Nieuws uit de parochie
Het geduld van de zaaierdi 18 juli '17
Zondag 16 juli 2017 – 15de zondag door het kerkelijk jaar A
De parabel van de zaaier houdt een hele geruststelling in voor predikanten, godsdienstleerkrachten en gelovige ouders.
Zij hebben immers als taak de persoon en de woorden van Jezus kenbaar te maken en toe te lichten. Maar of hun inspanning ook effectief vruchten zal dragen, hangt niet af van henzelf, maar alleen van God.
Zoals in het graan zit de groeikracht in het Woord zelf.
Maar dat Woord moet natuurlijk wel gezaaid worden.
Als de boer niet het juiste zaaigoed aan de aarde toevertrouwt, dan zal na verloop van tijd zo ongeveer van alles uit de grond opschieten, behalve deugdelijk graan. Zo is dat ook met het geloof.
Religieus gevoel
Mensen worden geboren met een zekere openheid voor religieuze indrukken.
Als daar niet het Woord van Jezus opgelegd wordt is de kans groot dat wij blijven steken in een sfeer van geneeskrachtige stenen, astrologie en de kristallen bol van Madame Zaza.
Vage religiositeit moet gekerstend worden om niet te verzanden in gevoeligheid en bijgeloof.
Op precies dezelfde wijze moet de mens vanuit de natuur cultuur scheppen, de natuur “cultiveren”, er iets uit puren dat de mens waardig is en hem tezelfdertijd ook verheft, hem helpt om boven zichzelf uit te stijgen.
De natuur is de onmisbare basis en moet met het grootste respect behandeld worden. Maar een tak van een boom blijft gewoon een stuk hout totdat een mens er een blokfluit van maakt en het stuk hout een onmisbaar instrument wordt voor de uitvoering van een opera van Verdi.
Dat religieus gevoel van verbondenheid, verbondenheid met de natuur, met de aarde, de kosmos, met de mensen en met God is typisch menselijk.
Een prima gevoel dus.
Er zijn tegenwoordig wel mensen die er prat op gaan dat ze geen enkel religieus gevoel hebben. Maar, zoals bij alles wat je mist, zou een zekere bescheidenheid hier meer op zijn plaats zijn. Religieuze gevoelens horen bij ons mens-zijn.
Evangelische oproep
Van de andere kant mag je in dat vaag-religieuze niet blijven steken.
Dat oer-religieuze kan je inderdaad af en toe wel een goed gevoel geven maar niemand anders dan jezelf heeft daar iets aan. Een heel steriele vorm van verbondenheid dus als jij alleen er iets aan hebt.
Sinds Jezus zouden wij moeten weten dat echte godsdienstigheid, zoals echte kunst, ons uit tilt boven onszelf.
Primaire, vage religiositeit is vaak niet meer dan een doekje voor het bloeden.
In tijden van oorlog en angst, van armoede en onwetendheid kan religie ons een zekere vastigheid geven. En hoop en rust en vertrouwen en veiligheid.
Maar het Evangelie van Jezus is juist een geweldige oproep om uit onze loopgraven en bunkers te komen, om al onze zekerheden en beveiligingsmechanismen te verlaten, uit onze schelp te komen en liefdevol naar de ander toe te gaan.
En als er nu 2 dingen zijn die totaal niet samengaan dan is het wel liefde aan de ene kant en zorgen voor je eigen rust en veiligheid aan de andere kant.
Liefde is immers per definitie uitbundig, royaal en roekeloos.
Natuurlijk schenkt het geloof dat Jezus ons bracht sterke geborgenheid en vrede in ons leven. Meer dan het kneuterig bezig zijn met onszelf ons ooit kan geven.
Maar sinds Jezus zouden wij moeten weten dat echte, dat christelijke godsdienstigheid ons uit onze schelp jaagt en ons aanzet om ons te geven aan anderen.
Onverenigbaar
Wij zouden het moeten weten. Maar. . . eigenlijk weten we het.
En maar al te goed zelfs.
Ik denk dat dát één van de echte redenen is van geloofsafval in het westen in deze tijd.
Mét de stijgende welvaart, op zich een zegen, begonnen ook een aantal veel minder fraaie verschijnselen in onze samenleving naar boven te komen: verregaand individualisme, carrièrisme, egoïsme, narcisme.
En ik denk dat mensen maar al te goed doorhebben dat toegeven aan die dingen helemaal onverenigbaar is met het evangelie. En ze kiezen dan maar voor datgene wat hen het aangenaamst lijkt.
Mensen beseffen meer dan vroeger dat het evangelie geen “religie” is, geen doekje voor het bloeden. Maar juist een oproep tot solidariteit met anderen, zeker als je het zelf goed hebt. En daar “passen” velen voor. . .
Iemand zei me ooit: het is moeilijk zedig te blijven als je omgeving een seksboetiek geworden is. Op dezelfde wijze wordt het moeilijker om solidair te zijn met mensen op de sukkel als je alle mogelijkheden hebt om jezelf van ’s morgens tot ’s avonds te verwennen en te genieten van alles en nog wat, van alles wat de welvaart je te bieden heeft.
Jezus lijkt dan een pretbederver. . .
Geduld
En toch moeten wij zijn woord blijven zaaien. En ons troosten met de gedachte dat Hij de groeikracht geeft.
Waarschijnlijk hebben wij westerlingen onze plots verworven welvaart nog niet goed verwerkt. En duurt het nog een tijdje eer wij doorhebben dat jezelf verwennen met hebbedingen wel leuk kan zijn af en toe, maar niet blijvend gelukkig maakt.
Eens we dat door hebben komt God automatisch weer in het vizier.
Ondertussen moeten wij, gelovigen, geduld hebben.
Wachten tot de euforie om Sinterklaas wat wegebt. Er zit niks anders op.
Denk aan die wondermooie woorden van Roland Holst:
Ik zal de halmen niet meer zien, noch binden ooit de volle schoven.
Maar doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien.

Niet voor doetjesma 03 juli '17
Zondag 2 juli 2017 – 13de zondag door het kerkelijk jaar A
Vandaag krijgen we weer enkele uitspraken van Jezus op ons bord die we moeilijk kunnen plaatsen omdat ze niet passen in het plaatje van de zachtmoedige mensenvriend die alleen maar wil dat wij tot leven komen en gelukkig zijn. Zoals zovele andere redenaars gebruikt Jezus regelmatig de stijlfiguur van de overdrijving. Het is een zeer probaat middel om de aandacht van de toehoorders te prikkelen. Wanneer hij zegt: als je hand je hindert, hak ze af dan weet je instinctief dat je dat niet letterlijk moet nemen. Maar de spreker heeft wel meteen je volle aandacht.
