Nieuws uit de parochie

Straf van God?
vr 10 april '20

Vrijdag 10 april 2020 (Dit is geen homilie)

Gisteren maakte ik met mijn hond onze dagelijkse wandeling naar het kapelletje in de processieweg. Toen ik daar kwam zag ik ineens iets ongewoons. Tussen alle flessen, potten en bokalen met bloemen had iemand een leeg bierflesje van het merk CORONA gezet.
De boodschap was duidelijk: “Bedankt voor wat u ons nu weer gestuurd hebt”. Bijtende spot en ook heel cynisch.
Curieus toch dat mensen die niet van religieus geloof moeten weten zich altijd weer afzetten tegen archaïsche vormen van geloof die allang niet meer de onze zijn. En dat ze zelfs kwaad worden als wij hun speeltje afnemen door er op te wijzen dat, net zoals ongeloof en atheïsme, ook het religieus geloof met de tijd evolueert en tot diepere inzichten komt.

Dat God ziekten stuurt om ons te straffen is een door-en-door heidense gedachte. Maar wel een verleidelijke en dus ook bijzonder taaie gedachte.
Ze heeft tijdens de middeleeuwen heel sterk geleefd en was zelfs tot in de vorige eeuw minstens sluimerend aanwezig. Zelfs bepaalde Bijbelse verslaggevers waren er niet helemaal vrij van. En tot op vandaag lijkt de gedachte aan een straf aanneembaar voor sommige mensen die treuren om het materialisme, het egoïsme en de meedogenloze ratrace in onze samenleving. Maar die samenleving heeft God daarvoor niet nodig, die straft zichzelf met de gevoelens van lusteloosheid, zinloosheid, eenzaamheid en de voortdurende angst om alles te verliezen die het gevolg zijn van onze hedendaagse “lifestyle”. En alle glitter en lawaai is niet in staat die diepe groeven weg te schminken.

Gelovigen ervaren hun eigen leven en dat van de hele kosmos, de hele werkelijkheid als iets dat hun gegeven is, iets waar ze niet zelf begin en einddoel van zijn. En dat leven en die werkelijkheid zijn niet altijd even lief voor ons. Wij weten niet waarom dat zo is, wij weten alleen dát het zo is.
Maar in dat leven en in die ons omringende werkelijkheid ervaren wij God als een appèl, een dwingende oproep om het goede te doen. En om alle onheil en afbraak tegen te gaan met liefdevolle inzet.
God is niet in een virus. God is in en met de mensen (ook als ze zelf niet geloven!) die deze dagen zich inzetten om het kwaad te bestrijden (dokters, verplegers, wetenschapsmensen) of die, op welke manier ook, troost en liefde geven aan de zieken (hun vrienden en nabestaanden).
Ze tonen zich daarin de waardige opvolgers van de duizenden nonnetjes en priesters die tijdens de middeleeuwen vrijwillig de dood ingingen door mensen die aan de pest leden te verzorgen.
Dáár is God. Niet aan de andere kant.

Virus
di 10 maart '20

Zondag 8 maart 2020, 2de zondag van de veertigdagentijd (jaar A)

U weet ongetwijfeld dat het Vaticaan strikte regels heeft uitgevaardigd i.v.m. de strijd tegen het coronavirus. Die orders worden onmiddellijk doorgegeven door de bisschoppen en je kan er zeker van zijn dat ze worden nageleefd tot in de meest afgelegen kerkjes van Amazonië, Oost-Timor en Papoea-Nieuw Guinea.
Soms heeft de strakheid van een organisatie als de Katholieke Kerk ook zo zijn voordelen. Waarover gaat het?
Er treden per direct een aantal, uiteraard tijdelijke, maar zeer strikte bepalingen in voege.
Geen wijwater meer om je te bekruisen bij het binnenkomen van de kerk.
Geen communie meer op de tong. Beperking van het aantal mensen die de communie uitdelen en in achtneming van strikte hygiënische regels.
Bij de vredeswens worden gelovigen verzocht zich te beperken tot een vriendelijk knikje. Geen handen schudden meer. En ook niet kussen.
Zelfs je eigen vrouw mag je niet kussen. En ook niet die van iemand anders.
Maar dat mocht vroeger ook al niet.
We gaan ons daar ook strikt aan houden. We mogen zeker niet paniekerig gaan doen. Maar het gaat hier toch om een ernstige zaak.
En de maatregelen die Rome neemt zijn verantwoord en weloverwogen.
Ik zou daar toch graag enkele bedenkingen bij leggen.

