Nieuws uit de parochie

De Schepping is nog bezig
vr 02 augustus '19

Zondag 28 juli 2019, zeventiende zondag door het jaar (jaar C)

Als er iets is dat je in bijna alle godsdiensten tegenkomt, dan is dat wel de idee dat God het goede beloont en het kwade bestraft. Je vindt die vergeldingsgedachte bijvoorbeeld heel sterk terug in het Oude Testament. Zoals vandaag in het verhaal over de ondergang van Sodom. God wil de stad vernietigen omwille van het door-en-door zondig gedrag van de inwoners. En Abraham wil het vergeldingsprincipe positief aanwenden en tracht God te overreden om de stad juist te sparen omwille van de rechtvaardigen onder de inwoners. “Al waren het er maar 10”.

Illusie
En toch denk ik dat die vergeldingsgedachte geen typisch godsdienstige gedachte is. Ik denk dat het eerder om een algemeen menselijke gedachte gaat, een verlangen, een wensdroom levend in iedere mens. Ook mensen die het atheïstisch geloof aankleven, mensen dus die geloven dat er geen God is, die zullen, wanneer hen totaal onverdiend iets heel ergs overkomt, verontwaardigd zeggen: “dat heb ik nu toch ook niet verdiend”.
Alsof er toch ergens een instantie moet zijn die zorg draagt voor een minimale vorm van rechtvaardigheid. Of dat, als die instantie er niet is, dat dan de kosmos zo in elkaar steekt dat -op één of andere manier- uiteindelijk het belonen van het goede en het bestraffen van het kwade, het “normale” is.
Maar ieder van ons beseft dat dit een wensdroom is die op geen enkele manier in de echte wereld bevestigd wordt.
Er is de schrijnende ongelijkheid tussen mensen al van bij hun geboorte, waarbij de ene mens wel geprogrammeerd lijkt om gezond honderd jaar te worden, terwijl de andere zijn korte leven voornamelijk zal doorbrengen in klinieken en sanatoria.
Als je dan bovendien ook nog denkt aan oorlogen, ziekten en natuurrampen, die ontelbare onschuldigen de miserie en de dood injagen, zonder ook maar het minste onderscheid tussen goed en kwaad bij de slachtoffers, dan besef je dat er niet zoiets is als een regulerend principe dat rechtvaardigheid in de hand werkt.

Bidden
Christenen geloven dat God liefde is. Omdat Jezus ons dat bijgebracht heeft.
Maar dat is een overtuiging die je alleen maar bevestigd kan zien met de ogen van het geloof. Met de ogen van het hart.
Tot die gedachte, de gedachte dat God liefde is, kom je zeker niet door het bestuderen van de natuur. Ook op dit punt moeten we toegeven dat God een mysterie is, dat wij Hem met ons verstand nooit helemaal begrijpen.
In feite kunnen wij God alleen maar naderen door te luisteren naar wat Jezus ons zegt en door ons voor Hem te openen in het gebed.
Ons gebed is inderdaad op de eerste plaats luisteren naar wat God ons wil zeggen.
Voor een christen is bidden vooral: op een heel vertrouwelijke manier omgaan met God, zoals een kind onbevangen praat met zijn papa.
Het gebed dat Jezus zelf ons geleerd heeft, wijst al van in het begin op een typisch christelijke houding in het gebed: de oneindig vertrouwelijke aanspreking van God met “vader, papa”.

Onaffe schepping
En onmiddellijk daarna wordt een tweede kenmerk van het christelijk gebed heel duidelijk in de zin: Uw rijk kome, Uw wil geschiede op aarde als in de hemel.
Wij gaan er dus van uit dat de wereld op zich God-loos is. Niet vóór God, niet tégen God, maar God-loos. En dat God in die wereld wil doordringen.
Dat Hij met zijn liefde in de wereld zichtbaar worden. En dat Hij ons daarvoor wil nodig hebben.
Als christen ga je er dus van uit dat de wereld, dat de Schepping niet af is, niet volmaakt is. Dat klinkt heel erg onorthodox omdat het suggereert dat God iets geschapen heeft dat niet-volmaakt is. Maar we moeten ons daar over zetten.
Paulus zelf zegt dat de wereld zucht en kreunt in barensweeën. M.a.w. de wereld is niet af. De Schepping is nog volop bezig.
En God wil via ons steeds verder in de wereld doordringen, Zijn liefde tastbaar maken in een wereld die zo’n nood heeft aan rechtvaardigheid, medelijden, liefde en ontferming. Nood heeft aan voltooiing.

Ultiem gebed
Wanneer ik bid als christen, dan vraag ik aan God om mij te kneden en anders te maken, opdat ik kan en wil helpen om de wereld anders te maken, beter te maken.
Bidden is, ten diepste, vragen aan God dat mijn wil steeds meer zou overeenkomen met zijn wil. Opdat mijn eigen leven en bijgevolg ook mijn omgeving en een klein stukje van deze wereld, ietsje meer beeld wordt van Hem.

Offers brengen
vr 19 juli '19

Zondag 14 juli 2019, vijftiende zondag door het jaar (jaar C)

Jezus, zegt Paulus, heeft ons de vrede gebracht. “Door zijn bloed op het kruis heeft Hij alles in de hemel en op aarde verzoend”. Het is een uitspraak die ons serieus op het verkeerde been kan zetten omdat ze lijkt te suggereren dat God, net zoals de vroegere heidense goden, moet verzoend worden met het brengen van offers.
Laat ons van in het begin kort en goed stellen dat dit zeker niet de christelijke visie is.

Conflicten
Wat is die visie dan wel?
Als je naar de menselijke geschiedenis en het menselijk samenleven kijkt, dan valt onmiddellijk op hoe on-verzoend onze wereld er bijligt.
Hoezeer wij mensen bijna constant met elkaar omgaan als concurrenten of zelfs als vijanden.
Hoezeer onze wereld overal en in alle tijden getekend wordt door conflicten en oorlogen, door uitbuiting en tirannie, door onderdrukking en geweld.
Ook als wij naar het leven van individuen kijken, ook als wij kijken naar wat er leeft in ons eigen hart, dan schrikken wij hoeveel woede, agressie, na-ijver en venijn wij daar soms aantreffen. Het lijkt onuitroeibaar, onontkoombaar, onoverwinnelijk.

Offers
En toch, er is een weg. De weg die Jezus ons gewezen heeft.
Een weg die ingaat dwars tegen al onze instincten en reflexen van zelfbehoud en egoïsme.
Een weg van liefde, mededogen en barmhartigheid. Het is de weg van het op zoek gaan naar elke mens die op één of andere manier in de kou staat, gemeden wordt, niet geteld wordt, arm, ziek of gewoon ongelukkig is.
Om die mens met aandacht en zorg te omringen.
Voor Jezus is dat de weg, die wij moeten gaan omdat God zelf vol liefde is, mededogen en barmhartigheid. Maar die weg gaan vraagt om offers.
Gewoon al het feit dat wij ons afkeren van onze biologische drang om voor onszelf te zorgen en alle anderen weg te duwen, vraagt al een serieus offer.