Keuze maken
Wat bedoelt Jezus nu met: Wie zijn vader, moeder, zuster of broer meer lief heeft dan mij, is mij niet waardig. En wie zijn kruis niet opneemt en mij volgt is mij niet waardig? Je kan moeilijk aannemen dat Jezus familiebanden niet belangrijk vindt. Iemand die zoals hij, God onze Vader noemt, die het wonderlijk ontroerend verhaal van de Verloren Zoon vertelt en die het dochtertje van Jaïrus en de zoon van de weduwe uit Naïm terug tot leven brengt, puur uit medelijden met de ontroostbare ouders, zo iemand heeft oog en hart voor de liefde en de genegenheid tussen verwanten. Wat Jezus bedoelt is dit: Als je hem wil volgen dan kost je dat wat. Dan kost je dat de pijn die echte liefde altijd meebrengt. Omdat echte liefde betekent dat je jezelf niet langer op de eerste plaats zet. Vader, moeder, zussen en broers staan hier voor de rust en de geborgenheid die gezin en familie je geven.
Welnu, echte liefde vereist dat je de ander, diegene die je nodig heeft op de eerste plaats zet. En dat je eigen rust en gemak, je eigen comfort en zekerheid op de achtergrond geraakt.
Radicaliteit
Hoe je het ook draait of keert en hoe weinig prettig dit vooruitzicht ook is, het volgen van Jezus vereist altijd een zekere radicaliteit. Je kan best een voortreffelijk mens zijn, die zorg draagt voor zichzelf en zijn gezin. En die, telkens als de kans zich voordoet, ook goed zal zijn voor anderen. En zonder twijfel wordt zo iemand opgenomen in Jezus’ genegenheid. Maar Jezus volgen is nog iets anders. Als je Jezus wil volgen dan komt de liefde, het gegeven-zijn, het er-willen-zijn-voor-de-ander, zonder pardon op de eerste plaats. En dan staat zelfs de zorg voor jezelf in het teken van die liefde.
Dan ga je zorg dragen voor jezelf omdat je anders onbekwaam bent om iets te betekenen voor anderen. Dan is dat zorgen voor jezelf nooit nog een doel op zich. Het verschil lijkt subtiel maar het is wezenlijk. Volgens niemand minder dan Kierkegaard ligt hier het verschil tussen Jezus bewonderen en Jezus navolgen. Voor wie Jezus wil navolgen komt de liefde op de allereerste plaats, je eigen goed voelen op de tweede plaats.
Kruis
En dan is er nog dat andere woord van Jezus: Wie mijn volgeling wil zijn moet zijn kruis opnemen en mij volgen. Bijzonder belangrijk is hier het woord zijn kruis. Ieder van ons heeft het zijne. Wij moeten het niet zoeken. Het komt zó wel. Navolging van Jezus vraagt niet dat we het martelaarschap zoeken. Ieder van ons krijgt zo wel zijn vrachtje te dragen. Het leven heeft voor ieder van ons iets anders in petto, zowel in het goede als in het onaangename. Wij moeten het kruis niet zoeken, het komt zo wel in ons leven. Dat kruis kan van alles zijn: ziekte of handicap, stukgelopen relaties, een ondraaglijk verlies enz. : De zwaarte van het leven, zeg maar. Die zware kant van het leven proberen te verzachten of te helen, maar, als dit niet lukt, hem dragen, je erdoor slaan, niet vluchten in compensatie, het niet verdringen. Soms heb je de indruk dat heel onze cultuur alleen maar gericht is op verdringing en op compensatie van het genieten. De plicht om te genieten van ‘s morgens tot ’s avonds. Genieten van eten, van barbecues en terrasjes, van reizen en van seks. Maar dat genieten-recept geneest niet, het verdringt de problemen alleen maar en maakt ons nog zieker. Wat Jezus van ons wil is dat we ons door de moeilijkheden heen bijten, dat we er ons met zijn hulp doorheen slaan. Wat hij ons biedt is niet alleen de zekerheid dat uiteindelijk God het laatste woord heeft en niets of niemand anders. Maar ook, voor nu al, dat een gegeven en liefdevol leven veel meer zin, diepte en geluk geeft dan het tomeloze najagen van genot.
“Gewone” dingen
En dan is er tot slot die fameuze “beker water”. Het lijkt wat banaal maar dat is het allerminst. Als je Jezus wil volgen kan je over bergen en zeeën naar achter – Indië trekken om daar een stuwdam te bouwen. Maar je kan ook liefdevol in het leven staan door een dorstig kind een glas water te geven, een zieke moed in te spreken, een luisterend oor te bieden, een bemoedigende blik, een schouderklopje, een dankbare knik. Het lijkt niet veel maar je helpt er misschien meer mensen mee dan met het bouwen van een stuwdam ergens voorbij de Himalaya.

Krachtig antidepressivumdi 11 juli '17
Zondag 9 juli 2017 – 14de zondag door het kerkelijk jaar A
“Komt allen tot mij die vermoeid zijt en onder lasten gebukt gaat”, zegt Jezus, “en ik zal u rust en verlichting geven”.
Bedoelt Jezus daarmee dat je, na een vermoeiende dagtaak bij hem een beetje rust en verpozing kan vinden, een beetje ont-stressen? Ik denk het niet.
Een neef van mij vertelde mij eens, tot mijn grote verbazing overigens, dat hij elke week naar de Mis ging. “Ik geloof wel niet alles wat daar vooraan gezegd wordt”, zei hij, “maar ik leid momenteel een hectisch bestaan en in die zondagsmis komt er een rust over mij die ik nergens anders vinden kan”.
En da’s natuurlijk heel mooi.
Ik hoor dat trouwens regelmatig ook van andere mensen. Velen, ook minder sterk gelovige mensen, komen blijkbaar tot rust in de stilte van een kerk of een kapel. En dat is uiteraard heel goed.
Maar ik denk niet dat het dát is wat Jezus hier bedoelt.
Dat beetje uitblazen en tot rust komen in zijn nabijheid na een moeilijke dag past ook niet echt bij zijn uiterst levendige persoonlijkheid.
Wat Jezus doet, wat hij altijd doet is ons oproepen om anders te leven, ons te bekeren en hem na te volgen.
Wat hij van ons verlangt is eerder opzwepend dan rustgevend.
Maar, als we erop ingaan, dan belooft hij ons een diepe rust en vrede die niets anders ons ooit kan geven.
Allen die ooit hebben geprobeerd hem te volgen, de grote heiligen, maar ook ontelbare gewone christenen hebben dit altijd weer opnieuw beaamd: Jezus navolgen vraagt discipline en soms ook het brengen van offers. Maar de innerlijke vrede die je ervoor in de plaats krijgt maakt de inspanning meer dan de moeite waard.
Ondraaglijke lasten
Laten we nu eens dieper ingaan op de woorden van Jezus, op de lasten waaronder wij gebukt zouden gaan en op zijn eigen juk dat we volgens hem op onze schouders moeten nemen om tot rust en verlichting te komen.
In Jezus’ tijd en meer bepaald binnen de joodse gemeenschap is het heel duidelijk over welke lasten het gaat.
De mensen waren ervan overtuigd -het werd hen voortdurend ingeprent- dat hun levensgeluk afhankelijk was van het stipt volbrengen van alle religieuze verplichtingen en het naleven van de 613 geboden en verboden.