Beïnvloeding
Ik denk niet dat het veel problemen zal geven om de handelingen en gebaren die nu worden opgeschort later opnieuw in te voeren. Dat zal het probleem niet zijn.
Maar waar wij ons meer zorgen kunnen over maken, is de mogelijkheid dat heel de heisa rond dat virus bijna onmerkbaar onze kijk op de mensen om ons heen gaat beïnvloeden.
Als wij inderdaad overal vermijden om handen te schudden—en gedurende de periode dat het virus actief is, is dat zeker aangewezen—dan is het gevaar niet denkbeeldig dat wij ons ook daarna meer gereserveerd zullen opstellen t.a.v. buren en collega’s. Zelfs tegenover familieleden en vrienden.
Want terwijl wij deze dagen ons gelleke en ons fleske met ontsmettingsalcohol overal meezeulen zijn we ook stilletjes, zij het ongewild, bezig “de ander” anders te bekijken.

Heimelijk
Die mag mij dan al sympathiek zijn, hij of zij is toch ook een mogelijke bron van infecties. Het klinkt misschien overdreven.
Maar we moeten hier toch alert zijn. Het gaat hier om psychologische processen die wij vaak niet onder controle hebben.
Over beelden die zich vormen en vastzetten buiten onze wil om. Wij moeten daar alert voor zijn.
Wij waren de laatste jaren eindelijk wat losgekomen van de traditionele Hagelandse stugheid. Wij zijn na eeuwen van serieus en stoer zijn eindelijk wat meer zuiders en joyeuzer geworden in onze omgang met elkaar.
Wij mogen dat niet zomaar terug opgeven.
Wij komen van ver. Positieve emoties van warmte en genegenheid werden vroeger zelden of nooit getoond. Negatieve emoties wel.
Kwaad zijn en schreeuwen en vloeken, iedere Vlaamse streekroman staat er vol van. Maar liefde tonen en warmte, dat deed je beter niet in het publiek.
En al helemaal niet als man.
Als christenen gaan wij er echter van uit dat God Liefde is.
En van daaruit kan onze voornaamste betrachting in de relaties tussen mensen alleen maar zijn: het bevorderen van vriendschap, genegenheid en samenwerking.

Alert
Wij kunnen niet genoeg op onze hoede zijn voor het gevaar van een mentaliteit die zich geruisloos zou kunnen gaan nestelen in onze geest.
Wij moeten dat niet onderschatten.
Wij dachten dat we alles al gehad hadden wat betreft het wantrouwen van anderen. Wij hebben in onze lange menselijke geschiedenis al misprijzen en afkeer gekend t.a.v. mensen met een andere nationaliteit, een ander geloof, een andere huidskleur, een andere geaardheid, een ander voorkomen.
En dat is al erg genoeg.
Maar kunt u zich voorstellen in wat voor een wereld wij terechtkomen als je iedereen, elke andere mens, gaat zien als een bedreiging? Als elke andere mens gezien wordt als iemand die je kan besmetten, als iemand die je gezondheid in de vernieling kan draaien.

Herstellen
Voor het samenleven van mensen zou die mentaliteit een even dodelijk virus zijn als welke coronabesmetting ook.
Het beste dat wij kunnen doen is nu strikt de richtlijnen van de overheid volgen.
Maar eens dat het gevaar geweken is, moeten wij onmiddellijk het verloren terrein terugnemen.
Wij zijn hier om elkaar lief te hebben. Niet om schrik te hebben van elkaar.

Geld: god én duivel
ma 02 maart '20

Zondag 1 maart 2020, 1ste zondag van de veertigdagentijd (jaar A)

In een artikel in Tertio vestigt een Amerikaanse theologe onder meer de aandacht op een merkwaardig verschijnsel dat wij met enig speuren in onze herinneringen kunnen bevestigen. Het feit namelijk dat je tot de jaren 80 op tv Amerikaanse feuilletons had met verhalen over gewone mensen, die niet rijk of machtig waren, maar die zo goed mogelijk de strijd aangingen met het leven en met alles wat hun overkwam. Denk aan “Lassie”, “Kleine Huis op de Prairie”, “Bonanza”, “Vader weet het beter”. Van dan af echter, vanaf de jaren 80, kwamen rijkdom en macht steeds meer in beeld. Denk aan “Dallas” tot en met de hedendaagse zogenaamde “Reality-tv”, waarbij je ademloos kan volgen hoe superrijke mensen met hun mooie lichamen hun dagen doorbrengen, vaak in een sfeer van een bodemloze onbenulligheid.

