Nieuws uit de parochie

Waakzaam zijn
zo 30 juli '23

Zondag 7 augustus 2022, negentiende zondag door het jaar (jaar C)

Elk van de lezingen van vandaag brengt ons een oproep tot meer waakzaamheid. Of daar met groot enthousiasme op zal gereageerd worden, valt te betwijfelen. In onze samenleving, die bijna helemaal scheefzakt onder de prestatiedrang, de hectiek van het doorhollen en de stress die daar het gevolg van is, doet “waakzaamheid” vooral denken aan het verplichte alert zijn voor telefoonoproepen, berichtjes, e-mails en “social media”. Allemaal hulpmiddelen die bedoeld zijn om het leven lichter en gemakkelijker te maken, maar die het vaak alleen maar drukker en zwaarder maken. Die soms een regelrechte aanslag kunnen zijn op je persoonlijke vrijheid en op je verlangen om te genieten van een meer “eenvoudig” leven. En waar we in ieder geval van af willen zijn tijdens onze vakantie.
Voor niet weinigen onder ons is dát juist vakantie: geen gsm, geen e-mail, geen Facebook, Instagram of YouTube. Maar, op reis of thuis, genieten van de leuke dingen van het leven, helemaal los van de opdringerige kant ervan.
Je kan er natuurlijk wel van uitgaan dat wanneer in de Bijbel sprake is van waakzaamheid, het niet gaat over op je qui-vive zijn voor elektronische berichten.

Blind geloven?
Als ik Paulus goed begrijp, dan prijst hij de grote figuren uit het Oude Testament die hij in zijn Hebreeënbrief oproept, omwille van hun standvastig geloof. En om hun constante waakzaamheid om hun hele handel en wandel tot in de details, in overeenstemming te brengen met hun geloof.
En dit is des te meer bewonderenswaardig, zegt Paulus, omdat het ging om een onvoorwaardelijk geloof. Abraham bijvoorbeeld vertrouwde blindelings op God en zijn belofte. Maar Abraham heeft nooit de inlossing van die belofte meegemaakt. En dat kon ook niet. Want hem was een talrijk nageslacht beloofd, een groot volk zou uit hem voortkomen.
En je kan tijdens je leven wel 1 of 2 generaties afstammelingen meemaken, maar je kan niet controleren waar je nageslacht binnen 1000 jaar zal staan.
Dus, concluderen we (veel te vlug!) dat we niet moeten vragen naar zekerheden of argumenten, dat we ook niet verlangen dat God ons persoonlijk zou helpen om te geloven, ons zou overtuigen.
Neen, zei men in mijn jeugd, je moet geloven. Daar komt het op aan.

Genuanceerd
Maar uit alles blijkt dat Abraham een zeer nuchter en praktisch man was.
Een stamhoofd dat regelmatig ruziënde fracties uit mekaar moest halen en verzoenen. En het regelmatig ook moest opnemen tegen rovers en vijandige volken.
Als Abraham blindelings vertrouwde op Jahweh’s belofte, dan kan dat alleen maar omdat hij vanuit andere ervaringen met God, heel goed wist dat hij God kon vertrouwen. Hetzelfde kan je trouwens ook zeggen van de zogenaamde “ongelovige Thomas”. Als Jezus zegt: “Zalig die niet zien en toch geloven”, dan is dat een terechtwijzing aan het adres van die mensen die mordicus niet willen geloven.
Mensen voor wie het niet MAG waar zijn. Want die zijn er ook.
Maar Thomas geloofde. Hij was Jezus gevolgd, hij had van alles met Hem meegemaakt. Hij geloofde in Jezus. Alleen dat laatste, de Verrijzenis, dat was voor hem, op dat moment, erover.

Kans
En zo komen we bij onszelf. Moeten wij blindelings geloven?
Neen! Wij moeten gemotiveerd geloven. D.w.z. wij moeten God de kans geven om ons te tonen dat Hij geloofwaardig is. Dat Hij er wel degelijk is en van ons houdt en ons wil helpen.
Wij moeten niet terug zoals vroeger God overstelpen met verzoeken om genezing van allerlei kwaaltjes. Hoewel je daar zelf moet in beslissen wat je doet.
Maar ik zal God bijvoorbeeld wel vragen om mij af te helpen van mijn meest ergerlijke karaktertrekken. Ik maak de vraag heel concreet en ik bid daar dan voor.
En dan merk ik soms in mijzelf groeiende gevoelens die ik vroeger niet kende.
Terwijl ik heel zeker weet: dit heeft niets te maken met Freud & Co.
Dit ligt helemaal niet in de aard van het beestje. Dit is God.
En dat sterkt je geloof en je vertrouwen.

God ervaren
Omdat je dan beseft dat God met je bezig is.
En dát is meer overtuigend dan welk intellectueel godsbewijs ook.
God in je eigen leven ervaren, vaak heel discreet en niet opdringerig, maakt veel meer indruk op je dan grote filosofische of theologische argumenten.
Eigenlijk komt alles hierop neer: wij moeten God de kans geven om zich aan ons te tonen.

Meer dan recht alleen
zo 30 juli '23

Zondag 31 juli 2022, achttiende zondag door het jaar (jaar C)

Toen ik als tiener het boek Prediker leerde kennen, vond ik dat het iets heel hippieachtigs had. Alles wordt er sterk in gerelativeerd. Elke opvatting die doorgaans als vaststaand geldt en heilig, wordt hier ijdel genoemd, geleuter, dikke zever. Alles wat traditioneel, toen en nu, als wijsheid wordt verkondigd, slaat volgens Prediker zo goed als nergens op.
De idee bijvoorbeeld dat als je hard werkt je er wel zult komen; dat als je rechtvaardig in het leven staat, je daar de vruchten van plukt: “Wie goed doet, goed ontmoet.” En dat, als je heel je leven lang, verstandig zorgt voor jezelf, dat je dan rijk en gezond en gelukkig oud zult worden, gezegend met vele liefhebbende kinderen.
Allemaal ijdel, zegt Prediker, geloof het maar niet. Want er overkomt je voortdurend van alles dat als een mes door die mooie plaatjes snijdt.
Prediker komt met zijn scepticisme heel dicht in de buurt van het boek Job.
Geloof de mooie praatjes niet, bouw er je leven niet op, want het is allemaal ijdel.
Eén tikje van het lot, en je bent alles kwijt.

