Nieuws uit de parochie

Vechten tegen het kwaad in ons
ma 20 mei '19

Zondag 19 mei 2019, Vijfde zondag van Pasen (jaar C)

Een van de vragen van de vroegere Mechelse catechismus luidde: wat is het teken van de christenmens? En het antwoord was: het teken van een christenmens is het kruisteken. En dat is natuurlijk ook zo, als je met een teken een herkenbaar ritueel gebaar bedoelt. Maar als je bedoelt: wat is nu tekenend voor de manier van leven van een christen, waarin verschilt zijn leven, waarin zou zijn leven moeten verschillen van het leven van andere mensen, dan is het antwoord: dat ze elkaar (moeten) liefhebben.
U kan zich dan natuurlijk afvragen: “Kunnen andere mensen dan niet liefdevol in het leven staan?” en “Zijn christenen dan altijd zo lief voor elkaar?”
En dus haast ik mij erbij te zeggen dat het liefdevol in het leven staan bij christenen een formeel gebod is. Bij mijn weten trouwens het enige gebod dat Jezus ons heeft opgelegd. Maar inderdaad een gebod, een verplichting.
En dat is toch wel heel speciaal en uniek.

Wil
Ook de aard van de liefde waar het christelijk geloof het over heeft is niet voor de hand liggend. De liefde die Jezus van ons verlangt heeft weinig of niets van doen met gevoelens, verlangens of driften. Het liefdesgebod van Jezus doet beroep op onze wil. Het eist van ons een wilsact, een blijvende ingesteldheid, waarbij wij de anderen goed willen doen of hun tenminste en van harte het goede toewensen. Bovendien wordt Jezus’ gebod gekenmerkt door een ongekende radicaliteit. Zowat elk beschaafd religieus en filosofisch systeem is vertrouwd met de zogenaamde “gulden regel”: “Wat ge niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”. Dat is natuurlijk heel mooi. En als we ons daar allemaal aan zouden houden, stonden we al een heel eind verder.
Maar het heeft iets kleinburgerlijks, iets van “voor wat hoort wat”, iets van “als jij lief bent voor mij, zal ik het ook zijn voor jou . . .”
Wat Jezus van ons vraagt is veel ingrijpender.

Onbegrip
Hij vraagt zijn leerlingen dat ze zouden liefhebben zoals Hij hen heeft liefgehad, dat wil zeggen: onvoorwaardelijk, zonder eerst zorgvuldig af te wegen of ze onze liefde wel verdienen. En om het helemaal duidelijk te maken zegt Hij dat we zelfs onze vijanden moeten beminnen, dat we moeten bidden voor hen die ons haten. En op het kruis gaf Hij zelf het voorbeeld door te bidden voor zijn beulen. En de eerste martelaren, Stefanus voorop, deden hetzelfde: ze vroegen vergiffenis aan God voor hen die hen vervolgden en doodden.
Voor ons, mensen van deze tijd, hoort dit soort epische grootmoedigheid thuis in romantische verhalen. Aan navolging valt gewoon niet te denken.
Hoe kan je nu in godsnaam houden van mensen die je haten, je misschien zelfs dood wensen. Ik denk dat veel onbegrip voortkomt uit onze neiging om liefde te associëren met gevoelens. Maar Jezus vraagt niet dat we zo’n mensen sympathiek zouden vinden. En Hij vraagt ook niet dat wij over ons heen laten rijden. Hij vraagt niet dat we naïef of laf zouden zijn en positieve gevoelens zouden koesteren voor mensen die ons alleen maar kwaad willen berokkenen. De liefde die Hij van ons vraagt voor die mensen, is dat wij hen niet met gelijke munt betalen. Dat wij geen kwaad met kwaad vergelden. En dat wij hun, op hun oprechte vraag, van harte vergeven.

Vluchten
Misschien is het hier het moment om even dieper in te gaan op dat merkwaardig verschijnsel dat mensen zo vaak geneigd zijn om andere mensen kwaad te berokkenen. Laten we even de gebruikelijke excuses (erfelijk belast, ongelukkige jeugd, moe getergd, enz. ) laten voor wat ze zijn en gewoon nuchter kijken naar de vijandigheid zelf. Als je dat doet ga je al vlug beseffen dat andere mensen pijn doen, benadelen, bekladden, of zelfs vermoorden, niets anders is dan toegeven aan lagere driften in jezelf. Het is capituleren voor het kwaad in ons. Een nederlaag dus. Maar diegenen die er zich aan bezondigen zien dat heel vaak als iets superieurs, als een teken van kracht en sterkte.
Adolf Hitler bijvoorbeeld dacht, toen alles verloren was en de Russen al in Berlijn stonden, dat hij toch tenminste iets had dat niemand hem kon afnemen en dat hem eeuwige roem zou bezorgen: hij had nooit, in geen enkele omstandigheid, medelijden getoond, zei hij trots. Hij besefte duidelijk niet dat juist dat erop wees hoe ziek en ontmenselijkt hij was.

Sterk zijn
Vergiffenis schenken, medelijden tonen, aan verzoening werken behoren tot de meest nobele houdingen die een mens kan aannemen. Als je daar niet toe in staat bent, past alleen het nederig makend besef dat je daar te zwak voor bent, dat je de laagste driften in jezelf niet de baas kan, niet in de hand hebt.
Alleen domme en moreel zwakke mensen gaan daar prat op, i.p.v. zich ervoor te schamen en eraan te werken. En dat is nochtans precies wat Jezus van ons vraagt. Hij vraagt van ons geen sentimenteel gedweep, zo van “alle mensen menen het goed”. Want dat is onzin. Wat Jezus van ons vraagt is dat wij sterk zouden zijn. Dat wij zouden inzien dat toegeven aan het kwaad een teken van zwakheid is. En dat wij het kwaad ook in de ander duidelijk zouden zien. Maar dat we er doorheen zouden gaan, zonder zelf in dat zwakke en lage gedoe te vervallen.

Roepingen
ma 13 mei '19

Zondag 12 mei 2019, Vierde zondag van Pasen (jaar C)

Vandaag is het de roepingenzondag. Een dag waarop er in de kerken over de hele wereld traditioneel gebeden wordt voor nieuwe roepingen.
Als God echt van ons houdt, zoals wij geloven, dan kan het niet anders of Hij roept vandaag evengoed als vroeger, mensen die zijn woord willen uitdragen, zijn liefde gestalte geven en de gelovigen willen voorgaan in het gebed.
Het probleem is dus niet dat er minder mensen geroepen worden, maar dat er, hier bij ons althans, bijna geen gehoor meer aan gegeven wordt.

Niet overdrijven
Dat er “minder gehoor aan gegeven wordt” is misschien niet de juiste uitdrukking. Het niet-ingaan op Gods roeping gebeurt niet bewust of moedwillig. Het probleem is eerder dat die roep niet meer gehoord wordt. Wij leven niet langer in een maatschappij die helemaal doordrongen is van het geloof. Niet alleen de kennis van het geloof is in Vlaanderen heel erg achteruitgegaan, maar bovendien speelt dat geloof nog maar een zeer kleine, bijna verwaarloosbare rol in het leven van de meeste mensen. Kardinaal Danneels sprak in dat verband over de “religieuze ontbossing” van Vlaanderen.
En zelfs pratikerende christenen hebben God heel vaak een welbepaalde, beetje afgebakende plaats in hun leven gegeven: tot hier en niet verder.
Zij leven niet naast onze maatschappij maar er middenin; ook zij zijn dus niet ongevoelig voor de vanzelfsprekend geworden hang naar consumeren en genieten, naar carrière en bekend zijn. En wanneer hun zoon of hun dochter blijk geeft van een opvallende religieuze belangstelling, krijgen die nogal vlug te horen dat ze maar beter gewoon moeten doen.
“Iets mag het hebben, maar je moet niet overdrijven”.