Het spreekt vanzelf dat dit voor zo goed als elke (vooral gewone) mens onbegonnen werk was. In plaats van tevredenheid en geluk brachten deze regels vooral frustraties en gevoelen van onmacht en van falen.
Alleen al wat dát betreft betekent het nieuwe geloof, het christendom, een verademing.
De christelijke middeleeuwer bijvoorbeeld, kende ook wel veel geboden en verboden. (Waar hij overigens ook met veel enthousiasme tegen zondigde).
Maar hij kende ook de biecht.
Wij die de biecht alleen nog gekend hebben in een wat afgeleefde vorm, als een leeg routinegebeuren, wij kunnen ons nog nauwelijks voorstellen welk een bevrijdende kracht er van de biecht vroeger moet uitgegaan zijn.
De biecht zorgde ervoor dat een deel van onze loodzware verantwoordelijkheid werd weggenomen. Er was immers dat sterk geloof in vergeving, je kon voortdurend met een propere lei herbeginnen. Tenminste totdat de reformatie het protestantisme de biecht afschafte. En dan zie je hoe van dan af er een “zelfmoordgrens” door Europa loopt en die grens viel volmaakt samen met de scheiding tussen het katholieke zuiden en het protestantse noorden.
En dat Noorden kreunde zwaar onder het nieuwe sérieux en de herontdekking van onze “verantwoordelijkheid”.
Katholieken hebben altijd wel geloofd dat deugdzaam leven leidde tot meer geluk maar over het algemeen had gelukkig zijn toch vooral te maken met “geluk hebben”.
Als je gelukkig was had een gunstig gesternte dat zo beschikt, had je geluk gehad.
Terug van weggeweest
Tegenwoordig zijn wij terug helemaal doordrongen van de idee, de obsessie bijna dat wij alles zelf in handen hebben. Dat wij er zelf verantwoordelijk voor zijn.
Hoe we het geluk bereiken wordt ons kristalhelder voorgehouden: door hard werken, veel geld verdienen en dan genieten van alles wat met geld te koop is.
Maar belangrijk is vooral: God of het lot hebben daar niets mee te maken, alles hangt af van onszelf. Wij alleen zijn verantwoordelijk.
Het gevolg laat zich raden: een enorme druk. Elke tegenslag, elk tekortschieten, elk minder-gelukkig-zijn is immers onze eigen fout.
Alle stress, alle burn-outs, alle zelfmoorden van onze tijd hebben op één of andere manier daarmee te maken. Ze zijn voor een groot stuk het gevolg van die ondraaglijke last van ingebeelde verantwoordelijkheid die wij onszelf op de schouders hebben gelegd.
Jezus, van zijn kant, loopt absoluut niet hoog op met dat soort verantwoordelijkheden, verplichtingen, geboden en verboden.
Van hem is maar 1 gebod bekend: het gebod van de liefde.
Dat is meteen ook zijn juk: een lichte last: de ander laten voorgaan.
Je inzetten voor het geluk van anderen. En 2000 jaar na hem hebben miljoenen mensen de juistheid van Jezus’ visie ondervonden en beaamd.
Geluk kan je niet zelf vinden of veroveren. Het is wezenlijk een geschenk.
Probeer anderen gelukkig te maken, niet met een cadeautje hier of een verrassinkje daar, maar als een levenshouding. En je zal merken dat je eigen geluk een geschenk, een toegift is die je er zomaar bijkrijgt.

Gezondenma 19 juni '17
Zondag 18 juni 2017 – 11de zondag door het kerkelijk jaar A
Het Evangelie van vandaag brengt ons het relaas van de zending van Jezus’ leerlingen. Dat relaas is klaar en duidelijk en kan moeilijk misverstaan worden. Om te beginnen is de oproep gericht tot iedereen die hem wil volgen. Jezus heeft zich nooit beziggehouden met de vorming van een aparte klasse van priesters en predikanten of met het uitbouwen van structuren. Hij ging, zoals er geschreven staat, “al weldoende rond” en aan iedereen die hem wil volgen vraagt hij om hem inderdaad ook gewoon te volgen. M.a.w. om juist hetzelfde te doen als hij heeft gedaan. En wat heeft Jezus dan precies gedaan? Ook dat is heel eenvoudig samen te vatten in twee punten.
Vertrouwen en loslaten
Vooreerst heeft hij ons God leren vertrouwen als een Vader die van ons houdt en die ons draagt doorheen alle lijden, zelfs doorheen de dood.
Een God die ons nooit zal laten vallen, die altijd nieuwe toekomst voor ons openbreekt. Dat vertrouwen is meer dan nodig, opdat wij onszelf zouden durven loslaten om ons te geven aan anderen. Dat is het tweede punt.
God is inderdaad liefde, maar het zijn vooral wij die zijn liefde onder de mensen gestalte moeten geven. Hij wil ons daarvoor nodig hebben.
Het Rijk van God groeit dáár waar mensen toelaten dat God hen a.h.w. gebruikt om zijn liefde voor mensen gestalte te geven. Het groeit daar waar mensen zich laten raken door de schreeuw om warmte, genegenheid en vriendschap van mensen die “afgetobd neerliggen als schapen zonder herder”. Het Rijk Gods gebeurt daar waar mensen eenzamen en uitgestotenen opzoeken, zieken genezend nabij zijn, waar mensen luisteren naar het verhaal van diegenen die het gevoel hebben dat niemand hen nog interessant vindt.
Veelkleurig
Maar evengoed is het Rijk Gods daar waar grootschalige initiatieven, wetenschappelijk onderzoek en moedige politieke beslissingen ten goede komen aan diegenen die duidelijk het verkeerde lotje getrokken hebben in de loterij en die altijd in het hoekje zitten waar de slagen vallen. Dat zijn de twee dingen die Jezus van zijn volgelingen vraagt. Volledig vertrouwen op God, wat je ook overkomt: Hij draagt ons en Hij heeft het laatste woord.
En dan, vanuit dat vertrouwen in God, jezelf durven loslaten om je helemaal te kunnen geven aan mensen die je nodig hebben. En die misschien niet eens nog beroep op je durven doen. Omdat ze alle geloof in God en in de mensen verloren hebben.
Fake and …
Nu besef ik ook wel dat sommigen onder u de wenkbrauwen zullen fronsen, als ze me zo bezig horen en vinden dat het toch ook niet zo erg gesteld is met onze samenleving. Er is toch ook de welvaart, de geneeskunde, het sociale vangnet. En dat is natuurlijk zo. En ik wil zeker geen predikant van ‘ doom and gloom’ zijn. Daarvoor hou ik te veel van het leven en ken ik te veel mensen die het leven voor mijzelf en voor zovele anderen aangenaam en gelukkig maken. Maar als ik dan al die billenkletsprogramma’s zie op de Vlaamse tv-zenders, al die programma’s van grappen en grollen waarin mensen voortdurend bijna over de grond rollen van het lachen, dan denk ik toch: dát is in ieder geval niet het echte leven. Sterker nog, in feite versterken zulke programma’s bij (misschien wel de meerderheid van) de kijkers het gevoel dat zij zelf toch maar een triestig en ongelukkig leven leiden, dat ze enorm veel aan het missen zijn, dat ze er duidelijk niet bij horen.