RECHTSPRAAK
En toch vind je bij Prediker geen echt nihilisme. Niet álles is absurd, niet elke manier van leven is zinloos.
Alleen, zegt Prediker, begrijpen wij niet altijd wat ons overkomt en waarom.
Maar we mogen er zeker van zijn dat alles kadert in wat God met ons voorheeft. Maar dan moeten wij terug leren aanvaarden dat God per definitie een mysterie is en al onze voorstellingen doorkruist.
Het leven blijft ondertussen dus onzeker en onvoorspelbaar. Vandaar het bij Joden zeer sterk ontwikkeld gevoel voor rechtspraak, de nood om het leven en de maatschappij toch enige vastigheid te geven. En vandaar ook de gewoonte om rabbi’s, mensen die een zekere autoriteit hadden op gebied van geloof, aan te klampen en hen te raadplegen. Hun te vragen om recht te spreken bij twisten en onenigheid.
Volgens de Talmoed gaat rechtspreken zelfs rechtstreeks terug op een uitdrukkelijk gebod dat God aan Noah gaf om een rechtspraak in te stellen om ruzies op te lossen.
De reden is duidelijk en wordt tot op heden als een grondslag van de rechtspraak aanzien: om te voorkomen dat “de sterkste automatisch zou winnen en de zwakkere systematisch beroofd zou worden”, zoals Prediker zegt.
En dus worden rabbi’s voortdurend aangeklampt om te pas en te onpas scheidsrechter te spelen.

ANDERS WORDEN
Jezus weigert daar echter resoluut op in te gaan. Hij wil geen scheidsrechter zijn tussen ruziënde mensen. Hij wil dat ze gewoon ophouden met ruziën en vechten.
Recht is de basis, de noodzakelijke voorwaarde voor vrede.
Maar het is niet genoeg om tot een duurzame vrede, om tot verzoening te komen.
Na een rechterlijke uitspraak bij een conflict zijn de strijdende partijen uit elkaar gehaald en is de beslissing van de rechter bindend en definitief. Maar die uitspraak brengt zelden vrede in het hart van de betrokkenen omdat geen van hen volledig gelijk kreeg.
En daarom wil Jezus de zaken radicaler aanpakken. Hij wil ons stimuleren om andere mensen te worden. Mensen die in plaats van te ruziën en de anderen als concurrenten te zien, zich laten inspireren door Gods geest, die liefde en barmhartigheid is.

ANTI-GOD
Ruzie komt altijd voort uit zelfzucht, de werkelijke oerzonde van de mens.
Die onzalige cluster van hebzucht, zelfzucht en egoïsme, niets verwijdert ons meer van God, niets is zo anti God als de aanbidding van ons eigen ik.
“De wereld”, zegt paus Franciscus, “is in oorlog”.
“Maar het is geen oorlog van godsdiensten, rassen, ideologieën. Het is een oorlog van belangen, van geld en van middelen”.
Alleen het delen met onze broeders is een waarborg voor vrede en is ook de weg die God van ons verlangt. Maar hoe kennen wij die weg, hoe weten wij wat God van ons wil als het ons niet meer verkondigd wordt en we ook niet meer bidden?
Dan weten wij dat gewoon niet. En dan lopen wij gewoon alles achterna wat in de wereld gangbaar is. Dan doen wij wat de dwaas uit het evangelie deed na een overvloedige oogst: hij bouwde grotere schuren om zijn bezit veilig te stellen en er volop van te genieten. Er staat: hij overlegde bij zichzelf. Hij overlegde dus niet met God en zijn geweten en hij had geen oog voor de armen.
Hij “verzamelde alleen maar schatten voor zichzelf”.
Maar diezelfde nacht nog stierf hij. En hij had elke kans verkeken om een ander mens te worden en om te doen wat God van hem verlangde.

Over het smeekgebed
zo 30 juli '23

Zondag 24 juli 2022, zeventiende zondag door het jaar (jaar C)

De eerste lezing brengt ons het verhaal—een van de bekendste uit het Oude Testament—van hoe Abraham met heel veel tactisch talent de vernietiging van Sodom probeert af te wenden.
Ik zeg nu wel: “Met heel veel tactisch talent”, maar eigenlijk kan je Abrahams manier van doen ook doodgewoon marchanderen en afpingelen noemen.
En dan vraag je je af: wat wil dat verhaal ons leren?
Moeten we nu echt geloven dat je met niet aflatend bidden en smeken God van gedacht kan doen veranderen?
Dat, als je maar lang genoeg volhoudt, God niet anders kan dan zijn mening herzien. Maar dat klopt toch niet met onze eigen ervaring?
Want hoe hartverscheurend rauw en echt en hoe bewonderenswaardig volgehouden, is vaak het smeken van mensen voor de redding van een vriend, de genezing van een kind?
Maar de vriend wordt niet gered en het kind gaat toch dood.
Het kan dan toch niet de bedoeling zijn dat we als gevolg hiervan God gaan vervloeken? Of onszelf, omdat wij zogenaamd niet hard genoeg gebeden hebben?
Er moet toch een andere uitleg zijn!

HET ONZEVADER
Misschien moeten we onze verwachtingen naar het effect van ons bidden eens onder de loep nemen.
Misschien verwachten wij, zonder daar veel over na te denken, te veel van ons bidden.
Misschien staan wij te weinig stil bij wat we allemaal verwachten als we bidden. Te weinig bij de vraag of het wel “logisch” is wat wij vragen aan God.
Laten we daarom eens heel aandachtig kijken naar het “Onze Vader”, het gebed dat Jezus zelf ons geleerd heeft.
Laten wij, om onze geest wat te prikkelen, dat gebed eens van achter naar voor bekijken. Beginnen we met de laatste bede.
Wat wij vragen is dat God ons onze fouten zou vergeven. Nadat wij anderen al vergeven hebben wat zij ons hebben aangedaan. Elders zal Jezus verduidelijken dat dit de voorwaarde is om zelf vergiffenis te krijgen.
Het volgende dat wij vragen is: geef ons heden ons dagelijks brood.
Dus niet “nu en morgen”: een voorraadje aanleggen. Neen. Geef ons vandaag wat wij nodig hebben om te leven.