Noodzaak
Dat woord, offer, moet ons niet afschrikken.
Elk belangrijk feit in een mensenleven en in de mensengeschiedenis gaat gepaard met het brengen van offers. Er is gewoon geen vooruitgang mogelijk zonder offers.
Het lijkt een ijzeren wet te zijn, dat het daar zonder niet gaat.
Je moet zelfs niet eens grote prestaties willen leveren op wetenschappelijk, humanitair of sportief gebied.
Zelfs als je gewoon een zinvol leven wilt leiden, zal je offers moeten brengen. Sterker nog, ik denk dat als je je hele leven alleen maar bezig bent met genieten en zorgen voor jezelf, dat je dan aan het eind ervan alleen maar zal kunnen vaststellen dat je helemaal niet geleefd hebt.
Leven vraagt het brengen van offers.
Echt leven is beseffen dat het leven leuk én hard is. Dat leven, naast vreugde en plezier, ook tragiek en lijden inhoudt.
Zinvol leven is voor een christen tegen dat lijden ingaan. En dat vraagt offers.

Nieuw begin
Jezus is daarin onze leidsman. Hij is ons daarin voorgegaan met een consequentie die aan het onvoorstelbare grenst. Zijn leven was totaal gegeven zijn, alleen maar bekommert om het lijden, dat wezenlijk met het leven samenhangt, te bestrijden. En Hij deed dat, tot Hij er zelf voor aan het kruis geslagen werd.
Heeft Jezus met zijn kruisdood, met zijn uiterst consequent-zijn, de verzoening gebracht, de definitieve vrede gevestigd? Om je heen kijkend kan je alleen maar zeggen: neen.
Maar bij Hem begon het. Hij is de “Nieuwe Schepping”. In Hem kwam er een nieuw begin. Hij is de spil van een beweging die van Hem uit op gang kwam. Rond Hem verzamelen zich mensen uit alle volkeren en culturen, mannen en vrouwen, jong en oud, armen en rijken, geleerden en analfabeten, zieken en gezonden, goeden en slechten, maar allen mensen die vertrouwen op Gods liefde en barmhartigheid. En die in het spoor van Jezus, die liefde en barmhartige gestalte willen geven en die willen werken aan vrede en verzoening, aan rechtvaardigheid en goedheid.

Kerk
Die beweging is de Kerk. Een beweging van weliswaar zwakke en zondige mensen, maar die van Jezus leerden dat alleen het werken aan rechtvaardigheid, vrede en verzoening van de wereld een betere plaats kan maken.
Dat alleen het zorg dragen voor mensen, die het om de meest uiteenlopende redenen het moeilijk hebben, ons eigen leven zin en betekenis geeft.
Het spreekt vanzelf dat zo’n houding op het hedendaagse levensgevoel staat als een tang op het spreekwoordelijke varken.
Maar dat is geen probleem. Wij mogen onszelf gerust terug wat meer profileren. Als media en reclame de mensen dag aan dag toeschreeuwen dat je moet zorgen voor jezelf en alleen maar moet zoeken te genieten van alles en nog wat, dan moeten wij gewoon rustig blijven zeggen: onzin!
Echte christenen zijn nooit meelopers geweest.

De God die wij schiepen, verveelt ons
vr 12 juli '19

Zondag 7 juli 2019, veertiende zondag door het jaar (jaar C)

Stel u eens voor dat we zouden ontdekken dat onze kinderen tegenwoordig heel veel moeite zouden hebben met het maken van rekensommen, met het optellen van cijfers.
En stel u dan voor dat we, na enig onderzoek, zouden ontdekken dat ze op school al jarenlang geen lessen rekenen meer krijgen.
Ik denk dat we dan een heel afdoende verklaring hebben gevonden.
Niemand moet ons dan nog komen uitleggen dat sinds Einstein het geloof in de relaties tussen getallen is uitgehold of dat misdaadfilms op tv het verlangen naar juiste antwoorden ondermijnen. Dat is dan praat voor de vaak.
Waar een heldere en simpele verklaring de feiten volledig dekt, komt een andere verklaring niet meer in beeld. Ze krijgen geen rekenles meer. Punt.

Moraal
Iets dergelijks merk je ook op het gebied van het geloof.
Wanneer mensen van vandaag het christendom zijn gaan zien als een zaak van normen en waarden, van moraal dus, dan is dat omdat niemand hen nog uitlegt dat in het centrum van het christendom een ontzagwekkend mysterie staat: God. Een mysterie dat wij met ons verstand en ons gevoel kunnen benaderen, ervaren en beamen, maar dat wij nooit helemaal kunnen vatten, nooit helemaal begrijpen.
Als wij dus de kern van het geloof verdoezelen, datgene waar geloof wezenlijk om gaat in publicaties, onderwijs, catechese en predicatie weglaten, over datgene wat geloof juist zo aantrekkelijk maakt stilletjes heen walsen, dan moeten we ook niet verwonderd zijn dat mensen geloof saai en onaantrekkelijk vinden.
Want dat is het dan ook. En als mensen het mysterie, de mystiek en het sacrale gaan zoeken overal elders, maar zeker niet in onze praatliturgie, dan is dat omdat wij het nog bijna uitsluitend hebben over God als over diegene, die ons aanzet om goed te zijn voor anderen. En dat doet Hij natuurlijk ook omdat Hij liefde is. Maar Hij is nog zo oneindig veel meer.

Mysterie
Wij hebben God uitgedund.
Juist datgene wat zo intrigeerde aan Hem, het Mysterie is weg omdat niemand er nog over spreekt. Omdat zijn grondpersoneel het makkelijker praten vindt over moraal dan over de Gans-Andere, de Ongrijpbare. Al het avontuurlijke van het op zoek gaan naar het grootste mysterie in het menselijk leven is weg.
Het dagenlang, soms vooral nachtenlang en jarenlang zoeken naar de Diepste Grond van het bestaan dreigt te verdwijnen. Het zoeken naar contact met God, het vinden van wegen om Hem te vinden, te ervaren, te danken, te beminnen, het dreigt allemaal op te drogen. Omdat het niet meer ter sprake komt.
Het evangelie van vandaag gaat over het vinden van nieuwe arbeiders voor de oogst.
Laten wij alsjeblief het wurgend tekort aan priesters voor één keer eens niet wegsmoezen met het (naar mijn gevoel inderdaad zinloze) vasthouden aan het verplicht celibaat en het even rare vasthouden aan het weren van vrouwen uit het ambt.
Maar, komaan, ook als het celibaat wordt afgeschaft en vrouwen worden toegelaten, zou het schrijnend tekort blijven. Want het echte probleem is dat de uitgedunde, moralistische God, niemand nog aanspreekt.
En het tragische is dat er wellicht nog nooit één generatie geweest is die zo op zoek is naar spiritualiteit in onze door en door vervlakte wereld.