… fantasy
Ach, voor mijn part moeten die programma’s niet weg. De plezante jongens en meisjes die daarin optreden weten waarschijnlijk zelf ook wel dat hun vrolijke opgewektheid geen afspiegeling is van de echte samenleving.
Maar beseffen onze mensen dat nog voldoende? Beseffen onze jongeren dat nog? Het wegdeemsteren van het christendom in onze gewesten is allang geen kwestie meer van “niet meer naar de Mis gaan”. De geestelijke ontbossing gaat altijd maar verder. Zelfs in onze dorpen groeten zeer vele mensen elkaar niet meer op straat. Alleen nog de vrienden van de sociale media. Maar die worden dan ook uitgebreid geaaid en geknuffeld.
En zo creëren mensen meer en meer hun eigen wereld: iedereen die ze niet leuk vinden wordt daar buiten gehouden. Maar dat is natuurlijk niet de echte wereld! Ouders dromen van een mooie toekomst voor hun kinderen.
Maar je krijgt de indruk dat “hard studeren” nog het enige is wat velen van hen van hun kinderen verlangen en zelfs ook eisen. Als ze dát echter doen, als ze goed blokken, dan lijkt het of ze de rest van hun dagen mogen vullen met genieten en zich ontspannen. Je vraagt je af of er nog genoeg aandacht is voor de gedachte dat ze ook iets moeten betekenen voor anderen, voor zwakken, voor minder gelukkigen …
Herder
Helemaal in het begin van de Bijbel blijft God Kaïn, die zijn broer vermoord heeft, achternazitten met de vraag: “Waar is je broeder?” Kaïn antwoordt daar korzelig op: “Ben ik soms de hoeder van mijn broeder?” Gans de Bijbel die daarna volgt is één lang uitgesponnen antwoord op die ene vraag.
En dat antwoord is: ja. Ik ben de hoeder van mijn broeder.

Onze andere Moederma 12 juni '17
Zondag 11 juni 2017 – Feest van de H. Drie-eenheid (jaar A)
Je kan gerust en zonder de minste aarzeling stellen dat in de geschiedenis van de mensheid er nooit één vrouw geweest is die even geliefd, bewonderd en vereerd geweest is als Maria. Zelfs in onze tijd, nu de verafgoding van sportvedetten, filmdiva’s en mediafiguren vaak buitenissige proporties aanneemt, kan geen enkele van deze beroemdheden zich meten met Maria, met de enorme aantrekkingskracht die dit meisje uit Nazareth ook vandaag uitoefent op de harten van miljoenen mensen. En toch weten wij zo goed als niets over haar. Niet via de evangelisten en ook niet via de verslagen van andere tijdgenoten en ooggetuigen. En ook wetenschappelijk onderzoek of archeologische vondsten kunnen ons niet helpen. Wat dat betreft weten we meer over een schedel die ergens in Tanzania wordt opgegraven dan over de vrouw die tot in de verste uithoeken van de wereld vereerd wordt als de Moeder van God. Daardoor is de verleiding ook altijd groot geweest om Maria allerlei opvattingen en werkzaamheden toe te dichten die in werkelijkheid meer zeggen over ons dan over haar.
Bevrijder
Speciaal het “Magnificat” is altijd een rijke inspiratiebron voor onze fantasie gebleken. Maria wordt dan de sterke vrouw, de feministe, de patrones van de bevrijdingstheologie. Maar het Magnificat, waarin bezongen wordt hoe machtigen van hun troon zullen worden gestoten en eenvoudige mensen tot aanzien gebracht, heeft het niet over Maria maar over het bevrijdend optreden van God.
Het Magnificat is een gebalde en bijzonder krachtige verwoording van de kern van het joods-christelijke denken over God. Iemand heeft het ooit genoemd: de Marseillaise van het christendom. God wordt er in voorgesteld als Diegene die niet enkel oproept om goed te zijn voor elkaar, maar die mensen ook daadwerkelijk wil bevrijden uit elke vorm van onderdrukking en slavernij.
In het centrum van het jodendom staat de bevrijding van het volk uit het slavenhuis van Egypte. Dat is de oerervaring van Israël. Er is maar één God. Al die andere goden zijn nepgoden, die mensen onderdrukken en tot slaaf maken. Dat klinkt weinig verdraagzaam maar dat is wel het fundamenteel aanvoelen. Al de andere goden, ook de hedendaagse geld- en genotsgod, hebben wijzelf geschapen. En, hoe leuk ze ook lijken, uiteindelijk vernietigen ze ons. De ene ware God is fundamenteel een Bevrijder van mensen, op de eerste plaats van het volk Israël. Het christendom heeft dat inzicht verbreed naar alle mensen toe en naar ieder individu in het bijzonder.
Joods
En dat vind je dus wél bij Maria: de verwondering, de huiver, de verbijstering bijna dat “Hij die machtig is” zich ontfermd heeft over een klein eenvoudig meisje zoals zij en grote dingen aan haar heeft gedaan. Het fundamentele inzicht dat God een bevrijdende God is danken wij aan de joden. En het respect voor dat feit verklaart waarom wij christenen het Oude Testament blijven meezeulen, ook als daar nogal wat dingen in staan waar wij niet mee akkoord kunnen gaan. Christenen erkennen dus niet alleen de biologische evolutie in de Schepping (Darwin) maar ook de evolutie in het denken, ook in het denken over God. Het steeds beter begrijpen van de Openbaring. En zij hebben respect voor hun joodse roots.
Jezus was als mens een joodse man, die doordrongen was van het joods gedachtegoed. Hij heeft dat gedachtegoed verdiept en vernieuwd, maar je kan niet spreken van een totale breuk. Je kan integendeel de hele geschiedenis van Israël zien als een eeuwenlange voorbereiding van zijn komst. Wij erkennen dus dat het christendom schatplichtig is aan het jodendom, net zoals de verlichting op haar beurt ondenkbaar is buiten het christendom. Omdat dat laatste nogal eens ontkend wordt door vrijzinnigen en deze gedachte toch wel belangrijk is voor ons zelf-verstaan, komen we hier later op terug.
Omgang
Maar laat ons nu terugkeren naar Maria. Als je uit teksten zoals het Magnificat zo goed als niets kunt afleiden over Maria, behalve dan haar dankbare verwondering om wat God voor haar deed, hoe kunnen we dan iets over haar zeggen? Het simpele feit ligt daar dat wij nooit iets over haar kunnen zeggen, totdat we beginnen met iets te zeggen tégen haar. Pas als wij leren vertrouwelijk met haar omgaan, tegen haar spreken, bidden tot haar, beginnen wij te beseffen wie ze is en wat ze voor ons betekent. Maria is de vrouw die onnoemelijk dicht bij God staat en die tegelijk, naar de uitdrukkelijke wens van Jezus, ook onze moeder is. Eens dat wij daar diep van doordrongen zijn is alles gezegd. Dan gaan wij steeds meer en spontaan naar haar toegaan, op haar vertrouwen, onze vragen en problemen aan haar voorleggen. En ook al zal Maria, net zomin als onze biologische moeder, al onze problemen oplossen, we zullen steeds meer beseffen dat wij een Moeder in de hemel hebben die ongelofelijk veel van ons houdt. Er is op de hele wereld niets dat je zoveel grond onder de voeten geeft, je zo stevig op je poten zet, je zo intens gelukkig maakt als het besef dat iemand heel veel om je geeft en van je houdt. Maria houdt van ons en begrijpt ons, zoals alleen een moeder dat kan.