KERN
En in de rest van het gebed, en nu zitten we bij het eerste en voornaamste deel, vragen we niet dat God zijn wil zou aanpassen aan wat wij verlangen, maar precies het tegenovergestelde. Wij vragen dat God ons zó zou veranderen dat wij alleen nog verlangen zijn wil te doen. Dat God zodanig zou ingrijpen in ons leven dat wij andere mensen worden. Mensen wier enig verlangen nog is, de wereld te veranderen in Gods Geest.
En dat wil zeggen: vragen dat God maakt dat ons enig verlangen nog is, te werken aan zijn Koninkrijk van liefde, vrede en rechtvaardigheid.
Geen spoor dus van iets vragen voor jezelf in de gewone betekenis van het woord.
Maar het spreekt vanzelf dat je alleen maar zo kan bidden als je er diep van overtuigd bent dat God oneindig veel van je houdt. Dat Hij zo al het beste met je voor heeft, ook al lijkt dat niet zo. Het gaat hier dus om een bijna onwezenlijk vertrouwen in God. Hij weet wat het beste voor je is. Ook als de ziekte doorzet, Hij zal me nooit laten vallen. Ook niet als ik doodga. Laat mij me dus maar volledig geven aan zijn Koninkrijk. Hij draagt wel zorg voor mij.

EN TOCH. . .
Hoezeer ik er ook van overtuigd ben dat ik mij moet schikken in Gods wil en niet omgekeerd; hoezeer ik ook begrijp dat ik God niet kan manipuleren, toch blijf ik bidden als iemand waar ik van hou, ziek is of in een andere zware nood verkeert.
Ik heb daar twee redenen voor.
Ten eerste kan God zijn doel op oneindig verschillende manieren bereiken. Hij kan ingaan op mijn gebed en toch zijn eigen doel bereiken.
En bovendien: zegt Jezus niet zelf dat we moeten blijven bidden?
Immers, zegt Hij, een Vader zal zijn zoon toch geen steen geven als hij Hem om brood vraagt. . .
Er zit een tegenstrijdigheid in het geheel. Maar ik waag het erop. Ik blijf bidden.
In het volste vertrouwen. . .

Jezus-in-ons
zo 30 juli '23

Zondag 17 juli 2022, zestiende zondag door het jaar (jaar C)

De beide lezingen vandaag hebben gastvrijheid als thema.
In de eerste lezing gaat het over Abraham die op bijzonder hartelijke wijze drie vreemdelingen in zijn tent ontvangt.
Wij weten ondertussen dat het om Jahweh, om God zelf gaat.
Maar Abraham weet dat niet. Voor hem zijn het drie onbekenden, maar hij behandelt hen als naaste familie en luistert naar wat zij hem te zeggen hebben.
Net zoals de Samaritaan in de lezing van vorige week dat deed met de man die door rovers overvallen en voor dood achtergelaten was. Ook zijn houding was volkomen onbaatzuchtig: de man over wie hij zich ontfermde was voor hem een volslagen onbekende. Hij liet zich door hem “aanspreken”, opende zich voor zijn nood. En behandelde hem als zijn broer.
Het gaat hier om de twee vormen van gastvrijheid die essentieel zijn voor de christelijke spiritualiteit, de christelijke manier van leven: gastvrij openstaan voor het woord van Jezus en gastvrij openstaan voor de mens die in nood is en die dáárdoor, volgens Jezus, automatisch mijn naaste wordt.
In het evangelie van vandaag komen beide vormen van gastvrijheid voor, verpersoonlijkt in de zussen Martha en Maria.
Martha legt zich toe op koken en bakken, het drukke huishoudelijke werk, het goed ontvangen van gasten.
Maria zit rustig bij Jezus en luistert naar wat Hij haar te zeggen heeft.
Misschien niet overbodig om er hier op te wijzen dat de latere scheiding tussen actieven en contemplatieven zich wel op dit evangelie beroepen, maar ten onrechte. Die scheiding kwam er om praktische redenen.
Maar het luisteren naar de woorden van Jezus én het openstaan voor de noden van de naaste zijn beide even essentieel in het leven van de christen en komen best ook samen voor. In antwoord op de korzelige opmerkingen van Martha zegt Jezus wel dat Maria “het beste deel” gekozen heeft. Maar Hij kent zijn Pappenheimers en zegt dit zeer waarschijnlijk om blind activisme bij zijn volgelingen te ontraden.
Luisteren naar Jezus blijkt wel essentieel te zijn. En daarom moet Jezus ook blijvend verkondigd worden.
Interessant hierbij is wat Paulus in zijn brief aan de Kolossenzen (Kol 1,24) het grote geheim noemt: Christus in U: Christus spreekt dus ook in ons.
M.a.w.: Christus is universeel. Hij is er voor elke mens. Hij spreekt in ons.
Niet, zoals eertijds in Palestina “tot” ons. Maar Hij spreekt ook “in” ons.
In elke mens.
Ik denk dat er maar weinig mensen zijn die die ervaring nog nooit hebben meegemaakt. De ervaring aangesproken te worden door iets of Iemand die ons volkomen overstijgt.
Maar evengoed is het voor ieder christen en trouwens voor elke mens duidelijk dat, behalve God, ook heel wat andere bronnen de oorzaak zijn van gedachten die in ons opwellen: onze opvoeding, een moeilijk karakter of zelfs gewoon een slechte spijsvertering.
En daarom is het belangrijk dat we echt tijd maken voor God, dat we echt in gesprek gaan met Hem.
Dat we ons in ons gebed er niet vanaf maken met enkele grijsgedraaide formules.
Als wij ons echt door Christus willen laten leiden dan moeten wij voldoende tijd nemen om echt naar Hem te luisteren.
En dat begint met goed te beseffen Wie wij vóór ons hebben.
Als wij dat beseffen, als het tot ons doordringt dat in Jezus, het God zelf is die tot ons spreekt dan is diepe schaamte omwille van ons afratelbidden de enige juiste reactie.
Dat was alleszins wat mij overkwam toen ik eindelijk eens stilstond en nadacht over mijn gewoonte om telkens als ik van Lubbeek naar Glabbeek reed en weer terug, in de wagen de rozenkrans te bidden.
Ik besefte dat ik heel vaak, om niet te zeggen altijd, het hele traject aflegde zonder ook maar één keer echt stil te staan bij Jezus of Maria.
Volkomen waardeloos dus. Godslasterlijk zelfs.
Je moet echt tijd maken voor God. Het stil maken. Luisteren. Liever een kwartier of een half uur dan 5 minuten. En als er niks gebeurt?
Er “gebeurt” altijd iets.
In je hoofd, in je hart. Er verandert altijd iets.
Tijd maken voor God is nooit verloren tijd.