Omgang met God
Onze Vlaamse Kerk doet momenteel serieuze inspanningen om leken te vormen om voor te gaan in gebedsdiensten.
Het zou goed zijn om bij de vorming van die mensen van de nood een deugd te maken.
Wanneer moralistische missen gewoon vervangen worden door moralistische gebedsdiensten, dan zijn we binnen een paar jaar zo dood als een pier.
Wat wij nodig hebben zijn mensen met een sterk gebedsleven die ons vanuit hun omgang met God iets kunnen vertellen.
Want uiteindelijk is GOD, het Mysterie achter alles wat is, het enige wat mensen in godsdienst boeit.
De moraal vloeit daar natuurlijk uit voort. Maar het wezenlijke is God zelf.
Ik lees dan ook geen boeken meer over geloof als het niet duidelijk is dat de schrijver, naast studie en onderzoek, ook voldoende tijd vrijmaakt voor gebed en meditatie.
Niemand moet mij komen vertellen wat God van mij wil, als ik niet tegelijk voel dat hij ook werkelijk weet heeft van God. . .

Geduld hebben met God
vr 12 juli '19

Dertiende zondag door het jaar (jaar C)

Zojuist hebben we het verhaal gehoord van de roeping van de profeet Elisa.
Het is een verhaal van kloeke optredens en van een opvallende besluitvaardigheid.
De profeet Elia ziet tijdens zijn omzwerving door het land Elisa druk bezig met het uitoefenen van zijn boerenstiel en hij roept hem om in dienst van de Heer te treden.
Elisa denkt geen ogenblik na, verbrand het juk van zijn ossen, maakt zijn dieren klaar op het vuur en geeft ze te eten aan de andere landarbeiders.
Daarna, omdat hij nu toch niks anders meer om handen heeft, is hij helemaal klaar om profeet van de Allerhoogste te worden.

Radicaal
Het is een typisch roepingsverhaal. En het antwoord op de roeping -ook bij Jezus is dat zo als Hij zijn apostelen roept- is altijd radicaal. Niet overleggen, niet onderhandelen, maar radicaal en onmiddellijk ingaan op de vraag.
Die vraag zelf echter, God die zich in ons leven kenbaar maakt en iets van ons verlangt, is echter veel minder radicaal en onontkoombaar.
Als God in ons leven komt en iets van ons wil, dan kan ons antwoord alleen maar radicaal zijn, maar we ervaren de roepende God zelf zelden als dwingend en overweldigend. Niet, zoals Hij vaak beschreven wordt in het Oude Testament, als een heel erg imponerende en theatrale God, als Iemand die met Israëls legers meetrekt, die zeeën doet opdrogen en die rotsen splijt. Die hagel doet neervallen en steden verwoest.

Zachte bries
In werkelijkheid ervaren we Hem eerder als een. . . teder licht.
Laten we daarom eerst kijken naar hoe Hij verschijnt aan Elia op de berg Horeb, nochtans ook uit het Oude Testament.
Jahwe zei: “Ga naar buiten en treed voor Jahwe op de berg”. Toen trok Jahwe voorbij. Vóór Jahwe uit ging een zeer zware storm, die bergen deed splijten en rotsen verbrijzelde. Maar Jahwe was niet in de storm. Op de storm volgde een aardbeving. Maar ook in de aardbeving was Jahwe niet. Op de aardbeving volgde vuur. Maar ook in het vuur was Jahwe niet. Op het vuur volgde het suizen van een zachte bries. Zodra Elia dit hoorde, bedekte hij zijn gezicht met zijn mantel, ging naar buiten en bleef staan aan de ingang van de grot.
Het roepen van God is vaak als het “suizen van een zachte bries”.
Dat klinkt heel erg poëtisch maar het wil in ieder geval zeggen dat je erg alert moet zijn, als je het niet wil missen. Dat je ervoor open moet staan, dat je er naar uitkijkt.
Dat als je er niet naar uitkijkt, je waarschijnlijk ook nooit iets zal merken. Er zijn maar weinig mensen die zoals Paulus op weg naar Damascus, door God van hun paard gebliksemd worden. Maar waarom wordt het roepen van God dan altijd zo voorgesteld? Ik denk te weten waarom.

Overdrijving
Wanneer iemand zich werkelijk bekeert, wanneer iemand radicaal ingaat op de roepstem van God dan kan het niet anders of dat gaat gepaard met een dramatische wending in zijn leven. Een ommekeer die zo spectaculair is dat diegene die het gebeuren beschrijft, bijna niet kan weerstaan aan de verleiding om ook het roepen van God, het oplichten van God in iemands leven, “spectaculair” te beschrijven.
Maar dat is, denk ik, dichterlijke vrijheid, dichterlijke overdrijving.
Ik ben eerder geneigd om aan te nemen dat manifestaties van God veel bescheidener zijn.

Geduld
Om te beginnen moet je er, zoals gezegd, voor open staan. Er naar uit kijken.
Je moet regelmatig bidden en mediteren, tijd maken voor God.
En Hem ook uitdrukkelijk vragen om je te verlichten, je de weg te wijzen.
En je moet oneindig veel geduld hebben. Uitkijken en wachten.
Misschien wel de ergst denkbare beproeving voor de moderne mens, die altijd onmiddellijk resultaat verlangt.
Je moet echter blijven uitkijken, vragen om inzicht, blijven verlangen naar duidelijkheid. Soms maanden, soms jarenlang. . .
Maar dan merk je hoe het antwoord zich uitkristalliseert, in fasen of overrompelend plots, en wat je moet doen je glashelder voor ogen staat.
En dan is het ineens gedaan met wachten en geduld hebben. Want, volgens al de verslagen in de Bijbel moet ons antwoord dan radicaal, zonder aarzeling en vooral: niet morgen, maar vandaag gebeuren.
Je zou, een beetje stout, kunnen zeggen dat God hier werkt met twee maten en gewichten.
Maar wij vertrouwen erop dat Hij daar zijn redenen voor heeft.

Geloof en rede: aanvullend, niet verwisselbaar
ma 17 juni '19

Zondag 16 juni 2019, Hoogfeest van de Heilige Drievuldigheid (jaar C)

Vorige week hebben we het erover gehad dat als wij terug een hechte christelijke gemeenschap willen vormen, het noodzakelijk is dat wij in onze omgang met elkaar God terug meer ter sprake brengen. En dat wij, zeker als wij samenkomen in het kader van de parochiewerking, het spreken over ons geloof uit de taboesfeer halen. Want zelfs daar, in die bijeenkomsten, praten en overleggen en discussiëren wij over de meest uiteenlopende zaken. Maar God en geloof zijn daar heel zelden bij. Misschien is er een heel eenvoudige uitleg voor deze onwennigheid. Tot voor kort immers wisten alleen de priesters alles over het geloof en ze spraken over God of die bij hen thuis op de schouw stond.
Als je geen priester was, werd je geacht helemaal akkoord te gaan met wat de priester zei en dan was je een goede gelovige. En als je niet akkoord was, dan hield je toch maar beter je mond. Je was tenslotte een leek. Priesters noemden trouwens al de andere kerkleden: leken. En dat is natuurlijk erg handig want een “leek” is per definitie iemand die van toeten of blazen weet.
Nu zijn de priesters tot voor kort altijd wel een aparte klasse geweest binnen de Kerk en zij deden of ze alles wisten over God.