Versnelde veranderingen
Je kan dus zeker niet zeggen dat priester of religieuze worden op dit ogenblik goed in de markt ligt. En eigenlijk is dat ook niet zo’n ramp.
Want het beeld dat wij hebben over priesters en religieuzen hangt nog helemaal vast aan een tijd die voorbij is. En terwijl de wereld op korte tijd helemaal veranderd is en in steeds sneller tempo altijd maar verder verandert, hebben wij er geen flauw vermoeden van hoe de Kerk van de toekomst er zal uitzien. Zo hoor je gelovigen nogal eens zeggen: wij mogen onze kerken ook niet te vlug sluiten of verkopen, want stel dat er een opleving komt . . .
Dát die opleving er komt, daar mogen we zeker van zijn. De mens is fundamenteel religieus en echte atheïsten zullen altijd een kleine minderheid blijven. Maar wie zegt dat de Kerk van de toekomst nog gebouwen-in-eigendom nodig heeft? Dat kan zijn, maar dat is helemaal niet zeker.

Wending
Die onzekerheid geldt trouwens voor heel de wending die Kerk en christendom aan het nemen zijn. Dat die wending -zoals er maar weinige geweest zijn in de geschiedenis- bezig is, mag voor iedereen duidelijk zijn. Maar zelfs vage contouren van wat het ooit worden zal, zijn voor niemand al zichtbaar.
Het enige wat we hebben is ons vertrouwen dat de Geest van God hier aan het werk is en dat Hij weet wat Hij wil. En dat Hij, wiens naam is: “Ik zal er zijn” met ons en met de hele mensheid meetrekt. En -ondanks alle schijnbare ondergang- ons nooit in de steek zal laten.

Vertrouwen
Het is wel geen comfortabele situatie als je niet precies weet waar je naartoe moet werken. Het enige wat we dan kunnen doen is wat we altijd hebben gedaan, in tijden van crisis: helemaal teruggaan naar de bronnen van ons geloof. Naar de eenvoud van het vroegchristelijk geloof en vertrouwen.
Telkens wanneer wij geconfronteerd werden met abrupte en onverwachte wendingen, hebben wij dat gedaan. Zowel bij de invallen van de barbaren als toen we gesteld werden voor de uitdagingen van de Renaissance, de confrontatie met de Verlichting, de explosie van de wetenschappelijke kennis.
Telkens was er, na aanvankelijke (en begrijpelijke) weerstand, altijd een terugvallen op de kern van ons geloof: een liefdevol leven leiden, in vertrouwen op God. En dan rustig overwegen wat van de nieuwe inzichten een verrijking betekent, waar we onze eigen ideeën moeten uitzuiveren, en wat we zeker moeten bewaren en meenemen naar de komende eeuwen. En omdat we op dit ogenblik nog niet precies weten waar we naartoe gaan, moet de Kerk zich momenteel vooral bezighouden met iets waar ze goed in is: studie en gebed. We moeten ons openstellen voor de werking van de Geest. En ons helemaal focussen op vertrouwen. Vertrouwen in een nieuwe bloei van het christelijk geloof in de tijden die komen. En ons niet langer verliezen in het krampachtig in stand willen houden van zaken waarvan we zelf weten dat ze geen enkele toekomst hebben.

Nieuwe herders
Wij weten nog niet precies hoe de Kerk van de toekomst er zal uitzien. Maar wij kunnen ons wel al een beeld vormen van de nieuwe voorganger, de nieuwe herder. Het zal een man of een vrouw zijn, gehuwd of ongehuwd, maakt niet uit. Het moet niet per se iemand zijn met opzienbarende talenten op gebied van leiderschap, geleerdheid of redenaarskunst. Maar het zal iemand zijn met een diep geloof in de God van Jezus en met een even diep respect voor de mensen. Vooral dat laatste was in het verleden niet altijd evident.

Hoezo, verrezen?
ma 29 april '19

Zondag 28 april 2019, Beloken Pasen (jaar C)

Vorige maandag bracht de zender Q2 de film “Risen”. Het is het relaas van de zoektocht naar het lichaam van Jezus op bevel van keizer Tiberius.
“Want” -zo stond in de programmaboekjes- “de Romeinen deden er alles aan om dat lichaam te vinden, omdat de Verrijzenis zo cruciaal is dat het hele geloof van de christenen er mee valt of staat”. En dat is natuurlijk ook zo.
Voor christenen is de Verrijzenis van Christus niet alleen het centrale gegeven in hun geloof, het paasgebeuren vormt zelfs het middelpunt van de menselijke geschiedenis, die van dan af -zo geloven zij- een andere wending heeft genomen.

Ontmoetingen
Maar het lichaam van Jezus, het “stoffelijk overschot” van de gekruisigde, begraven, weggehaald, verstopt of teruggevonden heeft daar weinig mee te maken. Bij verrijzenis denken wij spontaan aan een spectaculair, Hollywoodachtig gebeuren met heel veel licht en geluid en aan de ontzetting van de bewakers die angstig wegkruipen. Maar onze bijna exclusieve aandacht voor dit opstandingsgebeuren zelf, zou de apostelen en de eerste christelijke leraren heel erg verbaasd hebben. Als zij beweerden dat zij de opstanding hadden “meegemaakt” dan beweerden zij niet dit te hebben gezien of meegemaakt.
Wat zij beweerden was dat zij, in de weken die volgden op de kruisiging, op een gegeven moment Jezus hebben ontmoet. En die ontmoetingen verliepen voor iedereen anders. Maar ze drukten wel een onuitwisbare stempel op hun leven. En elk van hen was er diep van overtuigd dat de Jezus die ze hadden zien sterven aan het kruis, verrezen is en leeft. En elk van hen stierf liever de marteldood dan het getuigenis van die verrijzenis af te zweren.

Bestaanswijze
Waarom is het niet-belangrijk zijn van Jezus’ lichaam zo belangrijk?
Omdat het bij de verrijzenis om iets totaal anders gaat dan bij de opwekking van Lazarus. Bij Lazarus ging het om een ontzield lichaam dat terug tot leven kwam. Om later weer te sterven. Bij de verrijzenis van Jezus is daar geen sprake van. De verrezen Heer laat zich kennen in een heel nieuwe bestaanswijze.
Vandaar ook dat de leerlingen Hem in de regel niet onmiddellijk herkennen. Het duurt altijd een beetje voordat een eerste aarzelend vermoeden aanzwelt tot het bijna extatische besef: het is de Heer!
Er is nog iets opvallends: de joden in Jezus’ tijd geloofden in een vaag soort voortbestaan, een schimmenbestaan eigenlijk, na de dood.
En daarom wordt ons in de verrijzenisverhalen ook duidelijk gemaakt dat het hier niet gaat om een geestverschijning: een spook legt geen houtskoolvuurtje aan en eet geen vis, zoals de Verrezene dat doet.