Invloed
Je kan daar wel je neus voor ophalen en zeggen: “Ik kijk niet naar zo’n brol”.
En zowat iedereen zegt dat. Maar ondertussen wijzen onderzoeken uit dat wereldwijd massaal veel mensen de Kardashians ademloos volgen.
En blijkbaar niet genoeg krijgen van programma’s als “The sky is the limit”.
Nu staan er in het evangelie niet direct instructies over welke tv-programma’s en films de moeite waard zijn en welke niet.
Maar het is wel zo dat ons kijkgedrag een zeer merkbare invloed heeft op ons denken, op hoe wij de anderen zien. Op ons sociaal gedrag.
Het soort films en programma’s in kwestie houden ons voortdurend voor, ook zonder het met zoveel woorden te zeggen, dat rijk zijn het doel van het leven is. Dat steeds-meer-willen de evidentie zelf is, de normaalste zaak van de wereld. Evenals de reflex om iedereen neer te halen die je daarbij wel eens in de weg zou kunnen lopen.

Rijkdom
Nu zou het wel eens kunnen dat, wanneer een buitenstaander deze tekst leest hij of zij gaat denken: lap, daar heb je het weer. Nu de kerk de seksuele revolutie niet heeft kunnen tegenhouden, heeft ze een nieuw slachtoffer gevonden: i.p.v. de seksualiteit moet nu de welstand met grote argwaan worden bekeken. Maar dat klopt natuurlijk niet. Het christelijk geloof prijst vrijwillige soberheid aan, maar zal nooit armoede op zich verheerlijken, het zal die integendeel met alle middelen bestrijden.
Er is absoluut niets mis met rijke mensen op zich. Sommige van de meest voortreffelijke mensen die er zijn, kan je moeilijk anders noemen dan. . . rijk.
Of heel rijk zelfs. (Er bestaan nogal wat romantische misvattingen daarover).
Er is ook helemaal niks mis met rijk willen worden, d.w.z. ook materieel vooruit willen komen.
Een bedrijf opzetten bijvoorbeeld, en daar zelf ook een flinke stuiver aan verdienen, zodat niet alleen voor jezelf, maar ook voor diegenen waar je van houdt het leven aangenamer en gemakkelijker kan worden.
Daar is helemaal niks mis mee, ook niet voor christenen.

geldgod
Fout loopt het pas wanneer geld verheven wordt tot god.
Wanneer altijd maar meer geld hebben het doel van je leven wordt.
Denk niet te vlug: niet bij mij, ik hou de zaak onder controle. Denk dat niet te vlug, want het gaat om een virus dat momenteel woekert in onze samenleving.
En het is vooral moordend voor de solidariteit onder de mensen.
Waar geld god is, worden mensen concurrenten van elkaar op elk gebied.
En komt het toelaatbare van uitbuiting als vanzelf terug bovendrijven.
De rijkste mens van de wereld (zijn persoonlijk fortuin wordt geschat op 135 miljard dollar) wordt door miljoenen mateloos bewonderd om zijn ondernemingszin en zijn vermogen om alles wat hij aanraakt te veranderen in goud.
Maar in zijn bedrijven werken mensen voor een absoluut hongerloon, onder een enorme prestatiedruk en sta je meteen op straat als je zelfs maar een plaspauze neemt.

Terugval
Met al onze bewondering voor mensen die het maken en snel rijk worden verzeilen wij, zonder dat wij er veel erg in hebben, terug in 19de -eeuwse toestanden. En plakken wij het woord vooruitgang op wat in feite een hervallen is in menselijke verhoudingen van 2 eeuwen geleden.
De aanbidding van de geldgod brengt ook mee dat wij meer en meer gaan neerkijken op mensen die arm zijn en de schuld daarvan bij henzelf leggen.
In plaats van solidair te zijn, gaan we hen zelfs vastpinnen op zaken waar ze geen enkele zeggingsmacht over hebben: het feit dat ze zwart zijn of immigrant of homo of vrouw. . .
Er is niks mis met geld of met welstellend of zelfs rijk zijn.
Mis gaat het pas als wij geld gaan aanbidden. Want de geldgod is een monster dat mensen tegen elkaar opzet.
“Gij zult de Heer uw God aanbidden en Hem alleen dienen”, zei Jezus.
Laat dat het eerste bezinningspunt van deze vasten zijn.

Niet normaal. Anders.
di 25 februari '20

Zondag 23 februari 2020, 7de zondag door het jaar (jaar A)

Je kan niet zeggen dat de Kerk vandaag hoog scoort in de publieke opinie. Toch niet hier in West-Europa.
Een beetje meidengroep, quizmaster of influencer is momenteel met groot gemak populairder dan de organisatie die 2000 jaar lang de drager van onze beschaving is geweest. Je kan dat terecht vinden of niet, begrijpelijk of juist niet. Maar het is een feit. En voor christenen is dat geen aangename situatie.
Wij zijn een beetje ontheemden geworden in een maatschappij die we zelf voor een groot stuk gevormd en gedragen hebben.