Evangeliseren
zo 30 juli '23

Zondag 10 juli 2022, vijftiende zondag door het jaar (jaar C)

Vorige week viel mijn oog eerder toevallig op een uitspraak van Kurt Leuridan, de CEO van een Japans-Belgisch bedrijf. Over de strijd tegen de klimaatverandering, schrijft hij, dat paus Franciscus al veel meer bereikt heeft dan Greta Thunberg.
Terechte eer voor een unieke wereldleider, wellicht één van de grootste pausen uit de geschiedenis.
Maar het onderstreept nog maar eens dat christenen (en hun leiders) voor de wereld vooral of zelfs uitsluitend interessant zijn als ze uitspraken doen die maatschappelijke, politieke of morele standpunten vertolken.
Geen godsdienstige.
Op zich is dat niet verwonderlijk of erg: dat geldt voor andere godsdiensten ook.
Maar onwillekeurig besef je ineens dat hetzelfde verschijnsel zich ook voordoet BINNEN de kerk. En daar is dat wél verwonderlijk én erg.
Omdat het wijst op een nooit eerder gekende binnenkerkelijke malaise.
Wij geven het geloof niet meer door. Zeker niet hier bij ons in Vlaanderen.
De ouders zien dat al lang niet meer als hun taak (wat helemaal fout is: geloof wordt op de eerste plaats doorgegeven in het gezin).
En de godsdienstlessen en de catechese en, ja, ook de homilieën geven uitsluitend nog morele standpunten door. Hoe je handelend in de wereld staat als christen, dat leren ze. Maar het geloof zelf komt maar heel accidenteel ter sprake.
Een jongere die in deze tijd hier bij ons een katholieke opvoeding heeft genoten, een katholieke opvoeding die naar hedendaagse normen als geslaagd mag worden beschouwd, die weet precies hoe hij zich als christen in de wereld moet gedragen. Die zal partij trekken voor armen en zwakken. Die zal zich keren tegen pesten, discrimineren, tegen racisme en uitsluiting.
Die zal opkomen voor rechtvaardiger verdeling van de rijkdommen.
Maar vraag hem of haar niet wat Jezus voor hem persoonlijk betekent in zijn leven. Of wat de betekenis is van de eucharistie voor hem persoonlijk.
Hoe meer je over die toestand nadenkt, hoe meer je beseft dat het hier niet gaat over een accentverschuiving en ook niet over iets van progressief versus conservatief.
Maar over iets veel fundamenteler. Wij hebben het kind mét het badwater weggegooid. Wij hebben het geloof vervangen door een morele gedragscode.
Vroeger had je natuurlijk ook veel moraal en veel regels in de kerk. Maar toen waren die gedragen door de innerlijke overtuiging van het geloof.
Vroeger zou je als christen niet bedriegen, niet stelen en niet moorden, niet omdat een professor uit Leuven dat van je vroeg, maar omdat je er diep van overtuigd was dat God zelf, de Diepste Kracht in de kosmos, dat heel persoonlijk van jou verwachtte. Dát was geloof.
Maar als alleen de gedragscode overblijft, een aantal regels. . . Als dat niet van je gevraagd wordt door een God die van je houdt. Die je altijd verder lokt naar hoger en beter.
Die je voortdurend uitdaagt om jezelf moreel te overtreffen. En die tezelfdertijd een bodem van ontferming voor je is. Waar haal je dan de kracht om die ethische houding te blijven aanhouden, ook in situaties waarbij je er zwaar door benadeeld wordt?
Je kan natuurlijk zeggen: die moraal gaat toch terug op de persoon van Jezus. De fameuze “christelijke waarden”.
Maar dan zie je Jezus als een soort Goeroe. En dat kan wel hier en daar een enkeling inspireren, maar daar houdt het dan ook op.
Wij moeten ons geloof terug verdiepen.
En wij moeten dat geloof ook terug verkondigen. Wij moeten terug evangeliseren.
Het geloof terug veel meer ter sprake brengen. Te beginnen met onze eigen huiskring, de eigen omgeving, onder vrienden.
Als Jezus zijn leerlingen uitzendt, is dat niet om een moraal te prediken, maar om het fundament van zijn leer te verspreiden: het geloof in een God die van ons houdt als van de appel van zijn oog.
Een geloof dat op zich al rustig maakt en bevrijdt.
En dat ons ook aanzet om vanuit een diepe overtuiging moreel te leven.

De Verlosser van de mens
zo 30 juli '23

Zondag 3 juli 2022, veertiende zondag door het jaar (jaar C)

Jezus was een gekende figuur in het Israël van zijn tijd.
Hoewel het land krioelde van rondtrekkende profeten, vrijheidsstrijders of gewoon herrieschoppers, was Jezus duidelijk van een ander niveau.
Waar Hij kwam verzamelden zich echter grote menigten en daardoor trok Hij ook de aandacht van de machthebbers.
De hogepriesters hielden Hem in het oog, de farizeeërs legden hem voortdurend op de rooster om te zien of hij wel zuiver was in de leer en zelfs Rome begon zich in Hem te interesseren. Rome is daarbij trouwens nog een apart hoofdstuk.