De Heer
Het gaat dus wel degelijk om de gekruisigde Jezus—Hij toont zijn wonden—en Hij is ook niet zonder een zekere lichamelijkheid. Denk aan de geheimzinnige woorden: “Houdt mij niet vast”. De Verrijzenis gaat dus ook niet om een soort omgekeerde Menswording: de mens Jezus die terug God wordt. Neen. Bij de Verrijzenis gaat het om de Mens Jezus die door God is opgewekt tot een heel nieuwe bestaanswijze. Van dan af is Hij: de Heer. Waarom is Hij de Heer?
Omdat God zich in Hem heeft laten kennen en wij—buiten Hem om—niets over God kunnen zeggen. Gewoon niets.
Ons verstand en onze wetenschap kunnen nooit doordringen in het Mysterie dat God is. Wanneer God echter Jezus heeft laten verrijzen, kan dat alleen maar geïnterpreteerd worden als een soort “goedkeuring” van Jezus’ woorden en daden. (En ik schrik een beetje van de bijna banale bewoordingen die ik moet gebruiken, maar ik denk dat het zo is). Wij kunnen God zelf nooit vatten, op geen enkele manier. Maar wanneer wij zeggen dat wij geloven in Jezus, dan zeggen wij dat wij er op vertrouwen dat Jezus een icoon, een “vertaling” is van God, een vertaling die wij wél kunnen begrijpen.

Twijfelen
Iets anders nu.
Als je gelooft, mag je dan niet kritisch zijn, niet twijfelen?
Natuurlijk wel, maar je moet ook zorgen dat je er geen permanente houding, geen spelletje van maakt. Een alibi om niet te hoeven leven naar dat geloof. Geloven heeft nu eenmaal gevolgen, voor je manier van leven, voor je gedrag en je moraliteit. En het kan bijzonder handig zijn om, telkens als het doen of laten van iets je moeilijk valt, geloofstwijfels in te roepen. “Dan moet je er toch nog eens goed over nadenken”, zeg je dan. Dat is zoals “morgen ga ik op dieet”, vaak alleen maar dient om vandaag nog eens goed te kunnen schransen. En datzelfde spelletje kan je spelen met “geloofstwijfels”. Maar eens dat je iets voor waar aanneemt, op grond van kritisch verstandelijk onderzoek, dan moet je je daar ook aan houden, totdat er een grondige reden opduikt om de zaak opnieuw te overwegen. Wat je eens rationeel voor waar hebt aangenomen, mag je ook niet voortdurend door je emoties of zelfs door een slechte spijsvertering in vraag laten stellen.
“Eeuwig-zoekend” zijn is vaak niet anders dan de onwil en de angst om je te binden. Het heeft iets van vlinderen, iets playboyachtig.
Daarom ook is geloof, tot onze verwondering misschien, ook één van de 7 deugden. . .

Pasen
di 23 april '19

Zondag 21 april 2019, Pasen (jaar C)

Religie is zo oud als de mensheid zelf.
Het was er vanaf het allereerste begin. Al in de prehistorische schilderingen in de grotten van Lascaux zie je hoe religie een poging is om een zin te geven aan het bestaan. In het aangezicht van de aanhoudende pijn en onrechtvaardigheid van dat bestaan. Het is zoeken naar een diepere eenheid en samenhang achter een schijnbaar zinloze werkelijkheid, waarin elk leven blijkbaar afhankelijk is van het vernietigen van ander leven. Religie is dus niet iets dat werd toegevoegd aan onze menselijke conditie, niet iets dat ons werd opgedrongen en aangepraat. Integendeel. Het verlangen naar transcendentie, naar het overstijgen van onszelf en van de vaak gruwelijke werkelijkheid, is misschien wel de meest karakteristieke eigenschap van de mens. En als de religieuze riten ons niet meer aanspreken, dan zoeken we het in muziek en dans, in sport en zelfs in drugs. Vaak gaat het dan om een vlucht, om een compensatie voor een bestaan dat als zinloos en pijnlijk ervaren wordt. En ook bepaalde vormen van godsdienstigheid zijn duidelijk een vlucht. Maar goed begrepen en op de juiste manier toegepast, brengen alle grote religies echte bevrijding. Precies omdat zij ons bewustmaken van het bestaan van die diepere zin en eenheid.

Een klank
Religie is, naar het woord van Karen Armstrong, dé hedendaagse specialiste, “een praktische discipline, die ons leert nieuwe vermogens te ontdekken van onze geest en van ons hart”. En zowel christenen als brahmanen, Griekse filosofen en Chinese wijzen komen, onafhankelijk van elkaar, tot het bestaan van die diepere zin en eenheid achter de verwarrende, zichtbare werkelijkheid zoals wij die dagdagelijks ervaren. Sommigen noemen die diepere werkelijkheid God, anderen noemen ze anders. Maar allen hebben ze het over die Diepere Eenheid, die ons inspireert om die eenheid ook zelf te beleven. Om tegen onze oppervlakkige driften in, te streven naar eenheid en vrede met andere mensen en elke andere vorm van leven te respecteren. Om rechtvaardigheid en mededogen na te streven.

Harmonie
Het christelijk geloof gaat daarin misschien het verst. Voor het christendom is God liefde. En dus kan een zinvol leven alleen maar een leven zijn van strijd tegen alles wat tegen het leven en de liefde ingaat en het bestaan verduistert.
Strijd tegen alles wat mensen vervreemdt, gevangenhoudt en onderdrukt.
En is een leven van alleen maar bekommerd zijn om je eigen pleziertjes, zinloos en waardeloos. Het is natuurlijk een geloof. En geloof kan je evenmin bewijzen als ongeloof. Maar je kan de waarheid van dat geloof wel op het spoor komen door het te doen, door het te beleven. Het is pas als je probeert van je te geven aan anderen, dat je ervaart dat dit het meest zinvolle is dat je ooit gedaan hebt. En dat je er zelf ook gelukkig van wordt. Precies omdat wat je dan doet in harmonie is met je diepste kern, met wat je ten diepste zelf wil. Met de Geest van God die diep in jou aanwezig is.

Hedonisme
Het is jammer dat in onze huidige samenleving mensen al bijna van in de wieg geleid worden in precies de tegenovergestelde richting. Opvoeding, media en reclame duwen ons voortdurend in de richting van individualisme en hedonisme. Ze zeggen ons dat echt leven, zorgen voor jezelf is en genieten van zoveel mogelijk dingen. Die houding wordt momenteel op de meest vanzelfsprekende manier doorgegeven van de ene generatie op de andere. Ze is het nieuwe “normaal” geworden. Ze wordt nauwelijks nog in twijfel getrokken. Wij mogen het kritische en alternatieve karakter van het geloof in deze kwestie niet wegmoffelen. Wij mogen niet toegeven aan de druk naar levensbeschouwelijke eenheidsworst. Wij moeten onze eigenheid bewaren en openlijk blijven zeggen waar het voor ons op staat.

Keuze maken
Als wij terug jongeren willen evangeliseren – en wij zullen daar werk moeten van maken, willen wij hier in West-Europa niet helemaal verdwijnen – dan moeten wij dat doen met open vizier. Hen niet willen lokken met Tomorrowland-achtige toestanden. Of met een avondje religieuze clips, met misschien nog een jointje achteraf. Wij moeten van het begin af aan duidelijk zeggen dat je een fundamentele keuze moet maken. Dat je als christen ervan uitgaat dat alleen maar voor jezelf leven, waardeloos is. En dat, als je zo leeft, je dat ook zelf als eerste zal ervaren. En dat alleen een gegeven leven, een leven van inzet voor anderen, zin en betekenis geeft aan je bestaan. Klinkt dat niet een beetje saai, zeker voor jongeren? Dat klinkt afschuwelijk saai. Maar wie er durft op ingaan, die merkt dat het gewoon zo is. Die verlaat het land van zoeken naar genietingen als doel op zich. Om te ontdekken dat zorg dragen voor anderen, voor je vrouw, voor je kinderen, voor je ouders, en zelfs voor wildvreemde mensen, je eigen leven zin geeft. En je dus ook gelukkig maakt.