Verlangen
Soms gebruikt men daar het woord “ballingschap” voor en dat is niet eens slecht gekozen. Zoals de joden zich voelden in Babylon, zo zijn wij in zekere zin ballingen geworden in onze eigen maatschappij. Op zich is dat echter geen verkeerd gevoel. Zolang je maar blijft verlangen naar en dromen van Jeruzalem.
Maar dan wel het nieuwe Jeruzalem. Christenen verlangen niet naar een terugkeer van vroegere toestanden, van oude structuren en machtsdromen. Ze zijn zich niet alleen bewust van de mooie dingen die ze gerealiseerd hebben. Ze hebben ook geleerd van de fouten uit het verleden. En ze verlangen alleen naar een hergeboorte van het enthousiaste geloof dat aan de basis lag van het ontstaan en de explosieve groei van de Kerk. Omdat die Kerk in die tijd echte bevrijding bracht voor miljoenen mensen.
Wij kunnen ons geen idee meer vormen van de vervoering die de komst van het christendom teweegbracht in de oude afgeleefde wereld van het Romeinse keizerrijk. Auteurs spreken over “a tremendous sense of salvation”, een overrompelend gevoel van gered-zijn, dat de komst van het christendom teweegbracht.

Anders leven
Wie waren die nieuwe christenen? Eén van hun meest opvallende kenmerken was dat ze zich op geen enkele manier confirmeerden met de moraal en de mentaliteit van die oude afgeleefde wereld.
Ze stelden zich niet vijandig op tegenover de overheid of de wetten van het land, maar ze brachten een heel andere manier van omgaan met elkaar.
Ze sloegen voor het eerst in de geschiedenis een golf van solidariteit los in en tussen alle lagen van de bevolking. En dat was volslagen nieuw. De oude wereld kende dat niet.
Toen men de respectabele Romeinse wijsgeer Cato de Oude vroeg wat mensen konden doen als ze arm waren, antwoordde hij: “Ze kunnen altijd nog zelfmoord plegen”. Dat was de mentaliteit. Maar christenen waren anders.
De welgestelden ontfermden zich meer over de armen, de zieken werden verzorgd, de eenzamen en de wanhopigen opgezocht en moed ingesproken.
De christenen waren niet uit op macht, ze predikten geen politieke revolutie, die bijna altijd alleen maar maakt dat de onderdrukten van vandaag de onderdrukkers van morgen worden.

Zoals Jezus
Ze leefden gewoon anders dan de andere mensen. Ze probeerden zoveel mogelijk te leven zoals Jezus hun dat vroeg. Ze beleefden de waarden van het evangelie niet alleen in hun gezin, maar ze brachten ook broederlijkheid en warmte in hun sociale relaties. Ze noemden elkaar broeder en zuster en ze gingen zorgzaam om met elkaar. En dat maakte zo’n indruk op de heidenen dat die massaal gingen toetreden tot de nieuwe beweging die zich Kerk ging noemen. Wij moeten precies hetzelfde doen. Wij moeten gewoon anders leven dan de wereld voorschrijft. Wij moeten gewoon onze goesting doen. Niet wat de wereld van ons wil, maar onze eigen goesting. Dat wil zeggen: Gods goesting doen. Leven zoals Jezus ons dat vraagt in zijn evangelie.
Als we dat doen zijn we, vaak onbewust, bezig met te evangeliseren en spreken wij de mensen terug aan.

Verleuken
Zoals ik een tijdje geleden al zei i.v.m. de catechese van kinderen.
Wij moeten in de liturgie met kinderen nooit proberen allerlei Ketnet- en Kzoom-toestanden binnen te loodsen. Dat kan voor het kind wel plezant zijn op het moment zelf, maar dat is niet duurzaam en heeft al helemaal geen religieuze betekenis. Terwijl kinderen juist openstaan voor het sacrale en het religieuze dat ze op de meest natuurlijke wijze van bij hun geboorte meegekregen hebben. Het spontane openstaan voor wat ons overstijgt, wordt zelfs helemaal dichtgetimmerd door vieringen die door oudere mensen zijn bedacht met de bedoeling het allemaal wat “leuker” te maken voor kinderen. Maar leuk alleen heeft duidelijk geen enkel effect op termijn. Iets gelijkaardigs geldt voor ons, volwassenen.