Recht op
Wij zouden echt ook met onze kinderen opnieuw meer moeten spreken over haar. Zij hebben daar recht op. Speciaal in deze tijd nu er zoveel gebroken gezinnen zijn, zoveel kinderen in instellingen leven, zoveel kinderen verwaarloosd worden. Maar ook als je een liefhebbende aardse moeder hebt blijft Maria belangrijk: ze is immers tegelijk de moeder van God en onze moeder. En dat wil toch wel iets zeggen! Of om in het wat meer hedendaagse termen te zeggen: houden van Maria is gezond. Zowel voor je ziel als voor je lichaam.

Hoezo God beminnen?di 30 mei '17
Zondag 28 mei 2017 – Zevende Paaszondag (jaar A)
“God beminnen en de naaste beminnen als jezelf” dat zijn, zegt Jezus, de twee voornaamste geboden. Dat van de naaste, dat begrijpen we nog wel. Maar hoe moet je in ‘s hemelsnaam God beminnen? Wat zeg je eigenlijk als je zegt God te beminnen?
Sporen
Je kan de schepping bewonderen. De reusachtige uitgestrektheid van de kosmos én het microscopisch kleine. Je kan houden van de zeeën en de vlakten, van de dieren en de planten, de wind, de nevel, de geur van de bossen en de late roep van een vogel. Dat alles kan je beminnen. En stellig heeft dat allemaal te maken met God, maar God is het niet. En zo kan je ook de mens beminnen en zijn kracht om te scheppen, de werken van de mens.
Je kan opgaan in zijn muziek en vol bewondering kijken naar zijn kunstwerken, de computers die hij ontwerpt en de raketten die hij de ruimte instuurt. Je kan vol verbazing staan voor het menselijk brein, voor het genie van de mens en zijn mogelijkheden om kennis door te geven.
En stellig heeft dat allemaal te maken met God, maar God zelf is het niet.
Je kan vertederd kijken naar de liefde tussen mensen en zelf ook de liefde beleven, kinderen verwekken en liefdevol opvoeden. Je kan vol verwondering in elke mens de trekjes herkennen van zijn voorgeslacht, zijn ouders en voorouders en tegelijk zijn vermogen bewonderen om een eigen persoonlijkheid te vormen. Je kan de evolutie beschouwen, het streven in alles naar mooier en beter. En zeker: dit alles heeft te maken met God en je kan het zelfs beminnen als komende van God. Maar God is het niet.
Enige mogelijkheid
Het simpele feit ligt daar dat, willen wij God kunnen beminnen, God zich aan ons moet kenbaar maken op een wijze en in een gestalte die door ons kan bemind worden. Christenen geloven dat God dat inderdaad ook gedaan heeft, en wel in de mens Jezus Christus. Maar wat is dat dan, God beminnen in Jezus Christus? Kan dat wel? Echt houden van Jezus Christus kán. Natuurlijk op voorwaarde dat je gelooft dat Jezus geen historische herinnering is maar de Verrezen Christus, de levende Heer, tot wie je bidt, met wie je spreekt. En die Jezus kan je wel degelijk liefhebben. Is de kern van beminnen niet: je helemaal openstellen voor de beminde, zijn of haar wensen al vervullen nog voor ze zijn uitgesproken, je hele leven richten op die ander? Die ander je leven laten beheersen, zonder dat je persoonlijkheid daaronder te lijden heeft. Want wat voor elke echte liefde geldt, geldt des te meer voor de liefde van Christus: ze versmacht je niet en drukt je niet weg.
Integendeel, hoe meer je God bemint, hoe meer je tot jezelf komt en je eigen persoonlijkheid tot zijn recht komt.
Concreet
Maar de vraag blijft: hoe doe je dat dan in de praktijk, Christus beminnen?
Wanneer ik beslis mijn bestaan helemaal op Hem af te stemmen, dan beslis ik mijn leven helemaal af te stemmen op de liefde, dan wil ik alleen nog goed zijn voor elke mens die ik ontmoet. Dan heb ik begrepen dat God pure Liefde is. En dat ik Hem alleen kan beminnen door, zoals Jezus, liefdevol om te gaan met mensen. En het mooie is: dat liefdevol omgaan met mensen wordt steeds meer iets vanzelfsprekends. Tenminste het inzicht. Want de oude gewoonte om vooral en in de eerste plaats te zorgen voor jezelf, blijkt heel taai te zijn. En je hebt dus ook nog regelmatig last van die ouwe reflex van ikke-eerst. Maar het basisinzicht dat wij hier zijn om gemeenschap te vormen, om elkaar te helpen, om goed te zijn voor elkaar, dat inzicht staat er van dan af als gebeiteld. En het gaat steeds meer ons doen en laten kleur en richting geven.
Verrukking
En stilaan worden onze ogen op scherp gesteld en komen wij in een “nieuwe” wonderlijke wereld binnen. Want al doende wat God in zijn liefde van ons vraagt: goed en liefdevol om te gaan met anderen, ondervinden wij meer en meer dat precies die levenshouding onszelf ontbolstert, bevrijdt en gelukkig maakt. Beseffen wij meer en meer dat het goed en liefdevol omgaan met andere mensen ook harmonie brengt in ons eigen leven. En dat kan er alleen maar op wijzen dat wat God van ons vraagt, helemaal samenvalt met wat in onszelf leeft als diepste verlangen. En dat bijgevolg alleen liefde ons heel maakt. Dat wij gemaakt zijn om te beminnen.

Europa’s “superieure” levensstijldo 18 mei '17
Zondag 14 mei 2017 – Vijfde Paaszondag (jaar A)
In haar nieuwe boek deed een Vlaamse toppolitica de nogal boute uitspraak dat onze westerse, Europese manier van leven duidelijk superieur is aan alle andere. Ze heeft daarvoor bakken kritiek over zich heen gekregen. Gedeeltelijk ten onrechte. Immers, mevrouw Rutten, want daar gaat het over, heeft volkomen gelijk als ze het heeft over de rechtstaat en over de vrijheden waar wij hier in het Westen van genieten. De vrijheid van denken en spreken. De vrijheid om ons te verenigen en vrije verkiezingen te houden. De vrijheid van keuze op gebied van levensbeschouwing. De vrijheid om je seksuele geaardheid te beleven. De gelijkheid van man en vrouw. De wettelijke bescherming tegen haat en racisme, enz. Geen zinnig mens zal ontkennen dat die rechtstaat met zijn zegen aan vrijheden, rechten en kansen superieur is aan zowat alle andere politieke regimes, die alle min of meer autoritair zijn, soms zelfs een ware nachtmerrie voor de burgers van het land.