Bevestiging
En, gaande-de-weg ontdek je iets wat nog belangrijker is dan zingevend en gelukkig-makend: je ontdekt dat het wáár is. Dat die diepere eenheid waar geloof het over heeft er wel degelijk is. Dat God echt bestaat.
En dat Hij met je meegaat en op een heel geheimvolle manier van je houdt als van de appel van zijn oog.

Excuseren en vergeven
ma 08 april '19

Zondag 7 april 2019, 5de zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Een vrouw is op overspel betrapt en wordt vóór Jezus gebracht. Het is de bedoeling dat hij een oordeel over haar uitspreekt. Jezus doet dat niet.
Hij laat integendeel haar hypocriete aanklagers één voor één afdruipen. Zodat de vrouw, de facto, vrijgesproken wordt. Dit verhaal is geliefd bij twee groepen mensen. De eersten zien er vooral een bewijs in van de mildheid en de oneindige vergevingsgezindheid van God. De anderen, je zou ze “relativisten” kunnen noemen, zien er vooral een bewijs in dat Jezus heel “breed” is in die dingen. Dat wijzelf zwaarder tillen aan onze zonden dan God. Maar dat laatste is, denk ik, wishful thinking. Jezus zegt aan het eind heel uitdrukkelijk tot de vrouw: zondig voortaan niet meer. Duidelijk toch niet zó breed. . .

Zonden
Je zou hier ook het verhaal kunnen naast leggen van de publieke zondares die na een ontmoeting met Jezus, tranen van berouw stort. Tranen ook van dankbaarheid en geluk omwille van de uitweg, het nieuwe leven dat Jezus haar toonde. Tot de verbouwereerde omstaanders zegt Jezus: “Haar zonden zijn haar vergeven, al zijn het er velen, omdat zij veel heeft liefgehad”.
Dat deze vrouw “veel heeft liefgehad” slaat uiteraard op haar oprecht berouw en op de dankbare en tedere genegenheid waarmee ze Jezus benaderde.
Er staat immers: ze waste Jezus’ voeten met dure balsem en met haar tranen. En ze droogde ze af met haar haren. In dit geval zijn er zelfs mensen die bij dat “omdat ze veel heeft liefgehad” denken aan haar vroegere activiteiten met haar klanten. Je kan bij het uitleggen van de Bijbel allerlei sprongetjes maken zoals lammetjes dat doen in de voorjaarsweide. Maar het moet niet al té dol worden.

God
In ieder geval is de strekking van heel het evangelie: God verafschuwt de zonde, maar Hij bemint de zondaar. Want die blijft zijn geliefd kind, hoe groot zijn fouten ook zijn. En daarom vergeeft Hij ons ook telkens als wij erom vragen.
Zijn barmhartigheid is onbegrensd, zijn liefde onvoorwaardelijk. Hij is, ook hierin, zo totaal anders dan wij, zozeer zelfs dat het bijna onbegrijpelijk voor ons is. Voor ons is iemand echt vergeven het moeilijkste dat er bestaat.
Maar het is al veel als wij duidelijk zien dat God anders is dan wij.
Ons hele rechtssysteem bijvoorbeeld, waar we terecht fier op zijn, is helemaal gebaseerd op onze zin voor rechtvaardigheid. En dat houdt dus ook in dat misdrijven bestraft worden. En zo is het goed. En ook nodig. Je kan geen samenleving in stand houden als je misdaden ongestraft laat.
Maar God moet geen maatschappij in stand houden. Hij kan zich de luxe permitteren van fouten te vergeven. Als God kan Hij dat en als liefdevolle Vader, zoals wij Hem in Jezus leren kennen hebben, doet Hij dat ook.

Excuseren
Op dit punt gekomen is het belangrijk dat wij zien dat er een zeer duidelijk onderscheid bestaat tussen iemand vergeven en iemands excuses aanvaarden.
Iemand excuseren wil zeggen: “Ik begrijp dat je er eigenlijk niets kan aan doen, dat je het zo niet bedoeld had, dat het eigenlijk jouw schuld niet was”. Bijna altijd als wij vergeving vragen, zijn wij eigenlijk bezig met ons te excuseren. Zelfs tegenover God, zelfs in de Biecht. Je krijgt dan zoiets van: “Heer, ik weet het, wat ik deed was grondig fout. Maar ze hebben het wel een beetje uitgelokt.” Of: “Mijn geduld met hun eindeloos getreiter raakte op. Ik ben tenslotte ook maar een mens”. Dat is: niet vragen om vergeving, maar je excuseren. En wij doen dat zo gemakkelijk, omdat er inderdaad ook vaak “verzachtende omstandigheden” aan te voeren zijn. Vaak kunnen wij verkeerde daden van ons inderdaad gedeeltelijk of zelfs geheel ver-ont-schuldigen.
Maar als het eigenlijk onze schuld niet was, dan valt er ook niks te vergeven.
Vergeving slaat wezenlijk op dat deel van de handeling waar je geen enkel excuus kan voor aanvoeren. Echte vergeving betekent heel scherp de zonde, het vergrijp, de fout te zien, dat deel van de zonde waarvoor geen enkel excuus bestaat, hoe welwillend je ze ook wil benaderen. Alle verschrikking, laagheid en venijn ervan te zien en toch geheel verzoend te zijn met de mens die het gedaan heeft.

Ondoenbaar
Dat, en niets anders dan dat, is vergeving. En die vergeving kunnen wij altijd van God krijgen als wij erom vragen. En dat maakt blij natuurlijk. En toch, ik denk echt dat wij, mensen, niet tot dat soort vergeving in staat zijn. Niet uit onszelf. Wanneer iemand echt zwaar tegen mij misdaan heeft, dan kan ik mijzelf misschien zo ver krijgen dat ik begrip kan opbrengen voor “verzachtende omstandigheden”, de dader minstens gedeeltelijk kan excuseren.
Maar het niet-excuseerbare, het naakte kwaad in al zijn smerigheid vergeven, dat kan ik niet. Toch niet zonder Gods hulp. En dus weet ik wat mij te doen staat. Want over die dingen staat er iets heel schokkends in het Evangelie. Je kan er gewoon niet omheen.
Van Gods liefde mogen wij goddank aannemen dat ze onvoorwaardelijk is.
Maar over zijn vergeving staat er -zwart op wit- dat wij ze alleen maar krijgen als wij ook zelf bereid zijn onze broeders en zusters te vergeven.