Anders
Als wij terug wervend willen zijn, dan moeten wij ons vooral niet te fel aanpassen aan de huidige wereld. Want de ongeschreven en onuitgesproken maar zeer nadrukkelijke wet van deze wereld is: “Zorg voor jezelf en zorg dus dat je geld hebt. Rijk worden is het ultieme doel.”
Wij moeten daar niet te veel tegen preken, maar gewoon leven vanuit de overtuiging dat dat onzin is. Wij moeten ons niet aanpassen. Wij moeten niet per se tonen dat we ook modern zijn. Wij moeten niet per se tonen dat we normaal zijn. Wij zijn niet normaal. De dag dat wij normaal zijn, lopen we mee met de menigte. En dat kunnen wij niet maken. Wij zijn volgelingen van een man die door meelopers tegen het kruis werd geschreeuwd.

Vermomde vijand
ma 17 februari '20

Zondag 16 februari 2020, 6de zondag door het jaar (jaar A)

Dit is een evangelielezing die choqueert, en wel om meerdere redenen.
Om te beginnen is er die onthutsende uitspraak: “Denk niet dat Ik gekomen ben om wet en profeten op te heffen; Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om de vervulling ervan te brengen”.
Wie dus een van die voorschriften (bedoeld wordt de wetten en de voorschriften uit het Oude Testament) opheft en zo de mensen leert, zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen.
Je moet daar toch wel even voor gaan zitten. Want als Jezus met 1 typische gewoonte van religies gebroken heeft, dan is het wel met de hebbelijkheid om de mensen met allerlei geboden en verboden om de oren te slaan.
Van Jezus meenden we toch te weten dat Hij alleen het gebod om elkaar te beminnen heeft overgehouden.

Stijlfiguren
En dat is natuurlijk ook zo. Want als je verder leest, dan merk je dat Hij de diepere zin van al die oude voorschriften onthult. En de diepere zin van al die geboden en verboden is geen andere dan proberen te komen tot vormen van samenleven waarin mensen mekaar respecteren en beminnen.
Maar wat dat betreft is Hij dan wel radicaal en schuwt Hij in zijn uitspraken geen overdrijvingen. Zonder twijfel zijn die overdrijvingen stijlfiguren om de aandacht te scherpen en het belang van zijn statement te onderstrepen.
Ze zijn duidelijk niet bedoeld als een advies dat je letterlijk moet nemen.
Als Hij zegt dat “Gij zult niet doden” alleen niet genoeg is. Dat “wie idioot zegt tegen zijn broeder, zal branden in de hel”. En dat je, “als je hand je hindert, je ze dan maar beter afhakt”, dan begrijpt iedereen dat je dat niet letterlijk in praktijk moet brengen.

Destructieve kracht
Maar dat voor Jezus de eis om elkaar graag te zien wel dwingend en absoluut is. Hij gaat daar niet licht over. Jezus weet waar Hij het over heeft. Er woedt in elke mens een strijd en Hij kent de tegenstander.
Hij weet dat je de strijd niet kan winnen met wollige en goed menende uitspraken en met het zoeken naar geruststellende compromissen.
De tegenstander is een oerkracht die schuilt in ieder van ons. Een primitieve kracht die ons ertoe brengt alleen maar met onszelf bezig te zijn en meedogenloos neer te slaan al wie ons daarbij in de weg loopt: al de anderen.
Het is een nietsontziende, destructieve kracht die vriendschappen kapot maakt, gezinnen uit elkaar drijft, groepen tegen elkaar opzet. Het is een vernietigende kracht die triomfantelijk met ons door de geschiedenis gaat en oorzaak is van oorlogen, slavernij en onderdrukking.
Het is een kracht die niet alleen de anderen onderdrukt maar ook onszelf tot slaaf maakt van onze laagste driften.

Strijd
Jezus wil de mensen niet met wetten en verordeningen om de oren slaan.
Hij wil mensen niet beknotten of inperken. Hij wil ons juist bevrijden.
“Ik ben gekomen”, zegt Hij, “opdat ze leven zouden hebben en wel in overvloed”.
Maar om dat volle leven te bereiken, om een mooi en gelukkig leven uit te bouwen, is het belangrijk dat wij beseffen wie de vijand is.
Het is immers een vijand die zich vermomd heeft als bondgenoot en strijdmakker, als onze beste vriend. De neigingen tot egoïsme en genotzucht, eerzucht en machtswellust beloven ons leven te vervullen, want daar gaat het over, maar uiteindelijk maken ze het tot een hel. Niet alleen voor anderen, maar ook voor onszelf.
En ze leven diep in ons, in ieder van ons.
Ze moeten dus niet op de eerste plaats bestreden worden bij “de anderen”, maar in onszelf.
Jezus is geen ideoloog, geen politiek strateeg die het kwaad situeert buiten ons en die plannen ontwerpt om de boosheid bij anderen te bestrijden.
Natuurlijk moeten wij onszelf ook teweerstellen tegen de boosheid van anderen.
Maar dat kan alleen maar tot een verschrikkelijke escalatie leiden, als wij niet beginnen met het kwaad in onszelf te bestrijden.