Schaduwkant
Het gepaste gevoel van fierheid dat wij, overigens niet zonder veel strijd en ten koste van heel veel leed, zo’n maatschappij hebben opgebouwd mag ons anderzijds toch ook niet al te euforisch maken. Want er is ook een serieuze schaduwkant aan onze westerse manier van leven. Als wij het hebben over onze westerse manier van leven, dan kunnen we het mooi houden door het heel zedig te hebben over onze democratische wetten en instellingen maar dan hebben we het wel niet over datgene wat onze maatschappij op de allereerste plaats onderscheidt van al de andere. En dat is onze welvaart, onze onverzadigbare drang naar consumeren, de luxe die wij ons kunnen permitteren. En die welvaart en die luxe zijn voor een groot stuk gebouwd op … de uitbuiting van de rest van de wereld.
Zalf
Natuurlijk zijn u en ben ik daar niet persoonlijk verantwoordelijk voor. Wij hebben de wereld zo niet gemaakt, wij zijn er gewoon ingegooid en hebben hem zo aangetroffen. Maar we vinden het best fijn dat we toevallig in het leukste deel van die wereld geboren zijn. Wij zijn niet persoonlijk verantwoordelijk voor het feit dat onze samenleving in de ogen van de rest van de wereld een moloch is die al de rijkdommen van de aarde naar zich toetrekt en met dat doel niet terugschrikt voor uitputting van de natuur en uitbuiting van mensen, voor onfrisse bondgenootschappen en zelfs niet voor oorlog. Wij zijn, u en ik, inderdaad niet persoonlijk verantwoordelijk.
Maar wij weten het wel, en we liggen er blijkbaar toch niet echt van wakker. Wij doen alsof de anderen gewoon pech hebben. En wij geluk. Of beter, geen geluk. Als wij het beter hebben dan zij, hebben we dat immers aan onszelf te danken. Wij zijn gewoon meer bij de pinken, wij zijn inventiever, wij weten beter van aanpakken. Terwijl men in de rest van de wereld toch eerder traag en sloom is en liever bij de pakken blijft zitten.
Macht
En zo leggen wij ons geweten het zwijgen op en wordt elk begin van zelfkritiek omgezet in gevoelens van superioriteit. Maar het enige wat echt superieur aan ons is, is onze macht en onze invloed. De macht om grote delen van de wereld voor ons te laten werken. De macht om grote delen van de wereld in dienst te stellen van onze onverzadigbare consumptiedrang.
Maar genoeg daarover. Wij hebben trouwens allang geen patent meer op dat systeem. Ook niet-westerse grootmachten verslinden driftig de natuurlijke rijkdommen van armere landen.
Doel(tjes)
Waar het ons hier vandaag vooral om te doen is, is de vraag: hebben wij westerlingen nog echt een doel in ons leven? En dan bedoel ik niet onze kleine korte-termijn-doelen zoals de volgende vakantie, de reis naar de Bahama’s, onze nieuwe pergola of tweede woonst. Want eigenlijk zijn dat allemaal mini-doeltjes die alles te maken hebben met ons voortdurend uitkijken naar nieuwe koopjes, het bezit van nieuwe hebbedingen, het ervaren van nieuwe sensaties. M.a.w. met het voortdurend huppelen van de ene consumptie naar de andere. Dat is natuurlijk ook een manier van leven, maar heeft zo’n leven ook een echt doel? Iets dat al je doen en laten kleur geeft, iets waaraan je al je handelingen toetst? Wij lopen inderdaad van het ene korte-termijndoel naar het andere. Maar is er nog een alles overkoepelend streven of zijn wij alleen nog bezig met wat de reclame ons voorschrijft: het consumeren van genietingen?
Grondhouding
Toen mijn moeder jaren geleden genoeg gespaard had voor een badkamer begon ze daarna vol frisse moed opnieuw te sparen, maar nu voor een nieuwe veranda. Ze genoot zelf ook wel van die dingen, maar haar grootste plezier was toch het welzijn van haar gezin … Elke mens wil eigenlijk alleen maar gelukkig zijn. Dat is het eigenlijke doel van elke mens. Het christendom leert ons – tegen de pletwals van de moderne reclame in – dat je alleen gelukkig wordt door te proberen anderen gelukkig te maken.
Het is je inzet voor anderen die je gelukkig maakt. Pas als je gelukkig bent vanuit je inzet voor anderen, wordt genieten van je vakantie, de reis naar de Bahama’s of de nieuwe pergola de kers op de taart. Maar er moet eerst een taart zijn. Van alleen maar kersen eten word je ziek in plaats van gelukkig.

Dat moeilijke vergevendo 18 mei '17
Zondag 7 mei 2017 – Vierde Paaszondag (jaar A)
Het kruis van Christus, zegt Paulus, is voor joden een ergernis en voor heidenen een dwaasheid. Wij christenen echter, zijn al 2000 jaar lang zo vertrouwd met dat kruis dat wij nog nauwelijks stilstaan bij het ongerijmde, het absurde zelfs van een Zoon van God, Godzelf in een gedaante van een mens, die door mensen wordt gehoond en gemarteld, en uiteindelijk ook op de meest vernederende wijze omgebracht. Pas in deze tijd heeft het toegenomen contact met moslims ons het verbijsterende daarvan opnieuw leren inzien. Moslims zien Jezus als een profeet. Maar zijn kruisdood ontkennen ze. Zij kunnen niet aannemen dat een profeet van God zich zo zou laten doen door mensen. Voor niet-christenen is een gekruisigde Christus inderdaad een loser, een mislukkeling … Maar ook bij de apostelen moet die kruisiging toch enorm veel weerzin en weerstand opgeroepen hebben. Zij hadden vurig in Jezus geloofd en alles voor Hem achtergelaten. Zij geloofden dat Hij inderdaad de Zoon van God was. Maar toen ze Hem hoorden roepen aan het kruis, toen ze Hem zagen sterven, moederziel alleen, door God en mens verlaten, stortte hun wereld in.
Verrijzenis
Er moet toen iets formidabels gebeurd zijn. Iets zo geweldig dat het moeilijk onder woorden te brengen is. De evangelies proberen ons met de verrijzenisverhalen iets te laten vermoeden van de overhoophalende ervaringen die de apostelen na Jezus’ dood opdeden en die de totale metamorfose moeten verklaren. Van schichtige beunhazen, benauwd van hun eigen schaduw, werden zij ineens de onverschrokken verkondigers van een leer die op korte tijd het machtige Romeinse Rijk op vreedzame wijze overwon. Het is duidelijk dat voor de leerlingen de verrijzenis van Jezus een feit is, en meteen ook het sluitstuk van hun verkondiging. Nog straffer is echter het feit dat ze die geblokte overtuiging bijna moeiteloos weten over te brengen op de menigte, die precies door dat geloof de eerste Kerk zou gaan vormen. Belangrijk is het daarbij te zien dat niet de idee van een leven na de dood voor de toehoorders onverteerbaar was. De meeste mensen, in die tijd, geloofden in een voortbestaan na de dood.