Een bodem van ontferming
ma 08 april '19

Zondag 31 maart 2019, 4de zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Vorige week zijn we geëindigd met enkele overwegingen rond de parabel van de onvruchtbare vijgenboom. Ik zei toen dat ikzelf Gods liefde en barmhartigheid vooral ervaar in het eindeloos geduld dat Hij met me heeft.
Dat hoeft uiteraard niet noodzakelijk ook uw ervaring te zijn. Niemand gelooft op precies dezelfde manier. En niemand ervaart God op precies dezelfde wijze als een ander. God past zich blijkbaar liefdevol aan, zowel aan onze noden als aan onze gevoeligheden, en die zijn uiteraard voor iedereen anders.
Wanneer ik zeg dat God de dragende grond van mijn bestaan is, omdat Hij zich door mijn nukkigheid niet uit het veld laat slaan en mij altijd nieuwe kansen geeft, dan zeg ik iets heel persoonlijks. Dan zeg ik dat ik persoonlijk de liefde van God ervaar via zijn onvoorstelbaar eindeloos geduld met mij. Dat geduld heeft Hij uiteraard met elk van ons. Maar bij mij is het dat facet van Hem dat mij het meest aanspreekt, verbijstert zelfs. Hij blijft mij maar groeikansen geven en ik blijf er maar half of helemaal niet op ingaan.

Teleurstelling
Soms vind ik nota’s terug met daarop voornemens die ik zo’n 20 of 30 jaar geleden maakte en waar ik nu nog altijd niet aan toegekomen ben. En waar ik nu nog altijd “goede voornemens” over maak. Soms stel ik mij voor hoe God wel naar mij moet kijken: eindeloos veel geduld, afgewogen tegen een niet-aflatende teleurstelling. Maar ieder van ons ervaart die dingen anders. De liefde van God is voor elke mens even sterk, maar ieder van ons ervaart ze op een andere manier. Soms kan je de liefde en barmhartigheid van God ook aflezen uit het feit dat je niet gestraft wordt. Wij kennen allemaal momenten dat we jammeren van “dat heb ik toch niet verdiend”. Maar er zijn toch ook momenten in ons leven dat we dingen uitsteken die echt niet kunnen en dat we daar toch mee wegkomen, zonder dat we daarvoor gestraft worden. Maar zo is God blijkbaar. Als de jongste zoon in de parabel in pure miserie terechtkomt, dan is dat omdat hij zichzelf in nesten gewerkt heeft. Zijn verhaal is een typisch voorbeeld van hoe wij, door te kiezen voor ons egoïsme in plaats van te doen wat God van ons vraagt, alleen maar timmeren aan onze ondergang.

Onvoorwaardelijk
De Vader uit de parabel belet de zoon niet om verkeerd te doen. Hij legt hem geen strobreed in de weg. Maar iedere dag staat hij op de uitkijk. Alle wegen blijven open, niets is verloren. Als hij terug komt zal hij zijn zoon in de armen sluiten. Want hij houdt nog even hartstochtelijk van hem als voorheen.
Ik moet daar altijd aan denken als ik, na een zelfmoord, op de radio hoor zeggen dat je, als je met zo’n gedachten rondloopt, contact kan opnemen met een centrum voor zelfmoordpreventie. Het illustreert de totale machteloosheid van onze huidige seculiere samenleving. Zou het geen betere zelfmoordpreventie zijn als wij de mensen terug konden overtuigen dat, wat er ook gebeurd is, wat je ook overkomen is, wat je ook misdaan hebt, als je denkt dat je leven compleet zinloos (geworden) is en niemand nog van je houdt, dat er dan nog altijd Iemand is die hartstochtelijk en onvoorwaardelijk van je houdt? En je toekomst geven wil. Dat je bemind wordt door de diepste Grond van het bestaan.

Onrechtvaardig
Want God is zeker niet rechtvaardig in de gewone betekenis van het woord.
Ik vermoed dat het kerkelijk recht bijvoorbeeld meer gebaseerd is op het oude Romeinse recht dan op het Evangelie. Want de God die we hebben leren kennen uit het Evangelie is eigenlijk verschrikkelijk onrechtvaardig. Hij vergeeft fouten zonder ze te bestraffen, en hij is zeker niet te vinden voor strikte gelijkheid: Hij trekt vóór, Hij bevoordeligt de kleine, de arme en al wie op sukkel is. Een moderne toepassing van wat God voorstaat vind je, heel verrassend, terug in het hedendaags begrip “positieve discriminatie”: wie achterstaat bevoordeligen. Vreselijk onrechtvaardig, maar heel evangelisch. Denk aan de oudste zoon uit de parabel. Heel zijn leven lang heeft hij trouw zijn plicht gedaan, gewerkt voor zijn vader en voor zijn familie en, zo lees je tussen de regels, een eerbaar en zelfs voorbeeldig leven geleid. Maar nu de jongste zoon, een ongelooflijke nietsnut, die op korte tijd het halve vermogen van zijn vader erdoor gejaagd heeft met braspartijen, nu die eindelijk weer zijn kop laat zien, wordt hij ingehaald als een koning. Als we ook maar enig gevoel hebben voor rechtvaardigheid, dan delen wij volkomen in de opstandige gevoelens en de weerzin van de oudste zoon. Want—hoe je het ook draait of keert—wat de vader hier doet is niet correct. Maar. . . zo is God. Niet-correct. Naar onze morele en juridische normen, soms zelfs vreselijk onrechtvaardig. Maar Hij is God.

Goddank
Wij kunnen onze maatschappij onmogelijk zo inrichten. Wij kunnen ons niet permitteren van misstappen ongestraft te laten en altijd weer opnieuw nieuwe kansen te geven. God kan dat wel. Wij natuurlijk ook, maar alleen in ons persoonlijk leven. Niet als samenleving, want anders zouden wij uiteindelijk in pure chaos terechtkomen. Maar God mag wel zo zijn. God “mag” zijn liefde boven alles stellen. En Goddank dat Hij dat ook doet. Want hoe vaak staan wij niet in de positie dat wij zijn liefde veel meer nodig hebben dan zijn rechtvaardigheid.

Straft God?
ma 25 maart '19

Zondag 24 maart 2019, 3de zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Wij weten dat wij ooit rekenschap zullen moeten afleggen over de manier waarop wij geleefd hebben. Over wat wij deden met de kansen die wij kregen en de tegenslagen die ons troffen. Hoe wij ermee zijn omgegaan.
Ooit, aan het eind van ons leven, zullen wij daarop beoordeeld worden. Dat is ons geloof. En wie zegt beoordeeld worden, die zegt meteen ook dat de mogelijkheid bestaat dat wij te licht bevonden worden en dat wij het voor altijd verenigd worden met God ontlopen. En dat kan je moeilijk anders dan een straf noemen. De vraag rijst dan: “Straft God ook tijdens ons leven?” Iets wat toch vaak beweerd wordt. Die vraag is al veel minder gemakkelijk te beantwoorden en het liefst van al was ik er stilletjes overheen gewalst, maar dat kan niet. Het evangelie van vandaag laat dat niet toe.

Samenhang
Om te beginnen zou je kunnen zeggen dat het erop lijkt dat God wel degelijk straft, maar dan niet zozeer door een actief ingrijpen maar gewoon door de wijze waarop Hij ons gemaakt heeft. Wij steken immers zo in elkaar dat als wij voortdurend ingaan tegen wat God van ons vraagt, wij bij manier van spreken onszelf straffen. Als wij ons voortdurend te buiten gaan aan buitensporigheden op gebied van eten, drinken en seks, zullen wij niet lang gezond blijven. En als we heel gewelddadig in het leven staan zullen we waarschijnlijk ook niet oud en sereen sterven op ons bed. Iets dergelijks vind je ook terug in het geestelijk leven. Mensen die tegen hun diepste inzichten leven, hebben vaak last van hun geweten. En zelfs als dat geweten afgestompt is, geraken ze dikwijls toch nog psychisch uit hun evenwicht. Wat ook niet bevorderlijk is voor een tevreden en gelukkig leven.