Revolutionair
Maar de gedachte dat wij God in kaart kunnen brengen, dat ons verstand bij machte is Hem te doorgronden en onze theologie bij machte alles over God te begrijpen en uit te leggen, is eigenlijk een zeer recente fantasie binnen de Kerk.
Vóór de 17de eeuw heeft altijd precies de tegengestelde mening gegolden.
Zowel de eerste kerkvaders als de latere filosofen, theologen en pausen waren er diep van overtuigd dat wij God pas kunnen kennen als, en in de mate dat, Hij zichzelf aan ons laat kennen. Christenen geloven dat God dat ten volle gedaan heeft in Jezus Christus. En dat wat Jezus ons geopenbaard heeft en wat de Geest ons persoonlijk te kennen geeft, het enige is wat wij ooit over God kunnen weten of begrijpen. M.a.w. met al het respect dat christelijke theologen en filosofen en wetenschappers altijd gehad hebben voor de rede, waren zij er anderzijds diep van overtuigd dat wij met ons verstand God niet kunnen doorgronden. Met ons verstand kunnen (en moeten) wij de natuur onderzoeken, en de geheimen ervan blootleggen omdat het ons vooruithelpt (denk aan de geneeskunde). Maar het bestuderen van de natuur kan ons niets leren over wie God is. En dat is een ongelooflijk revolutionaire gedachte, een totale breuk met elk heidens geloof. Het betekent de ont-goddelijking van de natuur. En zelfs het begin van de secularisatie.

Augustinus
En tot aan de 17de eeuw heeft men daar mordicus aan vastgehouden. En had men dat blijven doen, dan was er nooit enig conflict geweest tussen geloof en wetenschap. Al de grote kerkelijke denkers weken immers geen duimbreed af van het standpunt dat God onkenbaar was vanuit ons denken en vanuit het kijken naar de natuur en de kosmos.
Voeg daarbij het enorme respect voor verstand en rede, en je komt automatisch terecht bij het principe van Augustinus dat de hele kerkgeschiedenis (tot aan de 17de eeuw) door, standgehouden heeft: het beroemde accommodatieprincipe.
En dat komt, eenvoudig gezegd, hierop neer, dat ons verstand en de studie van de natuur ons niets kunnen leren over het wezen van God. Maar dat anderzijds ook de Bijbel niet de bedoeling heeft ons de werking van de natuur uit te leggen. Men ging er al heel vroeg van uit dat nogal wat oudtestamentische teksten volksverhalen waren. En als bewezen werd dat die in strijd waren met de rede, dan moesten ze geherinterpreteerd worden.
En dát erg modern aandoend standpunt, het uitgaan van de on-kenbaarheid van God via het onderzoek van de natuur, bleef het richtsnoer van de theologie van in het begin tot in de 17de eeuw.

Ramp
En toen gebeurde er iets heel bedenkelijks. Gedurende de 17de eeuw barstte de wetenschap uit haar middeleeuwse voegen en nam ze een geweldige vlucht.
Telescopen werden naar de sterren gericht, de natuur werd grondig onderzocht en de mens werd in al zijn facetten bestudeerd. Wetenschappelijke reuzen als Newton, Copernicus en Galilei traden op het voorplan. Maar in tegenstelling tot wat velen nu denken, hadden zij geen enkele moeite met het geloof. Integendeel. Stuk voor stuk waren zij allen ervan overtuigd dat onderzoek en wetenschap de grootheid van God beter zouden doen uitkomen.
Sterker nog: God zou absoluut vaststaand, wetenschappelijk gefundeerd worden. En de theologie trapte in de val. De verleiding was te groot. Ze liet toe dat God gefundeerd werd vanuit de wetenschap.
En dat was dus een ramp. God werd een door mensen gemaakt idool dat afhankelijk was van wetenschappelijke bevindingen. En vermits wetenschappelijke theorieën voortdurend veranderen, leek het of het geloof altijd achterliep. Praten over geloof en geloven zelf werden met de tijd zelfs gênant.

Kentering
Gelukkig zijn we daar als katholieken terug vanaf geraakt. En zijn we later ook niet meegegaan in het “Intelligent Designgedoe”, een late echo van de 17de-eeuwse vergissing. God is terug jong en fris, niet in kadertjes te vangen. En vanuit het niet-weten gaan wij terug geboeid op zoek naar Hem. Hij spreekt in ons hart. En wat wij van Hem moeten weten, heeft Hij ons laten weten in Jezus. En zo is het goed. En genoeg. Wij kunnen terug rustig praten over Hem en over onze ervaringen met Hem. . . Laten we dat dan ook terug meer doen.

Zelfbewuste en toch hartelijke Kerk
ma 10 juni '19

Zondag 9 juni 2019, Pinksteren (jaar C)

Je wordt in het Westen niet langer als christen geboren om het daarna je leven lang te blijven. Christen-zijn is hoe langer hoe meer een keuze. En dat wil zeggen dat, als wij ons niet gaan “hertrekken”, zoals we dat in het dialect zeggen, als wij niet serieus gaan evangeliseren, dat wij dan gewoon verdwijnen.
Wij hebben in onze zones Lubbeek en Glabbeek sinds kort een verantwoordelijke voor evangelisatie en de bedoeling is dat die, samen met de werkgroep die ze gevormd hebben, zich over die zaken bezinnen, strategieën bedenken en initiatieven uitwerken. Zowel in Lubbeek als in Glabbeek is men daar al mee bezig, elk met een eigen insteek. En zo is het goed. De taak van de priester is het om, vanuit zijn ervaring, enkele aandachtspunten naar voor te schuiven.

Hamvraag
Vorige week had ik het over het feit dat wij nooit mogen proberen onze “zaal terug vol te krijgen” met lokmiddelen die niets met het geloof te maken hebben. Wij moeten mensen terug winnen voor ons geloof, niet meer of niet minder dan dat. Het is niet zo moeilijk om aan te tonen dat ons geloof “interessant” is. Dat het een enorme rol gespeeld heeft in de beschavingsgeschiedenis van Europa en van de andere continenten. Dat het een enorme schat aan spiritualiteit te bieden heeft en dat het, iets waar vooral de laatste jaren de nadruk wordt op gelegd, dat het mensen ook gelukkig kan maken, dat het volheid van leven, levensvervulling kan schenken. Je kan dat aantonen. Maar de ultieme vraag waarop mensen een antwoord verwachten is: “Is het ook waar?”