Morele groei
Als we eerlijk zijn moeten we toegeven dat we dat werken aan onszelf een beetje uit het oog verloren hebben.
Toegegeven, in de tijd dat de Kerk de hele maatschappij richting gaf, haar bemoederde en bevoogde, hadden wij misschien te veel aandacht voor ons eigen kwaad en de plicht om te werken aan onszelf.
En hadden wij te weinig oog voor het kwaad dat van buitenaf ons leven binnendringt, het kwaad dat wordt aangericht door een slechte wetgeving en maatschappelijke structuren bijvoorbeeld.
Maar zitten we vandaag niet in het andere uiterste?
Situeren wij het kwaad niet te veel en te vlug buiten onszelf?
Mensen willen genieten van het leven en gelukkig zijn.
Maar voelen wij daarnaast ook nog de drang om uit te groeien tot een moreel hoogstaande mens? Tot een liefdevolle mens. Want dat is toch het doel van ons leven hier op aarde. Wij moeten dat blijven in het oog houden.
Want als dát wegvalt, dan worden alle middelen goed om het eigen geluk te bereiken.
En wordt onze enige bekommernis: niet betrapt worden…

Christelijk zelfbewustzijn
zo 09 februari '20

Zondag 9 februari 2020, 5de zondag door het jaar (jaar A)

Toen ik nog een kind was, stond in één van onze handboekjes op school, ik veronderstel dat van godsdienst, dat België het katholiekste land van de wereld was. En wij, jongens van de gemeenteschool van juffrouw Bas, hoe raar dat nu ook moge klinken, waren daar heel fier op.
Wij hadden tenslotte ook niet zoveel om mee uit te pakken, want wij hadden al vlug door dat ons land voor de rest niet zoveel voorstelde.
Uit het aardrijkskundeboekje wisten we bijvoorbeeld dat Belgisch Congo 80 keer groter was dan België. En in het voetbal verloren we soms met 12-0 van Nederland. Maar wij waren dan toch tenminste het katholiekste land van de wereld. En dat kon niemand ons afnemen.
De feiten waren door dat handboekje wel een beetje bij het haar getrokken want ook in die tijd waren landen als Polen, Ierland en Spanje nog veel katholieker dan België. Maar dat wisten wij niet. En we waren fier op wat we meenden te weten. Wij hadden dan tenminste toch iets waar we in uitblonken.
Kunt u zich dat nu nog voorstellen? Dat jongens van 10-11 jaar of zelfs oudere mensen fier zijn op het feit dat wij katholieker zijn dan anderen? Ondenkbaar gewoon.

Uiterst rechts?
Zijn wij trouwens nog ergens fier op? Fier op onze nieuwe vriendin, ja. Of fier op onze wagen, op ons huis of op het goede schoolrapport van onze kinderen. Jazeker.
Maar ik bedoel: zijn we nog fier op wat we samen bereikt hebben?
Zijn we nog fier op waar we samen als gezin, als groep of als volk voor gestreden hebben, het onheil waar we ons collectief tegen verzet hebben en dat we hebben afgewend?
Durven wij nog fier zijn op onze geschiedenis, onze identiteit, ons geloof? Ik gebruik met opzet het woordje “durf”, want het lijkt in onze tijd serieus onbehoorlijk om te zeggen dat je fier bent Europeaan, Belg, Vlaming of katholiek te zijn. Is dat immers niet een beetje racistisch, ruikt dat niet een beetje naar uiterst rechts?
Wat is dat toch voor flauwekul!
Enkele weken geleden nog verklaarde de vroegere Amerikaanse ambassadeur in Brussel dat de Europeanen veel te weinig zelfbewust zijn, dat ze veel belangrijker zijn dan ze zelf durven denken.