Voorspelbaar
In die zin zou je inderdaad kunnen zeggen dat God ons straft voor alles wat wij laten foutlopen in ons leven. Van kleine pekelzonden tot echte misdaden.
Maar eigenlijk hangt die “straf” samen met ons gedrag. Ze is er het voorspelbare en logische gevolg van. Zoals de volksmond zegt: wie met vuur speelt moet op de blaren zitten. Als je elke dag 2 flessen sterke drank soldaat maakt en je lever gaat eraan moet je daarna niet jammeren van: Waar heb ik het verdiend, waar heb ik het verdiend?
God heeft ons zo gemaakt, wij steken zo in elkaar dat een gezonde levensstijl en een normaal, sociaal en vriendelijk gedrag zichzelf beloont. Terwijl een excentrieke levensstijl en asociaal en vijandig gedrag zichzelf bestraft.

Heidens
Iets heel anders is het wanneer ons, zonder enig spoor van eigen schuld, ongelukken overkomen, als wij een schrijnend verdriet te verwerken krijgen of wanneer iemand waar we heel veel van houden totaal onverwacht ziek wordt en sterft. Altijd weer opnieuw slaan zo’n gebeurtenissen ons met verbijstering omdat ze zo zinloos, zo willekeurig, zo verschrikkelijk onrechtvaardig lijken. Zelfs mensen die niet geloven zeggen dan: dat hebben we toch niet verdiend.
Alsof er toch ergens een instantie moet zijn die het goede beloont en het kwade straft. En voor gelovigen is dat dan nogal vlug: God. Toen men een jongetje op school eens vroeg wie God voor hem was, antwoordde hij: “God, dat is Iemand die je altijd scherp in het oog houdt om te kijken of je niet ergens plezier in hebt. Om je dan daarvoor te straffen”. Een beetje leuke, wat kinderlijk-naïeve opvatting natuurlijk. Maar eigenlijk is die hele gedachte dat God ons regelmatig straft voor onze fouten, kinderlijk, primitief en door en door heidens. En dat is minder leuk. Want die gedachte kleeft doorheen de eeuwen als een gezwel aan het godsdienstige denken van heel veel mensen.

Geen straf
Jezus maakt er in ieder geval korte metten mee. Al de risico’s die wij lopen wat betreft ziekten, ongevallen, natuurrampen enz. behoren fundamenteel bij het leven. Ze treffen op ieder ogenblik goeden en slechten, schuldigen en onschuldigen. Ze treden volkomen willekeurig op en moeten dus niet gezien worden als straf van God. Jezus maakt wel gebruik van die situatie om te wijzen op de betrekkelijkheid van alles, op de kwetsbaarheid van ons leven en op de mogelijk korte duur ervan. Gebruik de tijd die je krijgt goed, zegt Hij. Gebruik je tijd die je krijgt om iets van je leven te maken, om te groeien, om vruchten voort te brengen. Om er iets moois van te maken. Verdoe de je toegemeten tijd niet met vodden. Werk aan jezelf, groei in wijsheid en in dienstbaarheid. Zorg ervoor dat als je leven morgen plots afgelopen is, dat je er dan iets mee gedaan hebt. Dat je niet met lege handen voor God staat.
Niet iedereen krijgt dezelfde talenten en kansen, niemand van ons vertrekt aan dezelfde streep. Niet ieder van ons wordt even oud. Maar ieder van ons heeft de taak te groeien en te woekeren met het materiaal dat hij gekregen heeft.

Goddelijk geduld
En dan is er nog die oneindig rustgevende parabel over de onvruchtbare vijgenboom. God heeft oneindig veel geduld met ons. Ook in het geestelijk groeien zijn er hazen en schildpadden. Ik zie mijzelf duidelijk als een schildpad.
Maar God houdt zowel van schildpadden als van hazen.
En Hij toont zijn liefde voor mij juist in het eindeloos geduld dat Hij met me heeft.

Wij moeten hen helpen
ma 18 maart '19

Zondag 17 maart 2019, 2de zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

“De wereld is ons dorp”, schreef Prof. Baeck al in de jaren 70. En inderdaad, dankzij de media mag er zo goed als niets in de wereld gebeuren of wij weten het. Maar wat er allemaal in dat grote dorp van ons gebeurt, is niet zo fraai.
Vandaag enkele gedachten bij de campagne van Broederlijk Delen die door onze parochies gesteund wordt. Een campagne die straatarme boeren in Guatemala wil helpen om een lapje grond te verwerven, en daarop aan landbouw te doen en bijvoorbeeld wat kippen te houden voor eigen gebruik. Die boeren werken nu op reusachtige plantages die eigendom zijn van grootgrondbezitters. Op die plantages wordt 1 bepaald product verbouwd, bestemd voor de uitvoer. In Guatemala is dat koffie, op andere plaatsen in Zuid-Amerika zijn dat bijvoorbeeld graangewassen als voeder voor de dieren, die moeten zorgen voor steaks en hamburgers voor Noord-Amerika.
Het is de boeren niet toegestaan iets anders te verbouwen, ze krijgen voor hun werk een hongerloon en als ze 1 dag afwezig zijn, door ziekte van henzelf, hun vrouw of een van hun kinderen, worden ze ontslagen. En ander werk is er niet.
Toen enkele jaren geleden de koffieprijs instortte, vonden de grootgrondbezitters in Guatemala het de moeite niet meer waard en ze lieten de grond braak liggen. Maar het verbod voor de boeren om op een klein stukje iets voor zichzelf te verbouwen, bleef. Organisaties ter plaatse, die door Broederlijk Delen gesteund worden, proberen nu via bewustmaking, politieke druk en met juridische middelen te bekomen dat de arme boeren eigenaar worden van een stukje grond dat toch niet gebruikt wordt. Zodanig dat ze voor zichzelf en hun gezin aan een betere toekomst kunnen werken.

Zelfrespect
Het spreekt natuurlijk vanzelf dat het om nog veel meer gaat dan alleen maar een meer gevarieerde en gezonde voeding en een beetje geld. Wanneer zo’n uitgebuite landarbeider een kleine maar zelfstandige boer wordt, dan geeft dat een enorme boost aan zijn gevoel van eigenwaarde. Hij is geen slaaf meer die altijd maar moet buigen en knikken voor het allernoodzakelijkste voedsel voor zijn gezin, maar iemand met verantwoordelijkheid, die echt aan de toekomst van zijn gezin kan werken. Iemand die rechtop gaat, die zich misschien voor het eerst echt een mens weet omdat hij iets kan betekenen voor anderen. Speciaal voor hen die hem het nauwst aan het hart liggen, zijn vrouw en zijn kinderen. En wat geldt voor de mannen geldt natuurlijk evenzeer voor de vrouwen. Vrouwen staan er in Latijns-Amerika dikwijls helemaal alleen voor en dan blijkt dat in de strijd voor meer rechtvaardigheid, vrouwen vaak mondiger en militanter zijn dan mannen.
Wij moeten deze mensen helpen. Het is gewoon een kwestie van elementaire rechtvaardigheid. En van menselijkheid.