Assertief
En om daar op een efficiënte manier te kunnen op ingaan moeten wij onszelf terug meer bekwamen. De tijd dat de pastoor de plaatselijke dorpsatheïst wel even op zijn nummer zette, is voorbij. Het is nu aan iedere gelovige om voor zijn geloof op te komen, niet brutaal en opdringerig, wel assertief. Daarom is het nodig dat wij terug meer over ons geloof praten en ook meer interessante boeken en artikels daarover lezen, meer naar voordrachten gaan, meer studeren en mekaar inzichten bijbrengen. Wij beseffen maar half hoezeer onze mensen dag na dag, via de media, blootstaan aan antigodsdienstige propaganda. Soms subtiel, soms brutaal, maar altijd vanuit dezelfde strategie: zelfs de meest absurde bewering gaat er uiteindelijk bij de mensen in als je ze maar vaak genoeg herhaalt en als je alleen maar mensen aan het woord laat die dezelfde mening delen. En de anderen niet.
Een typisch voorbeeld hiervan is de stelling dat “godsdienst leidt naar oorlog”. Het is een bewering die gewoon nergens op slaat, maar die er zo ingehamerd werd dat zelfs katholieken geneigd zijn tot een zekere bezorgdheid daaromtrent. En daarom moeten wij onszelf meer bekwamen. Zodat wij niet—zoals in de tijd van de Da Vinci Code-smurrie—het aan nobele ongelovigen als Umberto Eco moeten overlaten om ons geloof te verdedigen tegen de meest groteske verzinsels.

Jongeren
En een tweede punt dat zeker onze aandacht verdient, is het feit dat wij ons in Vlaanderen, in onze parochies, zonder dat wij er veel erg in hebben, helemaal richten op oudere mensen: ziekenzorg, gepensioneerdenbonden, bezoek in klinieken en rusthuizen. Maar voor kinderen en jongeren: niets.
Ja maar, zeggen veel oudere mensen dan, daar moet je geen eieren onder leggen, die krijg je toch niet naar de kerk. Maar ook van de oudere mensen gaat slechts een klein percentage wekelijks nog naar de kerk. Geen al te best criterium dus.
Anderzijds laat nog altijd de meerderheid van de jonge mensen hun kinderen dopen. En een zeer aanzienlijk deel daarvan doet later zijn eerste communie en wordt gevormd. Toch een duidelijk signaal dat die jonge gezinnen afgeven. Maar na die vieringen is er geen enkel contact meer met hen.
En trouwens—wat mij dit jaar bijzonder pijnlijk getroffen heeft—zelfs in die vieringen zelf vind je zo goed als niemand van de traditionele kerkgangers.
En van al degenen die een of andere verantwoordelijkheid dragen in hun parochie is er gewoon niemand aanwezig als de kinderen—de toekomst!—hun communie doen.
Dit is niet meer pijnlijk maar. . . hallucinant.
Wij mogen de oudere mensen zeker niet verwaarlozen, maar het wordt de hoogste tijd dat wij ons ook richten op de jongeren, meer voor hen betekenen. De vraag is niet: waar zitten ze op zondag? Maar: wat betekenen wij voor hen?

Levenswijze
En zo komen we bij het derde punt.
Wat betekenen wij voor elkaar? Voor al de mensen, ook de niet-kerkelijke?
Als wij terug mensen willen winnen voor ons geloof dan zullen kennis, interessante activiteiten en meer contact met jongeren niet volstaan.
Het voornaamste instrument van propaganda is ons eigen leven.
Wij mogen het geloof nog uitleggen zoveel we willen, het verpakken in blinkend papier en flashy strikken, de mensen kijken in de eerste plaats naar hoe wij leven.
Hoe wij omgaan met andere mensen, of wij opvallen omwille van ons respect en inzet voor anderen. Of wij opvallen in ons anders-zijn. Niet alleen in wat wij geloven, maar vooral in onze manier van leven.
Met de Bijbel de straten af leuren heeft in deze tijd geen zin. Wij moeten door onze manier van leven belangstelling opwekken bij mensen.
Pas dan kunnen wij hun spreken over Jezus. Eerst onszelf bekeren dus.
Zusters en broers, dit keer is het wel een echte “preek” geworden. Ik wilde u eigenlijk niet “bepreken”. Alleen maar een pleidooi houden voor een hartelijke, maar ook een zelfbewuste kerk. Een warme kerk, waar jongeren en nieuwkomers die “even komen piepen” zich direct op hun gemak voelen. Ik weet het, wij zijn Hagelanders. En ik ben misschien de nog meest hagelandse Hagelander van ons allemaal. Wij zijn wat stroever in die dingen. Maar laten we het toch maar proberen.

 

Geen truken van de foor
ma 10 juni '19

Zondag 2 juni 2019, Zevende zondag van Pasen (jaar C)

Ook jongeren hebben zo hun eigen, bijna rituele uitdrukkingen wanneer ze in contact komen met de Kerk. Een jong koppel bijvoorbeeld dat op ondertrouw komt, begint steevast met te zeggen: “Je ziet ons wel niet elke zondag in de kerk, maar we staan wel achter de christelijke waarden.”
En oudere tieners die je nog kent van de catechese en aan wie je vraagt waarom ze niet meer naar de Mis komen, antwoorden je gegarandeerd dat ze bedolven worden onder het werk van de school. Terwijl je natuurlijk ook wel ziet dat ze zeeën van tijd hebben voor andere dingen.
En toen ik een tijdje geleden bij een jong gezin op bezoek was en wij het hadden over de terugloop van het kerkbezoek, keek het jongetje van 6 mij aan, verbaasd over mijn ongelofelijke onwetendheid.
“Maar de mis?” zei hij, “dat is toch saai, saai, saai”.
Jongeren zeggen vaak wat ouderen denken.

Tijdsgeest
En het is zeker zo dat al de hogergenoemde opwerpingen tegen regelmatig kerkbezoek (saai, geen tijd, en ”het is goed als ik achter de christelijke waarden sta”) sterk leven bij grote delen van de bevolking. Ook zelfs bij mensen die regelmatig naar de kerk gaan.
De vraag is dan natuurlijk: hoe komt dat en wat doe je eraan?
Tijdens mijn jeugdjaren was de Parochie overal nog de bezieler van een bloeiend verenigingsleven. Dat verenigingsleven was zowat de sociale vleugel van de Kerk en het had tot doel de mensen dichter bij elkaar te brengen en een hechte gemeenschap te vormen. En omdat dit best op een prettige manier gebeurde waren taart en koffie, uitstapjes en pensenkermissen nooit ver weg.
Op dit ogenblik lijkt het er sterk op dat de parochie zelf één van de vele verenigingen geworden is. En dat zij, in deze tijd van extreem individualisme, net als die andere verenigingen wegkwijnt. Alleen die verenigingen bloeien nog, die vooral nuttig zijn voor de persoonlijke ontwikkeling of ontspanning van de leden. Jeugd- en sportverenigingen bijvoorbeeld. Maar verenigingen die mensen gewoon willen samenbrengen om samenhorigheid te beleven en elkaar belangeloos nabij te zijn en te helpen, gaan ongenadig voor de bijl. Dat is nu eenmaal de tijdsgeest: als ik mij maar goed voel, als ik maar geniet, als ik maar carrière maak.