Gekruisigde God
Wat zo onvoorstelbaar, bijna uitzinnig moet geklonken hebben, en toch werd aanvaard, was dat de verrezene niet zomaar de geest van een overledene was, maar dat de verrezen Christus de opgestane Zoon van God was, de Heer over levenden en doden. Dat deze Jezus, deze Zoon van God, liever vrijwillig de dood inging dan geweld te gebruiken, dat in deze geslagen en vernederde mens, Godzelf was gekruisigd. Nog eens, wij zijn door 2000 jaar christendom zo vertrouwd met dat geloof dat het bijna absurde van die gedachte ons ontgaat. Wij staan er niet bij stil dat het woord “God” in alle andere gevallen juist staat voor “ongenaakbaar”, “hoog verheven” en “almachtig”. Zelfs in het gewone spraakgebruik: als wij het hebben over filmgoden of sportgoden dan hebben wij het over wezens die zo knap zijn in hun vak dat ze torenhoog verheven zijn boven de gewone stervelingen … Dat God zich in de Mens Jezus aan ons liet kennen als Iemand die liever zelf stierf dan iets af te doen aan zijn boodschap van geweldloosheid, barmhartigheid en liefde, is een bijna onnatuurlijke, door geen mens te bedenken gedachte.
Geweldloosheid
En dat brengt ons dan bij de vraag, het probleem eigenlijk, van hoe geweldloos een christen moet zijn. Moet je nu echt je andere wang aanbieden als iemand je een mep verkoopt? U begrijpt dat dit een ongelofelijk belangrijke kwestie is die je zo maar niet in een kort stukje kan behandelen. Maar in grote lijnen zou je, denk ik, dit kunnen stellen.
Jezus breekt met het oeroude beginsel van “oog om oog, tand om tand”.
Je mag volgens hem kwaad niet met kwaad bestrijden. Een christen zoekt geen vergelding, geen wraak, maar heeft de plicht om het kwaad dat hem wordt aangedaan te vergeven. Het is de enige manier om de duivelskring van agressie, wraak en weerwraak te doorbreken. Maar dat vergeven is een van de moeilijkste punten uit Jezus’ leer. En hoewel vergeven gemakkelijk als een zwakte kan worden gezien, moet je over een ijzersterke persoonlijkheid beschikken om het te kunnen.
Rechtvaardigheid
Het spreekt natuurlijk vanzelf dat die aansporing om te vergeven geen uitnodiging is om je neer te leggen bij onrechtvaardigheid. Zelfverdediging, opstand tegen tirannie en zelfs bepaalde oorlogshandelingen om erger onheil te voorkomen, zijn voor een christen volkomen gerechtvaardigd.
Maar altijd zullen wij voor ogen moeten houden dat God zich niet aan ons getoond heeft als een almachtige en wraakzuchtige albeheerser. Maar in de gestalte van een mens die een en al liefde en barmhartigheid was. Die het geknakte riet niet brak en de kwijnende vlaspit niet doofde. Die zieken genas en verschoppelingen terug binnenhaalde. En die zelfs van op dit kruis gebeden heeft voor zijn beulen. Van zijn volgelingen wordt eigenlijk niets anders verwacht. Maar of dit haalbaar is voor mensen als u en ik … ? Een christelijk advies in deze zou kunnen zijn: eis rechtvaardigheid, ook voor jezelf. Maar neem geen wraak. Nooit. Geen wraak nemen is – hoe moeilijk het ook is – een vorm van vergeven die voor ieder van ons haalbaar is.

Uit de kast komenma 01 mei '17
Zondag 30 april 2017 – Derde Paaszondag (jaar A)
Vorige week hadden we het over het vrij recente verschijnsel dat sommige (gelovige) ouders hun kinderen niet laten dopen omdat ze “later zelf maar moeten kiezen”.
We zagen toen echter dat een gelovige opvoeding de beste garantie is om later echt te kunnen kiezen.
Vandaag zou ik het graag hebben over de noodzaak om ons geloof regelmatig onder elkaar ter sprake te brengen.
In de weken na Pasen ademt heel de liturgie het paasgeloof uit en draaien de gebeden en de lezingen uiteraard allemaal rond de Verrijzenis van Christus.
Die verrijzenis van Christus en het geloof in die verrijzenis staan als een massief gegeven in het centrum van het christelijk geloof.
Groei
Maar dat geloof is niet als een monoliet uit de hemel komen vallen.
De eerste berichten over de verrijzenis werden aanvankelijk door de apostelen resoluut afgedaan als beuzelpraat van vrouwen.
Naderhand, toen de meldingen erover bleven aanzwellen en de getuigenissen toenamen en die getuigenissen de eigen ervaringen van de leerlingen steeds meer bevestigden, lieten ze hun angst voor inbeelding varen.
De ommekeer was zelfs zo sterk dat op zeer korte tijd het aanvankelijk gefluister aanzwol tot de triomfantelijke kreet: Christus is verrezen.
God is geen hersenschim, maar een ontzagwekkende werkelijkheid.
En een mensenleven heeft wel degelijk zin en betekenis als het een gegeven leven is zoals dat van Jezus. Omdat, ondanks schijnbare ondergang, de dood op zo’n leven blijkbaar geen vat heeft.
Maar dat geloof is gegroeid. Heel snel en heel sterk. Zo sterk zelfs dat het als een vreedzame storm over wereld zou gaan. Gebracht en verspreid door mensen die zo overtuigd waren dat ze er stuk voor stuk hun leven voor gaven.
Erover spreken
Maar het is gegroeid, het is niet uit de hemel komen vallen.
Het groeide omdat mensen met elkaar erover praatten. Hun ervaringen deelden, elkaar hielpen om dingen te zien en te interpreteren, elkaar bevestigden in het geloof.
Ik denk dat het de hoogste tijd wordt dat we daar terug meer aandacht aan besteden.
Geloof kan alleen gedijen, groeien en sterker worden als het ook ter sprake wordt gebracht. En blijkbaar doen we dat in onze tijd veel te weinig.
Geloof is niet iets dat je eens en voor altijd bezit. Het is meer ook dan kennis.
Het is iets dat je beleeft en dat kleur en warmte en diepte geeft aan je leven.
En dat moet gevoed, bevestigd en gedeeld worden.
Hoeveel deugd doet het toch als iemand, waar je het niet van had verwacht, je vertelt over het geloof dat in zijn binnenste leeft. Wij hebben nood aan zo’n diepe ervaringen van herkenning en verbondenheid.
Andere tijd
De tijd dat onze maatschappij helemaal doortrokken was van het geloof, dat je bijna geen artikel of boek kon lezen, geen film kon bekijken of je kwam dat geloof tegen, de tijd dat de Kerk heel het verenigingsleven bezielde, bijna alle tijdschriften en kranten katholiek waren en jongeren ervan droomden missionaris te worden, die tijd is voorbij.