SPQR (SPQR is de afkorting voor het Latijnse ‘Senatus Populus Que Romanus’, letterlijk vertaald ‘de Senaat en het Volk van Rome’).
Israël was, binnen het Romeinse Rijk, ongetwijfeld de meest opstandige provincie. Binnen dat Romeinse Rijk hadden de verschillende volkeren de voordelen leren op prijs stellen die de fameuze Pax Romana, de vrede binnen het Rijk, met zich meebracht. Je zou het zo’n beetje kunnen vergelijken met de huidige Europese gemeenschap. Binnen de rijksgrenzen had men geen last meer van oorlogen en stammentwisten en daardoor bloeide de handel en nam de welstand toe. Óók in Israël. Maar dat kon niet baten. De Joden hielden hardnekkig vast aan hun recht op onafhankelijkheid.
En daardoor waren er ook onophoudelijk opstanden, die dan door Rome bloedig onderdrukt werden. Het gevolg daarvan was dat benoemd worden tot gouverneur in Jeruzalem eerder een straf was dan een promotie.
Pontius Pilatus kon daarvan meespreken toen hij benoemd werd in wat hij smalend noemde: “Het land van geiten en Jehova’s”.

MOZES
Om die joodse hardnekkigheid in het afwijzen van Rome te begrijpen, moeten we teruggaan naar wat in het centrum staat van het joodse geloof. En dat is: de bevrijding uit het slavenhuis van Egypte. De joodse oerervaring van een God die verlost uit alles wat de mens beknelt en gevangenhoudt. Het is een ervaring die later ook het christelijk godsbeeld sterk getekend heeft.
Maar bij de Joden kwam daar nog bij dat zij heel sterk geloofden dat, telkens wanneer ze zich in een gelijkaardige situatie van onderdrukking bevonden, God een Verlosser, een tweede Mozes, een Messias zou sturen om het volk te bevrijden. De Messias waar in Jezus’ tijd krampachtig en overspannen werd naar uitgekeken, had dus een uitgesproken politieke en militaire betekenis.
Het kan dan ook moeilijk anders of velen begonnen, vol verwachting, hun aandacht op Jezus te richten.
Waar Hij kwam verzamelden zich grote menigten. Zou Hij het volk niet kunnen aanzetten tot een gewapende opstand?

ANDERS
Maar Jezus was duidelijk uit een ander hout gesneden. Hij genas zowel de zoon van de Romeinse honderdman als de soldaat van de joodse hogepriester die kwam om hem gevangen te nemen.
En toen men Hem probeerde te strikken met de vraag of je aan Rome (de bezetter!) belasting moest betalen, sloeg de spottende ondertoon van zijn antwoord op elke vorm van macht. Niet alleen die van de Romeinen. . .
Jezus wil kost wat kost vermijden dat men Hem gaat aanzien als de Messias in de oude, politieke betekenis van het woord.
Hij ziet zichzelf wel degelijk als Messias en Verlosser, maar dan in een heel andere betekenis. Jezus wil de mensen ervan overtuigen dat alleen liefde en goedheid de mens kan verlossen. En dat verlost-worden geldt zowel voor degene die liefde geeft als voor degene die de liefde ontvangt.
Liefde is eigenlijk de enige radicaal bevrijdende kracht in onze wereld.
Dat zegt Jezus.
En om die overtuiging kracht bij te zetten, ging Hij zelf vrijwillig de dood in.
Liever dan zichzelf te verloochenen door zijn toevlucht te nemen tot geweld.
De echte verheerlijking van Jezus vindt in het Johannesevangelie niet plaats bij de verrijzenis, maar op het kruis.

REDEMPTOR HOMINIS
Jezus verlost de mensen niet door een of andere aardse machthebber te verjagen maar door elke mens de weg naar bevrijding te tonen, de weg van God: door de liefde centraal te stellen in je leven word je zelf een vrij mens en kan je anderen bevrijden.
En door voor die overtuiging, die ook zijn levensweg was, de dood in te gaan, in het volste vertrouwen op de liefde van de Vader, wordt Hij terecht genoemd de Redemptor Hominis, de Verlosser van de mens.
Tot zover kan, denk ik, nog iedereen mee. Jezus als een diepmenselijke leraar. Vergelijkbaar met een hoogstaande Griekse filosoof of een boeddhistische wijze.
Maar christenen geloven dat Jezus meer was. Zij geloven dat in Hem, God zelf zich aan ons liet kennen. En dat betekent dat, in Jezus, hoe onvoorstelbaar ook, God zelf ons lijden en onze dood heeft doorgemaakt. En daar word je toch wel stil van, omdat het een heel aparte dimensie geeft aan het geheel.

Decadent
zo 30 juli '23

Zondag 26 juni 2022, dertiende zondag door het jaar (jaar C)

Toen men koningin Marie-Antoinette berichtte dat er opstand broedde onder het hongerende Parijse volk omdat er bij de bakkers geen brood meer te krijgen was, antwoordde ze: “Dat ze dan gebakjes eten”.
Later, op haar proces, is haar die reactie bijzonder kwalijk genomen.
Het was een uiting van weergaloos cynisme, zei men.
Tegenwoordig twijfelen sommige historici aan dat laatste.
Marie-Antoinette leefde zo beschermd en afgesloten van de ellende van het volk dat zij misschien wel oprecht kan gedacht hebben: “Waarom zo’n herrie? Er zijn bij de bakker toch nog andere dingen te krijgen. . .!”
In onze tijd echter zijn de superrijken, de oligarchen, de oliesjeiks, de topsporters en -zangers en -acteurs nog oneindig veel rijker en verkwistender dan al de bewoners van Versailles tezamen.
Maar wanneer zij bijvoorbeeld een trouwfeest organiseren dat 40 miljoen euro kost, dan weten zij zeer goed -in tegensstelling tot Marie-Antoinette- dat in onze wereld ontelbaar vele kinderen sterven van honger, ontbering, gebrek aan geneeskundige zorg, gebrek zelfs aan. . . proper water.
Maar dat raakt hen blijkbaar niet.