Lokmiddelen
Oké. Wij gaan dat niet in één, twee, drie veranderen. Maar wij moeten er in ieder geval zorg voor dragen dat wij als parochie, als Kerk, niet in een levensgrote valkuil trappen. Een valkuil die erin bestaat dat wij zouden proberen de Kerk en de liturgie terug aantrekkelijk te maken met de middelen die traditioneel door de verenigingen werden gebruikt. Iets wat je regelmatig ziet gebeuren.
Natuurlijk moeten wij er voor zorgen dat de mensen die naar de Mis komen zich welkom voelen. Dat het gebouw aantrekkelijk aangekleed is, het onthaal hartelijk, de muziek mooi en ontroerend, de preek inspirerend en de teksten en gebeden zinvol en beklijvend. En als een glas schuimwijn of een kop koffie meehelpen om de samenkomst een warm en hartelijk cachet te geven, dan is dat meegenomen. En zelfs een zeker showelement mag niet ontbreken. Wij zijn tenslotte katholieken, geen steenrijke quakers die, gezeten in houten banken, sobere liturgieën vieren. Wij hebben altijd gehouden van muziek en wierook en kleurrijke kazuifels. Maar we moeten daarin niet overdrijven. Wij mogen nooit proberen de mensen daarmee te lokken. Het doel is niet “de zaal terug gevuld te krijgen”. Wij mogen nooit vergeten dat het voornaamste doel van de liturgie is, mensen helpen om contact te leggen met God. Ik heb ooit eens, bij wijze van boutade, gezegd: als wij alleen maar de kerk terug vol willen krijgen, dan kunnen we beter ineens een paaldanseres laten optreden. Ik blijf daarbij. Met koffie en taart of met een paaldanseres moeten wij de mensen niet terug naar de kerk proberen te krijgen. Geen truken van de foor!

Propaganda
Wij hebben een tijdje geleden verkiezingen gehad. Het is niet aan mij om u vóór de verkiezingen enig advies daaromtrent te geven en ook niet om er u na de verkiezingen minzaam op te wijzen hoe juist of hoe verkeerd u wel gestemd heeft. Maar wij kunnen wel wal leren van de politieke partijen in het algemeen.
In hun propaganda proberen politieke partijen ons ervan te doordringen dat hun overtuiging, hun doelstellingen, hun programma en de uitvoering ervan broodnodig zijn voor ons.
Het eerste wat hier opvalt, is het woord propaganda. Een beetje een vies woord in kerkelijke kringen. Noem het dan voor mijn part maar evangelisatie of missie, maar propaganda is nodig. Wij moeten de boer op, wij moeten onze ideeën aan de man brengen en mensen overtuigen. De tijd dat men als christen geboren werd is voorbij. Propaganda is dus nodig.

Geloof
En wat moeten wij dan propaganderen? Gewoon: ons geloof.
Stel u een politieke partij voor die folders uitgeeft met ongelooflijk mooie foto’s en bijeenkomsten organiseert met gratis champagne voor iedereen, en waar de beste zangers optreden en je tombolalotjes krijgt waar je snoepreisjes en dure elektronische spullen mee kan winnen. Maar ze hebben als partij geen visie en geen programma. Dat zou toch absurd zijn.
Evenzo is dat bij ons het geval als wij het houden bij lokmiddelen om “onze zaal opnieuw vol te krijgen”. Wij moeten terug ons geloof promoten.
Laten we daar met z’n allen eens grondig over nadenken.

Volgende week gaan we daarover verder.

De Hemel
ma 03 juni '19

Donderdag 30 mei 2019, Onze-Lieve-Heer Hemelvaart (jaar C)

Wat ouder wordende mensen zeggen je graag: “Er zijn tegenwoordig toch geen zonden meer, meneer”. En als het mannen zijn die je dat zeggen dan kunnen ze het niet laten om daarbij even te gniffelen.
Zowel het ene als het andere heeft te maken met het feit dat vroeger het begrip “zonde” bijna automatisch gekoppeld werd aan seksualiteit.
En toen kwamen de jaren 60 en 70, die grondig afrekenden met de Victoriaanse preutsheid. Elke hindernis die de seksuele vrijheid in de weg stond werd op een drafje genomen. En eeuwenoude taboes werden in geen tijd opgeruimd. Achteraf moest zelfs de meest verstokte tegenstander toegeven dat een gevoel van opluchting en bevrijding er het gevolg van was.
En zonde werd iets van vroeger.

Maar…
Zonde is niet iets dat zich situeert op een schaal die gaat van preutsheid naar losbandigheid. En dus, als iemand mij zegt dat er geen zonde meer bestaat, dan vraag ik altijd: “Leest u dan geen krant of kijkt u nooit naar het journaal?”
Onze wereld kreunt onder oorlogen, uitbuiting, corruptie en onderdrukking.
En terwijl in onze westerse wereld het woord “genieten” hét ordewoord geworden is, sterven in de rest van de wereld elke dag ontelbare mannen, vrouwen en kinderen van de honger.
Als Jezus het over zonde heeft, dan gaat het dáár over. Over ons collectief egoïsme, dat de relatie tussen groepen en volkeren verzuurt. En over de jaloezie en de drang om te heersen, die de relatie tussen individuele mensen voortdurend verstoort en soms zelfs onmogelijk maakt.

Vergeving
Het is belangrijk te zien dat het niet de bedoeling van Jezus is om ons die dingen alleen maar onder de neus te wrijven. Dat is trouwens ook niet nodig.
Want wij wéten het. En maar al te goed zelfs.
Waarom zouden wij anders zo vindingrijk zijn in het vinden van een uitleg die de schuld van alles wat misloopt bij anderen legt?
Ook al lachen wij met het woord “zonde”, wij weten maar al te goed dat wij zondaars zijn.
En in plaats van vindingrijk te zijn in het uitvinden van excuses zouden wij moeten leren dat wij vergeving nodig hebben, geen excuses. Want het besef niet echt OK te zijn, laat zich niet ompraten door goedkope excuses.
Het zit dieper. En het vreet aan ons.
Alleen echte vergeving helpt ons. En het is precies dát wat Jezus ons biedt.
“Ga en verkondig aan alle volkeren de vergeving van zonden”.

