dat onze altijd stijgende welvaart, dat altijd-maar-meer niet kan blijven duren. Over het feit dat onze westerse rijkdom voor een groot stuk gebouwd is op vervuiling, uitputting van de natuur en uitbuiting van mensen. Zelfs als je daar geen morele bedenkingen zou bij maken, weet je gewoon dat dit niet kan blijven duren. Wij zijn de laatste generatie die het beter heeft dan de vorige. Die ná ons komen zullen het met minder moeten doen. Ik vind dat niet zelf uit. Gezaghebbende economen zijn daarin formeel: de mythe van de eindeloos stijgende welvaart tot in de eeuwen der eeuwen, dat is inderdaad een mythe. De werkelijkheid die er aankomt is anders. Je kan je bang afvragen wat die werkelijkheid van “vanaf nu moet het met minder” gaat aanrichten bij een generatie die van in de wieg als het ware geprogrammeerd is om te consumeren en te genieten, om altijd maar meer en altijd maar beter te verwachten. Als wij niet heel sterk gaan werken aan een andere mentaliteit, dan komt dat niet goed.

Modellen
Wij moeten terug leren om aanzien te halen uit wat wij betekenen voor de gemeenschap in plaats van het te zoeken in wat ons onderscheidt van de gemeenschap, in wat ons onderscheidt van de andere mensen. De grootte van onze wagen, ons huis en ons zwembad. Wanneer een hedendaagse westerse toerist op vakantie een rijkelijk versierde kerk binnengaat, dan zijn daar onmiddellijk gevoelens van verontwaardiging: moet dat nu, al die rijkdom? Die verontwaardiging is om te beginnen veel minder nobel dan ze lijkt, maar bovendien heeft ze vooral te maken met onbegrip. De moderne westerling kan er niet meer bij dat een rijke koopman heel veel geld gaf aan een schilderij van een heilige, omdat het de patroon was van zijn gilde.
Of dat een schoenmaker die goed geboerd had een glasraam betaalde, omdat het de kerk van zijn parochie was. Of een welstellende boer de voetbalkantine, omdat het de ploeg van zijn dorp was. Ze schonken dat niet aan de Kerk of aan het dorp, maar aan onze kerk, onze ploeg, ons dorp.
In Zoutleeuw (waar ik ooit uit de bloemkool ben gekomen) is er in de 19e eeuw ooit een volksopstand geweest toen een pastoor een volgeladen kar zilverwerk uit de kerk wilde verkopen om God weet wat voor werken te bekostigen. Die kar is nooit buiten het stadje geraakt. Na een welverdiend pakske slaag heeft die pastoor al het zilver netjes terug op z’n plaats moeten zetten.

Gemeenschap
Ik vermoed dat tegenwoordige opstandelingen onder het mom van “revolutie” en “de Kerk is rijk genoeg” dat zilverwerk gewoon mee naar huis zouden nemen. Toen niet. De mensen toen droomden niet zoals wij nu van een eigen jacht of een villa in Toscane maar die kerk, dat was hun kerk. En daar bleef iedereen vanaf, ook de pastoor. De mensen toen hadden een geweldig gemeenschapsgevoel. Als wij willen overleven moeten wij die gemeenschap terug herwaarderen. Een oud Chinees spreekwoord zegt: “Als er gras groeit in de tempel, bereid je dan voor op oorlog”. Overdreven individualisme leidt altijd naar jaloezie en agressie. Wij moeten ons terug veel meer richten op wat ons individueel persoontje overstijgt: wij moeten ons terug meer richten op ons gezin, onze familie, onze gemeenschap, op de natuur en op God. En eigenlijk weten we dat wel, en om je heen zie je stilaan tekenen die wijzen in die richting. En dat geeft hoop.


Vrees niet, Ik ben het
ma 14 augustus '17

Zondag 13 augustus 2017 – 19de zondag door het kerkelijk jaar A

De eerste lezing brengt ons vandaag het verhaal van de godsontmoeting die de profeet Elia heeft op de berg Sinaï, de Horeb, de berg waarop Mozes de 10 geboden ontving. Het is een merkwaardig verhaal, zeker voor het Oude Testament. Een Oud Testament, dat bijwijlen helemaal zwanger lijkt van overweldigende tekenen en gewelddadige scènes, van indrukwekkende natuurlijke en tegennatuurlijke fenomenen en ijzingwekkende oorlogstaferelen. Midden al dat kolkende gewoel blijkt de godsontmoeting zelf van een totaal andere orde te zijn. Al die indrukwekkende verschijnselen, al die uitingen van natuurlijk geweld en menselijke macht, zijn duidelijk begeleidende verschijnselen. Dáárin is God niet. Hier wordt duidelijk dat ze alleen maar opgevoerd worden om dát uitdrukkelijk te zeggen: daarin is God zeker niet.