ERGER NOG. . .
Wat echter nog meer schokt bij deze mensonterende toestand is de volslagen passiviteit van de andere mensen, van het gewone volk, van u en mij. . . :
Niet alleen brengen die uitwassen ons niet tot verontwaardiging en opstandigheid, maar ze intrigeren ons, ze boeien ons, ze maken ons mateloos nieuwsgierig.
Populaire weekbladen en tv-zenders maken steeds meer tijd en ruimte vrij voor reportages over de woningen van superrijke mensen.
En over hoe daar een luxe tentoongespreid wordt waar de vroegere heersers niet eens durfden van dromen.
Terwijl die vroegere prinsen en koningen, als ze “overdreven”, voortdurend op hun hoede moesten zijn voor aanslagen en revoluties.
Niet de superrijken van vandaag echter. In plaats van verontwaardiging oogsten ze alleen maar belangstelling en. . . bewondering.
En dat kan er alleen maar op wijzen dat wij ervan overtuigd zijn geraakt dat rijkdom vandaag binnen ieders bereik ligt. En dat wij dus onze eieren niet verloren mogen leggen door de verkeerde kant te kiezen.
En die overtuiging doet de sociale, kritische reflex indommelen.
Men toont bijvoorbeeld een oudere filmdiva die in Beverly Hills woont in een villa met 18 badkamers.
Wat verder woont een Mexicaans gezin met 18 personen (ouders, kinderen, grootouders, tantes en nonkels) in een ongezonde krotwoning. En dan krijg je nogal vlug: oké, maar die filmdiva heeft jarenlang geschitterd, die heeft dat verdiend.
Maar die Mexicanen, werken die wel?
Als onze maatschappij als geheel in zeer korte tijd onchristelijk geworden is, dan kan je dat meer aflezen aan dit soort mentaliteit dan aan het wegvallen van het zondagse kerkbezoek.
Want die mentaliteit ademt de verwachting dat een geslaagd leven een leven is van zoveel mogelijk bezit, en het aanzien dat er het gevolg van is.
En dat alleen, of toch zeker vooral, geld zorgt voor levensvervulling.
En dat gaat lijnrecht in tegen de diepste christelijke overtuiging.
Het streven naar rijkdom als doel en bekroning van het leven dient uiteindelijk alleen onze zelfzucht. En dat is volledig in strijd met wat Jezus ziet als een geslaagd leven: een leven in dienst van de liefde.
Een leven waar de mens erin slaagt zichzelf te overstijgen en zijn geluk te vinden in het liefhebben van anderen.
Tussen zo’n leven en een zelfzuchtig, egoïstisch leven is geen compromis mogelijk; ze sluiten elkaar uit.

TOT SLOT. . .
Toch even erop wijzen dat dit geen pleidooi is voor armtierig en ascetisch leven.
Vorige week nog lazen we hoe Jezus aanwezig was op een bruiloft en er zelfs nog zorgde voor wijn. En bovendien telde Hij onder zijn vrienden niet alleen verschoppelingen maar ook gegoede en geslaagde burgers. Dat is dus niet het probleem.
Maar het streven naar rijkdom als doel van het leven is op geen enkele manier te verzoenen met de verlossende leer die Jezus ons bracht.
En die meer onze aandacht vraagt voor de slachtoffers van dat wijdverbreide streven, dan onze bewondering voor hen die daar volop mee bezig zijn.

Het kan!
zo 30 juli '23

Zondag 15 mei 2022, Vijfde Paaszondag (jaar C)

Het boek “Handelingen van de apostelen” bevat grotendeels verslagen van de missionaire activiteiten van de apostelen, van Paulus vooral. Zoals uit de lezing van vandaag al blijkt, zou Paulus echter niet de enige zijn die heidenen tot het geloof bracht. Want op vele plaatsen waar hij aankwam, bestonden er al geloofsgemeenschappen, groepen christenen die door hem dan bevestigd en bemoedigd werden.
Waardoor er meteen ook al gezegd is dat het christendom zich niet zomaar moeiteloos verspreid heeft. Het had wel heel veel succes, het sprak de mensen heel sterk aan. Wij kunnen ons nu nog moeilijk voorstellen wat een enthousiasme, welke verwachtingen het opwekte, vooral bij de massa mensen die het in de keiharde Romeinse wereld moeilijk hadden en nooit aan de bak kwamen: de slaven, de dagloners, de armen; het overgrote deel van de bevolking.

TEGENKANTING
Maar wie in een wereld van ellende en onderdrukking met een verhaal van hoop en bevrijding komt, wekt natuurlijk weerstand op bij diegenen die wel varen bij de toestand zoals die is.
Daar komt nog bij dat de christenen door de Joden gezien werden als een afwijkende joodse groepering (aanvankelijk niet geheel onterecht), wat hun hogepriesters dan het recht zou geven de christenen als ketterse relmakers tot de orde te roepen, m.a.w. hen te vervolgen. Wat ze dan ook deden.
De bemoediging van Paulus bestond er niet in de christenen op te zetten tegen hun vervolgers. Paulus “bemoedigt” hen door hun erop te wijzen dat tegenkanting en vervolging gewoon tot het christelijk leven behoort. Omdat een christen wel volop in de wereld staat, maar niet van de wereld is, d.w.z. andere normen, andere motieven heeft dan wat in de wereld gangbaar is.
En dat is natuurlijk roepen om miserie. (Dat geldt ook nog vandaag.)

JEZUS CHRISTUS
De vraag blijft dan: “Wat zijn dan die beweegredenen, regels en normen die het handelen van de christen bepalen en waardoor een gelovige opvalt in het sociale leven, zonder dat echt te willen?”
Welnu, het gaat hier niet om regels en normen. Wat een christen bij zijn handelen voor ogen staat, is een persoon. De persoon van Jezus Christus.
En die Jezus Christus die heeft 1 groot levensprincipe: “Heb elkaar lief”.
Wees herkenbaar aan de liefde die je elkaar toedraagt. Geen regels, geen geboden. Alleen: hou van elkaar. Laat heel uw leven overheersen door de wil om te beminnen. En dat spreekt de mens wel aan.
Want ieder van ons wil eigenlijk alleen maar gelukkig zijn.
En wij weten maar al te goed dat alleen liefhebben en bemind worden ons ten diepste gelukkig maakt.
En toch kan je je afvragen of dit toch niet te veel gevraagd is.
Want van het liefhebben het leidmotief van je leven maken kan, als je dat dagelijks moet realiseren, aartsmoeilijk zijn.