Bevrijdend
Eigenlijk kan God ook moeilijk anders dan ons vergeven: Hij heeft ons zo gemaakt dat wij vrij zijn, dat wij kúnnen zondigen en dat de verleiding om het ook te doen sterk is en de zonde zelf, aantrekkelijk.
Als Hij alles geschapen heeft zoals het is en Hij houdt van ons, dan moet Hij ons ook onze misstappen vergeven. Anders zouden wij niet langer kunnen ademen en platgedrukt worden onder het besef van onze fouten.
Dat is de betekenis van die wat ongewone zending bij Hemelvaart. “Verkondig de vergeving van zonden”. Zoals altijd bij Jezus, gaat het ook hier om een woord van bevrijding. Voor iemand met een normaal moreel besef, en dus ook met schuldgevoelens, is niets zo gezond en bevrijdend als te weten dat er ook vergeving is en dat je altijd met een nieuw leven kan beginnen.

Anders
En met dat “nieuwe leven” komen we bij het tweede luik van Hemelvaart.
Jezus is niet langer onder ons in een normale natuurlijke gestalte, als een mens van vlees en bloed. Maar dankzij de werking van de H. Geest is Hij nu nog veel sterker aanwezig dan toen je Hem als een fysiek persoon kon aanraken en met Hem praten en eten.
Tenminste toch als je je voor de Geest openstelt, je laat be-geesteren.
Als je een getuige wordt van Jezus’ vriendschap voor alle mensen. Een getuige zijn houdt meteen ook in dat je zelf die vriendschap, die liefde en die goedheid van God gestalte geeft en uitstraalt. Dat je je hart openstelt, helemaal en onvoorwaardelijk, ook voor zwakke, zieke, eenzame en vergeten mensen.
Als je vanuit die sterke verbondenheid met Jezus je helemaal inzet voor de vestiging van zijn Rijk. Een hemel op aarde.

Hemel
Ook letterlijk. Want er bestaat immers geen strikte scheiding tussen de hemel en het leven op aarde. De hemel is geen plaats.
De hemel, dat is Gods aanwezigheid.
De hemel, dat is de ervaring van zijn nabijheid.
De hemel, dat is de verrukking van je opgenomen te weten in Gods bedoelingen, terwijl je met alles wat je kan en hebt, je inzet voor de vestiging van zijn Rijk van liefde, vrede en rechtvaardigheid.
Om de hemel te ervaren hoeven we echt niet te wachten tot we dood zijn. . .

Onze Joodse neven
wo 29 mei '19

Zondag 25 mei 2019, Zesde zondag van Pasen (jaar C)

Toen Paulus aan zijn missiereizen begon, bleek al vlug dat hij heidenen in de Kerk opnam, zonder dat die verplicht werden de joodse gebruiken (zoals de besnijdenis bijvoorbeeld) over te nemen. Iets wat natuurlijk wrevel opwekte bij de joodse christelijke gemeenten. Er werd dan een vergadering bijeengeroepen in Jeruzalem (zeg maar, het eerste concilie) en daar werd definitief beslist dat een christen die uit het heidendom kwam zich niet aan de joodse wetten moest onderwerpen. De pil werd voor de joden wat verguld: de besluiten werden gegoten in een vorm die op een compromis leek, maar het was een beslissing van wereldhistorische betekenis. Het christendom maakte zich los van het Jodendom. En in plaats van een joodse sekte werd het het geloof dat als een storm over het Romeinse rijk zou gaan. Van dan af was de scheiding definitief.

Vechtscheiding
Vanuit het standpunt van de christenen tenminste. Want de joden bleven de christenen nog lange tijd zien als afvalligen en ketters. En overal waar joodse gemeenschappen woonden, ook in Griekenland en in Rome, gebruikten ze hun invloed om de christenen tegen te werken en te vervolgen. Denk aan Paulus die tot in Damascus in Syrië volgelingen van Jezus moest opsporen om hen als gevangenen naar Jeruzalem te voeren.
Later, toen het christendom steeds meer aan macht en aanzien won, was het de beurt aan de joden om kennis te maken met vervolging en uitsluiting. Met als trieste hoogtepunt het Spanje van de middeleeuwen waar joden de keuze kregen tussen zich bekeren of emigreren. En als ze “hervielen” kregen ze te maken met de meest perfide instelling van de alles centraliserende en gelijkschakelende moderne staat-in-wording: de inquisitie.

Joodse ouders
Als je dat nu allemaal op een rijtje zet kan je je natuurlijk afvragen waarom christenen dat Oude Testament toch blijven meezeulen. Een Oud Testament dat toch eigenlijk een soort geschiedenisboek van Israël is, een soort logboek van de eeuwenoude wederwaardigheden van het joodse volk.
Ik denk dat dat komt omdat wij de joden, ondanks alle antipathieën langs weerskanten, altijd zijn blijven beschouwen als onze geestelijke voorvaderen.
Zij waren de eersten die een klaar besef hadden dat er maar één God is.
En uit hen is tenslotte Jezus voortgekomen. En de apostelen en de eerste christenen waren nu eenmaal joden. Wij kunnen dus hun “ouderschap” gewoon niet loochenen.

Anders
Van de andere kant is het wel duidelijk dat je ook serieuze breuklijnen kan vaststellen tussen het Nieuwe en het Oude Testament. En dat, wat een Huub Oosterhuis bijvoorbeeld ook mag beweren, er toch wel een hemelsbreed verschil ligt tussen de joodse Jahweh van de hemelse legerscharen en de barmhartige Vader die door Jezus gepredikt en belichaamd werd.
En natuurlijk vind je ook in het Oude Testament (net zoals in de heilige boeken van om het even welke religie) hele mooie en poëtische passages over de liefdevolle en barmhartige kant van God. Maar dat kan niet verdoezelen dat de geest die spreekt uit het evangelie en het godsbeeld dat daar naar voor komt toch wel erg verschilt van dat van de joodse Bijbel.

IJkpunt
Waarom vertel ik dat nu. Uiteraard niet om een beetje stemming te maken tegen onze joodse neven. Maar wel om een andere, maar wel belangrijke reden. Vooral mensen die via de liturgie of via persoonlijke lezing vaak in contact komen met de teksten zowel van het Oude als van het Nieuwe Testament stuiten op een steeds terugkerende moeilijkheid.
Ze merken dat het beeld van God dat uit het ene boek naar voorkomt niet echt correspondeert met dat uit het andere deel van de Bijbel.
Welnu, wij zijn christenen. Dat wil zeggen dat voor ons de persoon van Jezus Christus centraal staat. Dat Hij ons ijkpunt is.
En dat wij onze opvattingen en ons handelen helemaal afstemmen op Hem.
En op Hem alleen. Dat is belangrijk omdat je regelmatig moet kiezen.