Genoeg geweest
Wij moeten eindelijk eens af van dat eindeloos mea culpa geklop.
Het is zeker waar dat wij alert moeten zijn en bewust van de fouten uit het verleden om te voorkomen dat de wandaden van nazisme en communisme zich ooit nog kunnen herhalen. Maar er is niks mis met een gezond nationaal gevoel.
Is het bijvoorbeeld niet zielig dat 75 jaar na de oorlog Duitsers van nu, die toen nog niet eens geboren waren, nog altijd geacht worden zich te verontschuldigen voor wandaden die ze niet zelf bedreven hebben?
Terwijl katholieken na 1000 jaar nog om de haverklap de kruistochten op hun bord uitgeschept krijgen. Wij moeten wat er verkeerd was in het verleden niet onder de mat vegen (hoewel de kruistochten echt nog wel anders te duiden zijn dan als pure westerse en christelijke agressie!)
Maar we mogen onszelf niet ongelukkig maken door de fouten uit ons verleden zodanig uit te vergroten dat wij niet meer fier durven zijn op het geheel.

Bredere plaatje
En dat geldt in het bijzonder ook voor ons geloof.
Ook als je perfect op de hoogte bent van al de hansworsterijen van de Borgia’s en hun gemijterde lookalikes, dan nog kan je nog vol bewondering staan voor wat de Kerk betekend heeft voor de westerse cultuur en de menselijke beschaving in het algemeen.
En ook al kon die Kerk zich soms heel autoritair en onderdrukkend opstellen voor groepen en individuen, dan nog zie je toch ook wel de immense betekenis ten goede die ze gehad heeft doorheen de hele geschiedenis, niet alleen voor moraal en cultuur maar ook voor ontelbare mensen op de sukkel: zieken, armen, mensen waar niemand anders ooit naar omzag.
Persoonlijk hou ik trouwens vooral van de Kerk en van het geloof omdat ik er van overtuigd ben dat wat ze verkondigen gewoon waar is. En dus niet op de eerste plaats omdat het waardevol en goed is voor mens en maatschappij, hoezeer ik daar ook van overtuigd ben.

Geloofsoverdracht
Ik denk dat het de hoogste tijd wordt dat wij gelovigen terug meer zelfbewust worden en fier op ons geloof. In die mate dat we het ook terug enthousiast kunnen doorgeven aan de volgende generaties.
Want waar zijn we tegenwoordig mee bezig?
Bijna al onze inspanningen op het gebied van geloofsoverdracht zijn er op gericht om de kerkelijke vieringen “aangenamer”, “kind-vriendelijker” en “eigentijdser” te maken. Op zich is daar niks op tegen maar eigenlijk gaan wij er dan vanuit dat het geloof, zonder die opsmuk, niet aanspreekt. En dat is niet zo. Er is niets natuurlijker dan religieus geloof, het besef dat wij deel uitmaken van een groter geheel. Iedere mens krijgt dat mee met zijn geboorte.
Het is dát besef dat wij bij onze kinderen terug moeten aanspreken en ontwikkelen.
Het is maar zeer de vraag of wij dat op de juiste manier aanpakken als wij in het gezin, de school en de catechese al beginnen met ervan uit te gaan dat het religieuze-op-zich niet aanspreekt en dus moet “ver-leukt” worden.
Ik vrees dat juist dat “leuke” te vluchtig is om kinderen echt aan te spreken.

Agnus Dei
ma 27 januari '20

Zondag 26 januari 2020, 3de zondag door het jaar (jaar A)

Als je een homilie uitschrijft dan moet je, net zoals bij een opstel, je houden aan een strak schema. Als je zomaar begint te schrijven, dan brengt de ene gedachte de andere mee. En dan weet je wel waar je begint maar niet waar je eindigt.
In ieder geval niet waar je wilde eindigen. Opeens zijn de twee pagina’s vol en ook je 7 minuten “preektijd” zijn dus om.
Vorige week overkwam me dat. Ik begon over de zondebok, een gegeven uit het Oude Testament dat in het Nieuwe (Testament) duidelijk toegepast werd op Jezus. Maar ik verloor me zodanig in het uitweiden dat aan het eind van mijn betoog bleek dat ik op geen enkele manier de link had gelegd tussen Jezus en de zondebok. Omdat dit echter een belangrijk gegeven is in ons geloof, kom ik er vandaag op terug.

Paradox
Want je vindt die gedachte inderdaad overal, bij alle verschillende christelijke gezindten terug. Zowel bij de katholieken als bij orthodoxen en protestanten en bij al de honderden verschillende “schakeringen” ervan vind je de gedachte dat Jezus door zijn kruisdood “de zonden van de wereld op zich genomen heeft”.
Dat Hij “voor onze zonden gestorven is”. Dat Hij de wereld “door zijn kruisdood heeft verlost”. Het zijn onthutsende uitspraken.
De laatste tijd is er overigens nogal wat bezwaar gerezen tegen dit soort formuleringen omdat ze God tekenen als een soort tiran, die genoegdoening eist en offers wil om begane fouten uit te boeten. Tot zelfs de afschuwelijke kruisdood van zijn Zoon. Een gedachte die toch totaal niet overeenkomt met het beeld van de liefdevolle Vader dat Jezus zelf ons heeft geleerd.