Buitengewone
God is inderdaad van een heel andere orde, hij transcendeert volledig onze werkelijkheid, alles wat wij kunnen kennen of onderzoeken. Hij is de Gans-Andere. Hij is diep in ons en tegelijk overstijgt Hij ons volledig. Al van in de oertijd zoeken mensen Hem in buitengewone verschijnselen, in donder en bliksem. Ze zoeken Hem in opvallende natuurfenomenen of in verschijnselen die juist helemaal tegen de natuur ingaan en die als wonderbaarlijk en miraculeus worden ervaren. Bij Mariaverschijningen vind je dat ook altijd terug. Een donderslag bij heldere hemel, een bron die uit het niets begint op te wellen, de zon die naar beneden lijkt te tuimelen, een nooit geziene stortbui die onmiddellijk opdroogt, het zijn voor mij even zovele knipoogjes van de hemel. God weet dat wij rare snuiters zijn die houden van sensatie. Hij kent ons, Hij heeft ons tenslotte zelf gemaakt.

Poëtisch
Maar het is een soort hemelse mise-en-scène, al die verschijnselen zijn aandachttrekkers en hebben op zich geen enkele betekenis. Elia laat ze allemaal kalm aan zich voorbijgaan: donder en bliksem, storm, lawaai en gedruis: het beroert hem allemaal niet. Hij weet dat je in die dingen God niet moet gaan zoeken. Maar dan hoort hij het zachte suizen van een bries. En dan bedekt hij zijn gelaat, want hij weet dat God op dat moment
voorbijgaat. Het is een wondermooie en poëtische omschrijving van een godsontmoeting. Als God voorbijgaat word je helemaal vervuld van zijn aanwezigheid. Een omvormende aanwezigheid die je raakt tot in het diepste van je ziel. En toch lijkt het op het suizen van een zachte bries. Het is het meest overhoophalende, meest sensationele wat ons ooit kan overkomen, en tegelijkertijd in niets en op geen enkele wijze vergelijkbaar met iets wat wij doorgaans onder sensatie verstaan.

Gêne
En terwijl ik dit neerschrijf overvalt mij plots de drang om u op het hart te drukken dat ik in geen geval de indruk wil wekken dat ik regelmatig grote godsopenbaringen heb. En dat is verkeerd. Dit soort gegeneerd zijn van mij wijst erop dat die ouwe bombastische voorstellingen van godsopenbaringen taaie knapen zijn. We moeten daar komaf mee maken.
Mensen hoeven zich helemaal niet te generen om te zeggen dat ze soms Gods aanwezigheid in hun leven voelen. Via een gebeurtenis, een plots inzicht, een onverwachte troost. Moest God zich niet af en toe laten voelen in ons leven, dan zou hij ook gewoon weinig belang voor ons hebben. Wij moeten alleen maar ophouden met zijn aanwezigheid te verbinden met bombastisch vertoon want precies dáárdoor, door onze verkeerde verwachtingen, mislopen wij vaak de momenten dat Hij echt voor onze deur staat. Wij zien en voelen en horen Hem niet, gewoon omdat wij Hem heel anders verwachten.

Onmacht
Vaak denk ik zelfs dat verslaggevers van godsopenbaringen en godsontmoetingen, waaronder de evangelisten, zich nogal eens verliezen in het beschrijven van een wonderlijk decor omdat de ontmoeting zelf zo moeilijk te beschrijven valt. Iets gelijkaardigs vind je in de beschrijving van het leven van een heilige. Omdat de schrijver zelf geen heilige is, kan hij ook niet onder woorden brengen wat er omgaat in het hoofd en het hart van de heilige. En dus verliest hij zich maar in het uitgebreid verslag brengen over allerlei wonderlijke of op zijn minst opmerkelijke gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in het leven van een heilige. Dát kan je tenminste plastisch beschrijven en bovendien weet je dat dát vooral ook je lezers interesseert. Maar dat is zeker niet de kern, dáár gaat het niet om.

Nabijheid
Wanneer Jezus over het water wandelt of met één enkel dwingend gebaar de storm op het meer tot bedaren brengt, dan tart hij daarmee zowat alle wetten van de fysica, een heel knap stukje dus van magie en tovenarij.
Maar in werkelijkheid is het allemaal puur decorum. Wat de verhalen ons écht willen zeggen is dat Jezus ons altijd nabij is, ons nooit in de steek laat.
Ook als onze wereld lijkt in te storten, ook als wij van het ene ongeluk in het andere rollen, ook als het liefste in ons leven ons wordt afgenomen, ook als wij gekweld worden door ontroostbare bitterheid, dat dan, dat dan vooral, Hij ons nabij is, ons heel nabij is, ons draagt en van ons houdt.
En dat niet, dat nooit onze ellende het laatste woord heeft, maar Hij alleen.


Pagina's