Tegenstrijdigheden
De Bijbel is niet in de hemel maar door mensen geschreven. Heilige mensen, diepgelovige en geïnspireerde mensen maar toch: mensen.
En mensen interpreteren, leggen accenten. Soms leggen ze zelfs hun eigen opvattingen in wat ze menen waar te nemen. Iets wat overigens ook schering en inslag is bij niet-religieuze berichtgeving. Vaak spreken verschillende waarnemers en schrijvers elkaar zelfs tegen terwijl ze over hetzelfde fenomeen heel eerlijk proberen te berichten. Daardoor komt het dat je zelfs in de evangelies sommige tegenstrijdigheden tegenkomt.
Maar dan nog hebben we in ieder geval een zeer duidelijk en samenhangend beeld van Jezus en van zijn opvattingen. En Hij is voor ons de norm.
Een voorbeeld om af te ronden: voor Jezus kan het absoluut niet dat je wraak neemt in plaats van te vergeven. Nogal wat figuren uit het Oude Testament, en niet van de minsten, prijzen wraak nemen juist aan en vinden vergeven maar niets. Als christen twijfel je er geen moment aan wie je hier moet volgen.

Vechten tegen het kwaad in ons
ma 20 mei '19

Zondag 19 mei 2019, Vijfde zondag van Pasen (jaar C)

Een van de vragen van de vroegere Mechelse catechismus luidde: wat is het teken van de christenmens? En het antwoord was: het teken van een christenmens is het kruisteken. En dat is natuurlijk ook zo, als je met een teken een herkenbaar ritueel gebaar bedoelt. Maar als je bedoelt: wat is nu tekenend voor de manier van leven van een christen, waarin verschilt zijn leven, waarin zou zijn leven moeten verschillen van het leven van andere mensen, dan is het antwoord: dat ze elkaar (moeten) liefhebben.
U kan zich dan natuurlijk afvragen: “Kunnen andere mensen dan niet liefdevol in het leven staan?” en “Zijn christenen dan altijd zo lief voor elkaar?”
En dus haast ik mij erbij te zeggen dat het liefdevol in het leven staan bij christenen een formeel gebod is. Bij mijn weten trouwens het enige gebod dat Jezus ons heeft opgelegd. Maar inderdaad een gebod, een verplichting.
En dat is toch wel heel speciaal en uniek.

Wil
Ook de aard van de liefde waar het christelijk geloof het over heeft is niet voor de hand liggend. De liefde die Jezus van ons verlangt heeft weinig of niets van doen met gevoelens, verlangens of driften. Het liefdesgebod van Jezus doet beroep op onze wil. Het eist van ons een wilsact, een blijvende ingesteldheid, waarbij wij de anderen goed willen doen of hun tenminste en van harte het goede toewensen. Bovendien wordt Jezus’ gebod gekenmerkt door een ongekende radicaliteit. Zowat elk beschaafd religieus en filosofisch systeem is vertrouwd met de zogenaamde “gulden regel”: “Wat ge niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”. Dat is natuurlijk heel mooi. En als we ons daar allemaal aan zouden houden, stonden we al een heel eind verder.
Maar het heeft iets kleinburgerlijks, iets van “voor wat hoort wat”, iets van “als jij lief bent voor mij, zal ik het ook zijn voor jou . . .”
Wat Jezus van ons vraagt is veel ingrijpender.

Onbegrip
Hij vraagt zijn leerlingen dat ze zouden liefhebben zoals Hij hen heeft liefgehad, dat wil zeggen: onvoorwaardelijk, zonder eerst zorgvuldig af te wegen of ze onze liefde wel verdienen. En om het helemaal duidelijk te maken zegt Hij dat we zelfs onze vijanden moeten beminnen, dat we moeten bidden voor hen die ons haten. En op het kruis gaf Hij zelf het voorbeeld door te bidden voor zijn beulen. En de eerste martelaren, Stefanus voorop, deden hetzelfde: ze vroegen vergiffenis aan God voor hen die hen vervolgden en doodden.
Voor ons, mensen van deze tijd, hoort dit soort epische grootmoedigheid thuis in romantische verhalen. Aan navolging valt gewoon niet te denken.
Hoe kan je nu in godsnaam houden van mensen die je haten, je misschien zelfs dood wensen. Ik denk dat veel onbegrip voortkomt uit onze neiging om liefde te associëren met gevoelens. Maar Jezus vraagt niet dat we zo’n mensen sympathiek zouden vinden. En Hij vraagt ook niet dat wij over ons heen laten rijden. Hij vraagt niet dat we naïef of laf zouden zijn en positieve gevoelens zouden koesteren voor mensen die ons alleen maar kwaad willen berokkenen. De liefde die Hij van ons vraagt voor die mensen, is dat wij hen niet met gelijke munt betalen. Dat wij geen kwaad met kwaad vergelden. En dat wij hun, op hun oprechte vraag, van harte vergeven.

Vluchten
Misschien is het hier het moment om even dieper in te gaan op dat merkwaardig verschijnsel dat mensen zo vaak geneigd zijn om andere mensen kwaad te berokkenen. Laten we even de gebruikelijke excuses (erfelijk belast, ongelukkige jeugd, moe getergd, enz. ) laten voor wat ze zijn en gewoon nuchter kijken naar de vijandigheid zelf. Als je dat doet ga je al vlug beseffen dat andere mensen pijn doen, benadelen, bekladden, of zelfs vermoorden, niets anders is dan toegeven aan lagere driften in jezelf. Het is capituleren voor het kwaad in ons. Een nederlaag dus. Maar diegenen die er zich aan bezondigen zien dat heel vaak als iets superieurs, als een teken van kracht en sterkte.
Adolf Hitler bijvoorbeeld dacht, toen alles verloren was en de Russen al in Berlijn stonden, dat hij toch tenminste iets had dat niemand hem kon afnemen en dat hem eeuwige roem zou bezorgen: hij had nooit, in geen enkele omstandigheid, medelijden getoond, zei hij trots. Hij besefte duidelijk niet dat juist dat erop wees hoe ziek en ontmenselijkt hij was.

Sterk zijn
Vergiffenis schenken, medelijden tonen, aan verzoening werken behoren tot de meest nobele houdingen die een mens kan aannemen. Als je daar niet toe in staat bent, past alleen het nederig makend besef dat je daar te zwak voor bent, dat je de laagste driften in jezelf niet de baas kan, niet in de hand hebt.
Alleen domme en moreel zwakke mensen gaan daar prat op, i.p.v. zich ervoor te schamen en eraan te werken. En dat is nochtans precies wat Jezus van ons vraagt. Hij vraagt van ons geen sentimenteel gedweep, zo van “alle mensen menen het goed”. Want dat is onzin. Wat Jezus van ons vraagt is dat wij sterk zouden zijn. Dat wij zouden inzien dat toegeven aan het kwaad een teken van zwakheid is. En dat wij het kwaad ook in de ander duidelijk zouden zien. Maar dat we er doorheen zouden gaan, zonder zelf in dat zwakke en lage gedoe te vervallen.

Pagina's