LASTIG
Neem nu alleen al maar het leven tussen man en vrouw. Soms kan het op je heupen werken dat het “gewone” leven zo alledaags en monotoon kan zijn en het gras zoveel groener elders. Soms zijn het de kinderen, de pubers vooral, die altijd weer moeilijk doen. Of oudere kinderen die willen scheiden terwijl ze volgens jou te vlug opgeven. Als christen zou je dan altijd maar je wrevel liefdevol moeten toedekken en begrip hebben voor hun standpunt.
Om nog te zwijgen van onze relaties met vrienden, buren, collega’s, . . .
Allemaal met hun eigen nukken, grillen, en “speciaal karakter”.
Dat “heb elkaar lief” is echt niet zo gemakkelijk als het lijkt. Het is behoorlijk lastig.
Daar is een heel eenvoudige reden voor.
De natuur heeft ons toegerust met een sterke drang naar zelfbehoud.
En telkens als wij liefhebben, moeten wij strijd leveren met onze eigenliefde, met onze ik-gerichtheid. Telkens opnieuw. Niemand is er vrij van. En daarom is het fundamenteel gericht zijn op liefhebben zo moeilijk.

EN TOCH
Maar niet ondoenbaar.
Maar om het te kunnen, is het wel nodig eerst toe te geven dat we het uit onszelf niet kunnen. En ook dat is bijzonder moeilijk voor de moderne mens.
Maar het is wel zo. We kunnen het niet alleen.
We kunnen het alleen als wij verbonden blijven met de bron van alle liefde, met Jezus en zijn Vader, zoals de ranken verbonden blijven met de wijnstok.
En dat is de hoopvolle boodschap vandaag: het kán.
Dat liefdevolle en gelukkige leven ligt binnen ons bereik. Maar alleen dus als wij echt verbonden blijven met de Bron van alle liefde.

Eigenheid
zo 30 juli '23

Zondag 8 mei 2022, Vierde Paaszondag (jaar C)

Wij zijn op dit ogenblik met 7 miljard mensen. En toch zijn er op heel de wereld geen twee dezelfde. De mensheid, dat is: een verbluffend bont gezelschap van individuen, die soms extreem van elkaar verschillen in wat ze doen en denken en willen bereiken.
En toch hebben wij, alle 7 miljard, één gemeenschappelijk verlangen: ieder van ons wil gelukkig zijn. Zo eenvoudig is het eigenlijk.
Iedere normale, gezonde mens wil gewoon gelukkig zijn.
Het zijn de manieren waarop mensen dat geluk proberen te bereiken die onvoorstelbaar uiteenlopend en verschillend zijn. De enen zoeken dat geluk te bereiken in geld en macht, in onderdrukking zelfs. Anderen in het scheppen, in het botvieren van hun creativiteit. Nog anderen in liefde en vriendschap, in religieuze harmonie.
Soms ook in extreme genotzoekerij, in stuitend egoïsme.
Soms in een eerbied afdwingende inzet en zorg voor anderen.
Maar allen zoeken zij uiteindelijk hetzelfde: ze willen gelukkig zijn.
Christenen zijn mensen die geloven dat de diepste Grond van het bestaan Liefde is. En dat wij dus alleen levensvervulling zullen vinden in de mate dat wijzelf ook liefdevol in het leven staan.

MISVATTINGEN
Ik denk dat dat de kernovertuiging is van een christen.
Het is misschien niet slecht dat dit ook eens met zoveel woorden gezegd en opgefrist wordt. Want daar bestaan nogal wat misverstanden over.
Binnen en buiten de Kerk.
Er zijn inderdaad mensen die denken dat geloven hetzelfde is als een kaarsje aansteken als je iets nodig hebt. Anderen menen dat het onderscheid tussen geloven en niet-geloven draait rond vóór of tegen abortus zijn en euthanasie.
En nog anderen denken dat gelovigen vooral mensen zijn die Adam en Eva verkiezen boven Charles Darwin. Heel raar allemaal.
Zelf maak ik mij vooral zorgen dat ons godsdienstonderwijs het geloof steeds meer lijkt te verengen tot een moraal, maar de voedingsbodem van die moraal, het geloof zelf, verwaarloost. En het geloof ook niet meer doorgeeft.

ONVOLLEDIG
Aan de andere kant zou ik het bijzonder spijtig vinden als ik de indruk wek dat moraal, onze manier van leven, niet belangrijk zou zijn.
Integendeel: mijn morele ingesteldheid, de manier waarop ik in het leven sta, hoe ik omga met de wereld en met de mensen, maakt mij tot wie ik ben.
Als je een precieze beschrijving wil geven van een mens, dan volstaat het niet hem op een wetenschappelijke manier helemaal uit elkaar te halen, de onderdelen en hun werking te beschrijven en dan alles weer samen te voegen: voilà, hier heb je die mens. Je zou bijvoorbeeld kunnen uitleggen hoe zijn spieren en zijn hersenen werken. Je zou hem zelfs psychologisch helemaal kunnen doorlichten en ook alle mogelijke invloeden die op hem hebben ingewerkt vóór, tijdens en na zijn geboorte. De invloed van de maatschappij en van zijn genen.
En dan, als je dat allemaal zou kunnen te weten komen, dan zou je hem of haar helemaal kennen en volmaakt kunnen voorspellen hoe die persoon zich zal gedragen. Maar dat doet ie lekker niet.