Geloof komt in de publieke ruimte nog zelden ter sprake.
En als erover gesproken wordt is het meestal in de negatieve zin.
Juist daarom is het zo belangrijk dat wij terug spreken over ons geloof.
Wij moeten niet met bijbels langs de deuren trekken, maar laat ons tenminste in onze eigen kring ons geloof terug ter sprake brengen, bij ons thuis, onder vrienden en, als het pas geeft, waarom niet, op het werk en zelfs op vakantie.
Laat ons toch minstens beginnen met het geloof terug ter sprake te brengen als wij in kerkverband samenkomen. Want zelfs daar gebeurt dat niet meer of hoogstens zijdelings.
Outen en ontmoeten
Ik kan als priester bijvoorbeeld een gans jaar bijna elke avond naar vergaderingen gaan zonder daar ooit iets te horen over geloof. Alleen maar over bouwplannen, verkoop van gronden, kasverslagen en rekeningen.
En over mediaberichten, over sport en politiek.
Vaak merk je wel, goddank, een sterke betrokkenheid op de mensen van het dorp. Maar zelden of nooit heeft iemand het over z’n geloof, over een diepe ervaring of een nieuw verworven inzicht.
En dan vraag je je toch af: waar zijn we eigenlijk mee bezig?
Mensen die zich vanuit hun christen-zijn willen geven, hebben nood aan diepe verbondenheid met gelijkgezinden. Aan warmte, diepe contacten en echte ontmoetingen op een dieper niveau.
Wij kunnen als christenen nooit nog iets betekenen voor de mensen om ons heen, als wij niet een sterke thuisbasis hebben waar wij onze geloofsbatterij kunnen opladen.
Concreet
Laat ons er iets aan doen. Laten we bijvoorbeeld vanaf nu elke vergadering in parochieverband terug beginnen met een kort geloofsgesprek, een kleine bezinning, een gezamenlijk gebed. Als Christus het middelpunt en de bezieler van onze werking en onze inzet is, dan moet Hij ook regelmatig ter sprake komen in ons midden. Anders zijn we niet goed bezig.

Ik laat mijn kind niet dopenma 24 april '17
Zondag 23 april 2017 – Beloken Pasen (jaar A)
Af en toe hoor je wel eens zeggen door mensen die zelf gelovig zijn opgevoed: “Ik laat mijn kind niet dopen, later moet het zelf maar kiezen.” Ach, ik wil het verschijnsel zeker niet opblazen: er worden immers nog altijd veel meer kinderen gedoopt dan vele mensen denken. Maar het feit zelf dat er zo’n (gelovige) ouders zijn, vraagt toch om daar even bij stil te staan en er over na te denken. Niet om gewetensdruk uit te oefenen op jonge ouders, maar om hen te helpen bij het vormen van hun mening: gewoon door onze (gelovige) zienswijze te leggen naast de toch wel aan populariteit winnende slogan dat “de kinderen later zelf maar moeten kiezen of ze willen geloven of niet”.
Kernvraag
De vraag waar alles om draait is: kán je later eigenlijk wel kiezen voor geloof als je volledig buiten elk geloof wordt opgevoed? (Want ik ga ervanuit dat als je je kind niet laat dopen dat je dan ook geen moeite gaat doen om je kind op andere manieren in contact te brengen met het geloof.) Ik denk dat het voor kinderen in dat geval heel moeilijk is om later nog te kiezen. Het is bijzonder moeilijk om te kiezen voor iets dat volledig buiten je belevingswereld valt.
Als Vlaming weet je bijvoorbeeld wel van het bestaan van Hindoeïsme, Boeddhisme en Islam. Dankzij de media en vooral het onderwijs kan je er zelfs een aardig mondje over meepraten. Maar eigenlijk is dat allemaal zo ver van je bed dat – behoudens enkele zeldzame uitzonderingen – je als nuchtere Brabander er niet aan denkt om hindoe, boeddhist of islamiet te worden.
Dat komt gewoon niet in je op omdat het heel weinig met je eigen leven te maken heeft.
Beleven
Bovendien is geloof een van de dingen die je moet beleven en waar je van jongs af aan moet in groeien. Op precies dezelfde wijze kan je op rijpere leeftijd geen grote interesse voor wiskunde ontwikkelen als je nooit de Tafels van Vermenigvuldiging hebt geleerd. En je zal op je twintigste nooit gepassioneerd kiezen voor een leven als voetballer wanneer je papa je nooit meegenomen heeft naar een match en je als jonge gast zelfs niet tegen een blikken doos op straat hebt gestampt. Het blijkt dus dat als je je kind buiten het geloof opvoedt, dat kind later eigenlijk nog moeilijk kan kiezen: jij hebt al gekozen in zijn of haar plaats. Een jongere kan later niet kiezen voor iets dat hij niet kent of alleen maar de aberraties, de afwijkingen en de vooroordelen ervan.
En omgekeerd?
Je kan dan natuurlijk opwerpen: maar geldt het omgekeerde niet evenzeer? Stel de vraag en je weet meteen het antwoord. Kan iemand die gelovig is opgevoed later kiezen om niet te geloven? Natuurlijk kan hij dat. Kijk maar om je heen. Overal zie je mensen die gelovig zijn opgevoed, en later kozen voor het andere.
Je kan, om de voorbeelden nog even aan te houden, je hele jonge leven door je vader gepusht zijn om voetballer te worden en dan op je twintigste je truitje aan de haak hangen en treinconducteur worden. En ook al heb je jarenlang met je neus alleen maar in algebra- en meetkundeboeken gezeten, je kan op elk moment die boeken laten voor wat ze zijn, je een lief zoeken en boswachter worden. Met geloven is dat precies hetzelfde. Je kan ten allen tijde iets waar je vertrouwd mee bent loslaten en kiezen voor iets anders dat je ook kent. En gelovigen kennen het ongeloof van binnenuit.
Verschil
Want dat is het grote verschil. Iemand die buiten het geloof is opgegroeid weet niet wat geloven is. Omdat het bij geloven meer om “beleven” gaat dan om “kennis”. Anderzijds weet iemand die gelovig is heel goed wat ongeloof is. Geen enkele gelovige gelooft immers iedere dag even sterk. Wanneer je de ene slag na de andere te verwerken krijgt en het leven echt begint pijn te doen, dan kan het toch niet anders of je begint ontredderd en verward vragen te stellen bij een God van wie je dacht dat Hij je draagt en van je houdt. Gelovigen weten dus, zeer goed, wat ongeloof is.
Echte garantie
Kies dus op volkomen rationele en perfect verdedigbare gronden voor een godsdienstige opvoeding van je kinderen. Niet alleen is het religieus aanvoelen iets waar elk kind mee geboren wordt. En aangeboren capaciteiten moeten ontwikkeld worden in plaats van ze te verdringen. Maar bovendien is een godsdienstige opvoeding de enige echte garantie dat kinderen later kunnen kiezen omdat ze dan beide mogelijkheden, geloven en niet- geloven, van binnenuit kennen.