Kan dat?
Wij zijn altijd verontwaardigd als wij horen over de sociale wantoestanden de voorbije eeuwen hier bij ons en we zijn maar wat blij dat er nu een zekere welstand is voor bijna iedereen. Maar, omdat de wereld inderdaad ons dorp geworden is, zijn wij perfect op de hoogte van de hemeltergende corruptie, uitbuiting en onderdrukking in grote delen van die wereld vandaag.
En dat maakt ons triest en opstandig. Want wij denken dan dat wij daar zelf niets aan kunnen veranderen. Wij zijn tenslotte geen politici. En wij behoren niet tot die 1% van de wereldbevolking van wie het gezamenlijk vermogen groter is dan dat van de overige 99%.

Het kan!
Maar . . . wij kunnen wel iets doen. Wij kunnen ons bijvoorbeeld meer richten op fairtrade producten en geen luxevoedsel kopen uit exotische landen, als we weten dat ze in onmenselijke omstandigheden gekweekt zijn. En wij kunnen vooral acties als die van Broederlijk Delen steunen, acties die op een niet-gewelddadige manier aansturen op echte en duurzame hervormingen.
Wij, westerlingen, zullen in ieder geval tot een vorm van herverdeling moeten overgaan. Zelfs als we het niet doen vanuit morele verontwaardiging, dan zullen we het toch moeten doen voor onze eigen veiligheid.
Want ook voor de doodarme uitgebuite mensen van de ontwikkelingslanden is de wereld een dorp geworden: zij zien hoe wij leven. Met wat een overvloed aan mogelijkheden en comfort. Terwijl zij niets hebben, niet eens genoeg te eten.
Voor hen zijn wij de hedendaagse bewoners van burchten en luxevilla’s, terwijl zij zoals de arme Lazarus ondervoed en met zweren overdekt aan onze poort liggen.

Het moet
Als wij niet echt gaan delen met hen, komen ze het op een dag zelf halen.
Niet met honderden en duizenden zoals de vluchtelingen nu, maar met tientallen miljoenen tegelijk. Dan overkomt ons wat de Romeinen overkwam. Dan worden wij weggevaagd door kolossale volksverhuizingen. Als christenen mogen wij echter niet handelen uit angst. Als wij achter meer rechtvaardigheid en herverdeling staan, dan is dat op de eerste plaats omdat wij Jezus willen volgen. Jezus, die ons leerde dat onze naasten niet noodzakelijk verwanten of buren zijn, maar elke mens die ik zou kunnen helpen en die beroep op mij doet.
Een totaal onbekend kind dat naar etensrestjes zoekt op een vuilnisbelt even buiten Kinshasa, is evenzeer mijn naaste als mijn tante in het rusthuis die weinig bezoek krijgt. Elke mens in nood is mijn broer of zus. En heeft recht op hulp.
Pas als dat besef diep in mij leeft, mag ik mij volgeling van Jezus noemen.

Op zoek naar geluk
ma 11 maart '19

Zondag 10 maart 2019, 1ste zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Het gaat niet zo goed met ons. De verdeeldheid tussen de mensen neemt toe. De kloof wordt groter tussen jong en oud, tussen hoog- en laaggeschoolden, tussen ontwikkelde landen en landen van de derde wereld. Mensen hebben ook steeds meer het gevoel dat hun mening in de gestroomlijnde pers nooit aan bod komt. In de politiek is “waarheid” een wel zeer rekbaar begrip geworden en in plaats van te streven naar eenheid, en te zoeken naar oplossingen waar zowat iedereen zich kan in vinden, lijkt het of men alleen nog probeert de tegenstander in diskrediet te brengen. Gele hesjes, klimaatbetogingen, toenemend racisme, het zijn allemaal uitingen van een stijgend onbehagen met de huidige toestand en met angst en onzekerheid voor de toekomst. Het is allemaal nogal alarmerend. In zo’n situatie is het heel belangrijk dat wij terug op zoek gaan naar dingen die ons verbinden, naar dromen en verzuchtingen die alle mensen gemeen hebben. En als je dat doet, als je daarnaar op zoek gaat, dan valt onmiddellijk één verlangen op dat leeft in elke mens: het verlangen naar geluk.
Elke mens, uit elke tijd en uit elk volk en land en cultuur wil gelukkig zijn, wil een gevuld, zinvol en gelukkig leven leiden. Het is in de manier waarop wij dat geluk nastreven, dat wij verschillen. En die manier waarop wij ons geluk nastreven en ons leven uitbouwen, heeft soms catastrofale gevolgen voor anderen. Soms zelfs voor onnoemelijk veel mensen.

Aanzien
En daarover gaan de bekoringen van Jezus in de woestijn. Over de verkeerde middelen die wij soms aanwenden om gelukkig te zijn. Verkeerd, omdat ze nooit het beoogde doel bewerken en vaak ook nog eens ongelukkige of zelfs noodlottige gevolgen hebben voor andere mensen. En een eerste middel waarvan wij vaak menen dat het ons gelukkig gaat maken, is aanzien verwerven. Wij leven in een tijd van de cultus van vedetten. Mensen die heel gekend zijn en ook heel rijk werden, bijvoorbeeld via sport of entertainment, die worden door miljoenen bewonderd. En ook als zij gemakkelijk een halve stad uit de armoede konden halen, maar dat niet doen, dan nog blijven de mensen hen bewonderen. Vandaar de enorme bekoring om zelf ook gekend en bewonderd te worden. Vandaar dat het aantal volgers en “likers” op facebook zo belangrijk is, en het beeld dat anderen over ons hebben. Aan dat beeld wordt heel veel aandacht besteed. Op facebook bijvoorbeeld zal je daardoor ook nooit iemand echt leren kennen. Het enige wat je daar leert is hoe de ander zou willen dat je hem of haar ziet, hoe je over hem of haar denkt. . .
Bekendheid en aanzien zijn soms wel leuk en ze strelen je ijdelheid, maar ze maken je niet duurzaam gelukkig op zich. Als gekende, rijke en aanzienlijke mensen ook gelukkige mensen zijn, en die zijn er natuurlijk ook, heel veel zelfs, dan zijn ze gelukkig omwille van andere redenen. . .

Macht
Macht dan? Ook niet. Mensen die het gaan zoeken in macht zijn bijna per definitie mensen die ongelukkig zijn en die, juist omdat ze ongelukkig zijn in hun situatie, compensatie voor dat gemis gaan zoeken in macht. Het prototype is hier de mislukte schilder Adolf Hitler. Dat machtsgeile vind je echter niet alleen terug in de hoogste regionen van politiek en maatschappij. Je vindt het overal, je botst er overal tegenaan, ook in de kleinste parochie of vereniging, ook in families en gezinnen. Macht geeft je ontegensprekelijk korte momenten van euforie en voldoening. Maar het maakt je zeker niet blijvend gelukkig. Machtshonger is een ziekte die vreet aan jezelf en die desastreus is voor anderen.

Genegenheid kopen
En dan heb je tot slot nog de verleiding van het veranderen van stenen in brood. Het gaat dan niet zozeer over brood om je eigen honger te stillen, maar om brood dat je onbeperkt kan uitdelen. Het gaat over de hoop dat je vriendschap en geluk kan kopen met het uitdelen van materiële zaken, met de milde weldoener uit te hangen. Ook hier moeten we niet ver naar voorbeelden gaan zoeken. Goddank bestaat er in veruit de meeste gevallen een sterke liefdesband tussen ouders en hun kinderen en bestaat er meestal ook een oprechte en aandoenlijke genegenheid tussen grootouders en hun kleinkinderen. Maar soms zie je ook hoe grootouders eerder gezien worden als oudere mensen met geld “waar ze toch niks mee doen, terwijl wij het zo goed kunnen gebruiken”. En je ziet dan hoe oma en opa genegenheid proberen te kopen. Maar dat gaat niet. Een vluchtig dankjewel en soms zelfs een haastige kus kan er nog net af, maar dat is het dan.