ETHISCH HANDELEN
Vanuit de wetenschappelijke aanpak kan je dus wel verbazend veel over die persoon zeggen. Maar niet alles. Een echt zicht op een mens krijg je pas als je ziet hoe hij in de praktijk omgaat met de omringende wereld.
Met andere mensen vooral. Iedere mens bezit blijkbaar een eigenheid, die weerbarstig is voor elke poging om hem in een vakje te duwen.
Vandaar dat je rustig mag zeggen dat je, om te weten wie iemand werkelijk is, gewoon moet kijken naar hoe hij omgaat met andere mensen.
Bepalend voor wie een mens is, is dus niet hoe hard hij kan lopen of hoe snel zijn hersenen werken, maar hoe hij in de wereld staat, hoe hij staat tegenover goed en kwaad, wat voor hem kan of juist niet kan.
De mens dus als ethisch, als moreel handelend wezen.

GOD = LIEFDE
“Ik ben de herder”, zegt Jezus. “De schapen luisteren naar mijn stem”.
Christenen zijn mensen die voor hun omgaan met andere mensen en met de wereld zich helemaal richten op Jezus, op wat Hij ons gebracht heeft: de verzekering dat God liefde is en dat God wil dat ook wij liefdevol in het leven staan. Dat we dat echt, met vallen en opstaan, met alle kracht die in ons is proberen.
Dat we goed zijn voor elkaar, elkaar helpen, elkaar bevrijden en vergeven.
Alleen op die manier zullen we zelf bevrijding vinden. En levensvervulling.

“Het is de Heer”
zo 30 juli '23

Zondag 1 mei 2022, Derde Paaszondag (jaar C)

Dit is een verhaal vol tegenstrijdigheden en absurde plotwendingen.
Monty Python kan er een puntje aan zuigen.
Je kan daar maar één zinnige conclusie uit trekken en dat is dat de schrijver ons duidelijk wil maken dat we zijn verhaal niet letterlijk moeten nemen, dat hij ons iets anders wil duidelijk maken, iets wat hij ons alleen maar kan meedelen met behulp van beelden en vertellingen.
In een wat men noemt “evocatieve” taal, een taal die iets oproept dat met geen gewone woorden kan beschreven worden.
Herman Servotte heeft er een soort bloemlezing van gemaakt.
Hoe aandachtiger je het verhaal leest, hoe vreemder het wordt, zegt hij.
Bij het begin vraagt Jezus of ze wat vis hebben, en bij het einde blijkt Hijzelf al vis te hebben klaargemaakt.
Petrus kleedt zich aan alvorens hij in het water springt. De mannen vissen zo veel dat ze niet bij machte zijn het net op te halen. Maar iets later sleept Petrus het alleen aan wal. En dan die rare zin: “Wetend dat het de Heer was, durfde niemand Hem vragen: wie zijt gij?”
Het zijn allemaal signalen die ons er willen op wijzen dat we de tekst niet moeten lezen als een reportage van feiten. Maar als een verhaal dat ons, zoals gezegd, iets wil duidelijk maken wat eigenlijk niet in gewone woorden kan gevat worden. Iets wat alleen maar met symbolen en poëzie kan opgeroepen worden.

TELEURSTELLING
Maar wat is het dan precies, wat men ons via deze toch wel ingewikkelde manier van communiceren wil duidelijk maken?
Laten we eens teruggaan naar de situatie.
Na de kruisiging van Jezus lag het groepje van de apostelen er uiteen gesabeld bij. Vorige week noemden we hen nog beunhazen die er schichtig bijliepen. Doodsbenauwd voor de overheidspersonen, bang dat die hen wel eens hetzelfde lot zouden doen ondergaan als hun Meester.
Bovendien zaten ze ongetwijfeld ook met een schuldgevoel.
Een van hen bleek een verrader te zijn. Hun kopman had Jezus 3 maal verloochend en de rest was op de vlucht geslagen toen het te warm onder hun voeten werd.
Tot zover kunnen wij mee. Wij kennen als gelovigen zelfs een soort plaatsvervangende schaamte voor de laffe houding van Jezus’ leerlingen op het moment van zijn lijden. Welk een teleurstelling moeten zij voor Hem betekend hebben? “Kunt gij nog geen uur met mij waken?”

ONTREDDERING
Waar traditioneel veel minder aandacht aan wordt besteed is de teleurstelling van de apostelen. Over hoe zij, in hun verwachtingen aangaande Jezus, zwaar teleurgesteld waren.
Want Jezus had ook succes gekend. Hij werd door massa’s mensen op handen gedragen. En de apostelen, zijn naaste medewerkers, deelden natuurlijk ook in dat succes. Tenslotte waren zij het toch die als eersten iets in Hem gezien hadden. En nu Hij pas als een koning was ingehaald in Jeruzalem, leek ook voor hen een schitterende toekomst weggelegd.
En dan valt ineens het doek, genadeloos en hard als een bijl. Alles is ineens gedaan. De teleurstelling is onbeschrijflijk. Alles is weg. Geen haar op hun hoofd dat denkt aan de opdracht “vissers van mensen” te zijn.
Ze laten alles vallen: hun opdracht, hun inzichten, hun geloof in Jezus. Alles is weg.
Al hun illusies achter zich latend, keren ze terug naar hun oude gewoonten: ze worden terug vissers op het meer. De ontreddering is totaal.
En dan begint de verrezen Heer hen zelf opnieuw te roepen.

BEVESTIGING
Hen via gebeurtenissen en ontmoetingen terug op te roepen en aan te sporen.
Te zenden.
Eerst herkennen ze Hem niet, weten ze de tekenen die Hij geeft niet te verstaan.
Maar stilaan wordt het hun duidelijk: “Het is de Heer”.
Precies hetzelfde kunnen wij meemaken.
Ook wij kennen perioden dat ons geloof wat afgezwakt is, momenten zelfs dat het op een heel klein pitje staat. Ook wij worden immers af en toe teleurgesteld in onze verwachtingen naar God toe.
Maar ook voor ons is het dan zaak om met een open geest uit te kijken naar tekenen die ons bevestigen in ons geloof. Om uit te kijken naar Jezus, die er nog steeds is en die ons bevestigt en moed geeft. En die ons opnieuw oproept om ons in te zetten voor zijn Rijk van liefde en verbondenheid.
Net zoals Hij dat met de apostelen heeft gedaan.

Pagina's