Basisvertrouwen
Je kan genegenheid niet kopen. En nu komen we bij de kern. Mensen steken zo in elkaar dat ze alleen maar gelukkig zijn als ze beminnen. En vooral: als ze zich bemind weten, als ze weten dat er iemand is die heel sterk van hen houdt. Maar omdat menselijke geliefden sterfelijk zijn, veranderlijk, ontrouw kunnen worden, is het van enorm belang te kunnen geloven dat de Grond van het bestaan van je houdt, dat je gewild bent en bemind wordt door God zelf. De volgende generaties dat geloof onthouden in die God die liefde is, zou hun basisvertrouwen ernstig kunnen schaden. En dat zou naar mijn gevoel meer dan een vergissing zijn. Het zou bijna een misdaad zijn. Moeten we er bijgevolg niet alles aan doen om die tendens tegen te gaan? En onze kinderen opnieuw de kans geven om die God van Jezus, die liefdevolle, dragende grond van het leven te leren kennen?

Vasten: een tandje bijsteken
di 05 maart '19

Zondag 3 maart 2019, 8ste zondag door het jaar (jaar C)

De vastenperiode is bij uitstek een tijd van bekering. Een tijd waarin wij bewust blijven stilstaan bij wat er mogelijk fout loopt in ons leven en waar wij zelf schuld aan hebben. Omdat wij ons in bepaalde situaties hebben laten leiden door onze minder fraaie karaktereigenschappen en verlangens. Bekering is zeker niet gemakkelijk. In de eerste plaats al omdat het de erkenning inhoudt dat we soms grondig fout zijn en kwaad doen. En dat is bijzonder moeilijk.
In christelijke tijden kreeg je het besef van eigen falen mee met de moedermelk. Een besef dat, mits men daarin niet overdrijft, heel gezond is. . .
Maar dat is voorbij. Wij doen geen kwaad meer. Wij toch niet. En dat is meteen de tweede moeilijkheid. In onze tijd wordt kwaad alleen bedreven door de anderen: door de Staat, de politici, de banken, de vervuilers, de vreemdelingen, je buurman, je schoonmoeder. Die doen kwaad, die zijn regelmatig fout. En als je echt niet meer weet wie je de schuld van iets moet geven, kan je altijd nog zeggen dat het prins Laurent zijn fout is. Maar ik? Neen, ik doe nooit iets verkeerd, toch niet bewust. En toch is bekering iets voor ieder van ons. Speciaal voor ieder van ons, gewone mensen. Want echt slechte mensen, voor wie bekering het meest nodig is, die willen zich niet bekeren. En door-goeie, heilige mensen, die hebben geen bekering nodig.

Zelfkennis
Bekering is dus echt iets voor u en voor mij, voor gewone, “normale” mensen.
En een derde, en zeker niet de minste moeilijkheid bij bekering, is dat wij onszelf beter moeten leren kennen. Dat wij moeten op het spoor komen, trachten te ontdekken, wat er echt leeft in ons hart. Niet wat wij graag denken dat er leeft in ons hart. Maar wat er echt leeft in ons binnenste aan verzuchtingen en verlangens, aan frustraties en teleurstellingen, aan woede en verdriet. Proberen te ontdekken wat onze echte beweegredenen en motieven zijn. Je moet daarvoor niet naar de psycholoog of psychiater. Gewoon doen wat Jezus voorstelt is veel efficiënter (en ook goedkoper). Sta eens wat meer stil bij wat je zegt, vooral bij wat je zegt over anderen. Waar het hart van vol is, daar loopt de mond van over, zegt Jezus. Als je dus wil weten wat er echt leeft in je hart, heb dan aandacht voor wat je zegt, hoe je het zegt, tegen wie je het zegt en waarom je het zegt. En je zal merken dat er meer kwaad, meer negatiefs in je hart leeft dan je zelf voor mogelijk hield. En dat duistere in je hart is zo mogelijk nog schadelijker voor jezelf dan voor een ander. Bekering houdt altijd een dubbele beweging in: je afkeren van én je toekeren naar.
En omdat wij relationele wezens zijn, zal die ommekeer zich noodzakelijkerwijze afspelen op het vlak van onze relaties. Onze relatie met God, onze relatie met onze medemensen en onze relatie tot onszelf.
Laat ons het eerste er uitpikken en eens kijken naar onze relatie met God.
Laten wij om te beginnen eens tijd maken om rustig te overwegen hoe het staat met ons geloof. Of wij überhaupt wel een relatie hebben met God?

Bidden
Dat klinkt misschien wat hoog gegrepen, maar het is wel essentieel: als je gelovig bent, als je echt gelooft in God, dan volgt daaruit automatisch dat je ook contact zoekt met God. M.a.w. dat je. . . bidt tot God. Dat is een essentiële maatstaf van gelovig zijn. En bidden tot God is iets totaal anders dan praten over God. Er zijn universiteitsprofessoren die heel hun leven bijzonder geleerd praten en schrijven over God zonder dat ze zelf geloven. En er zijn mensen die weinig letters gegeten hebben en nooit spreken over God en toch geloven. Zoals er ongetwijfeld ook notoire ongelovigen zijn die diep in hun hart veel meer ruimte laten voor geloof dan ze naar buiten toe laten uitschijnen. Zoals er ook kerkgangers zijn die niet geloven en niet-kerkgangers die wel degelijk geloven. Als je het zo bekijkt, merk je dat uitwendig gebed toch ook niet zo’n sluitend criterium is. Soms zullen mensen, hoewel ze niet geloven, bij een begrafenis bijvoorbeeld, meedoen aan een kerkelijk ritueel, een kruisteken maken of zelfs een stukje meebidden. En zo kan je nog eindeloos veel bedenkingen maken. Maar wat is dan wél het criterium? Misschien deze eenvoudige vuistregel: als je, wanneer je alleen bent, je vreugde, je verdriet, je plannen en verlangens uitspreekt, met of zonder woorden, geloof je dan dat er Iemand is die naar je luistert? Ik spreek niet over de vraag of Hij je antwoordt, of je een teken geeft van zijn aanwezigheid. Maar ga je ervan uit dat er Iemand is die naar je luistert? Als je daarvan uitgaat, geloof je in God.

Relatie
Maar als je ervan uitgaat dat geloven in God zich uit in spreken tot God, dan hebben we het over een relatie. Misschien is de vastenperiode ook een uitgelezen tijd om die relatie met God, ons spreken en bidden tot God, ons gebedsleven, nieuw leven in te blazen. Een goed middel daarvoor is alles niet te laten afhangen van toevalligheden, maar regelmaat en discipline in te bouwen.
Een relatie die voortsukkelt van de ene goeie “ervaring” naar de andere kwijnt weg. Aan een relatie moet gewerkt worden, wil ze openbloeien.
Ook de relatie met God.
Vasten is dus ook training. Het genieten van de omgang met God komt zelden onmiddellijk en vanzelf. No pain, no gain, zegt men in sportmiddens.
In het geestelijk leven is dat niet anders.

Pagina's