Schuldbesef
Maar anderzijds is het toch ook duidelijk dat mensen echt wel weet hebben van de dingen die ze verkeerd doen, van hun fouten, van de misdaden die ze begaan.
Toen de soldaten en de politieke kopstukken Jezus aan het kruis hadden geslagen, riep Hij: “Vader, vergeef het hen, want ze weten niet wat ze doen”.
Maar wij weten het wel. En maar al te goed zelfs.
Wij doen voortdurend dingen waar we heel goed van weten dat dit eigenlijk niet kan. Gedachten en handelingen waarvan we als gelovigen heel goed weten dat ze tegen God, d.w.z. tegen de liefde ingaan.
Wij zijn wel bijzonder knap in het vinden van argumenten om onze houding te verantwoorden.
Meestal volstaat zelfs de eenvoudige bedenking dat wij toch ook goed voor onszelf moeten zorgen.

Plaatsvervangend
Niet iedereen leeft even bewust, dat is waar.
Maar zelfs mensen die heel goed beseffen dat ons diepste verlangen, het verlangen naar liefde is, laten toch toe dat dat verlangen heel vaak weggedrukt wordt door egoïstische reflexen.
Als God inderdaad een liefdevolle Vader is, dan kan het niet anders of wij moeten in zijn ogen nukkige kinderen zijn. Dan kan het niet anders of zijn eindeloze liefde wordt even eindeloos teleurgesteld als Hij naar ons kijkt.
Wij zijn tot prachtige dingen in staat, wij kunnen soms tot op grote hoogte onszelf wegcijferen om er te zijn voor anderen. Wij kunnen op uitzonderlijke momenten heel ver gaan in het ingaan op Gods wil. Maar de gevraagde, totale overgave, het volmaakte geloof, dat heeft Jezus in onze plaats en in onze naam moeten tonen. En in die zin is Hij inderdaad voor ons gestorven.

Ultieme overgave
De absolute verschrikking in de Olijfhof was niet het zicht op de kruisdood.
Er was iets nog veel ergers: de totale verlatenheid. Vragen om de kelk weg te nemen. Maar er komt alleen maar stilte. Er is niemand om je te redden, niemand die om je geeft. De diepste put waarin iemand kan worden neergelaten . . . Verlaten door God en door de mensen.
En zelfs dan nog durven vertrouwen en geloven: niet mijn wil, maar Uw wil.
Zelfs dan nog weigeren je woorden, je daden, je hele leven te verloochenen.
Die ultieme overgave, dat bijna bovenmenselijk vertrouwen, dat moest iemand in onze plaats, in onze naam doen. Jezus heeft dat gedaan. Uit liefde voor ons.
Ervoor gezorgd dat wij in het reine gekomen zijn met God.
Je mag daar gerust een andere formulering voor gebruiken.
Ons geloof zegt alleen dat we dankzij Jezus (zijn leven en zijn dood) in het reine gekomen zijn met God. Hoe het werkt is een theorie, en dus van ondergeschikt belang.
Wat mij persoonlijk het meest aanspreekt is dat Hij, van God en mens verlaten, niet vluchtte, maar doorging, geen enkel woord terugnam en bleef vertrouwen op God, ONDANKS ALLES.

Diep tragisch
Zonder twijfel het meest pijnlijke dat ik soms meemaak, is wanneer iemand op het eind van een mooi leven tegen mij zegt: “Ik heb spijt dat ik zo geleefd heb, altijd maar zorgend voor anderen. Als ik het nog kon herdoen, ik zou veel meer profiteren, veel meer erop los leven.”
Het diep-tragische ervan is dat het vaak gaat om mensen die echt goed geleefd hebben, maar die nu aan het eind ten prooi vallen aan diepe twijfels omdat de tijdsgeest helemaal tegenzit en “zorgen voor jezelf” nog het enige gebod lijkt te zijn.
Wij moeten krachtig tegen die nare gevoelens ingaan. En zo’n lieve, goede mensen helpen opdat ze tevreden en vol vertrouwen de eeuwigheid ingaan.
Zij hebben een leven geleid dat waard is om met eeuwigheid te worden bekleed. Ze hebben er recht op om met diepe tevredenheid op hun leven terug te kijken. En dat mag hun niet worden afgenomen.

Jezus en Darwin
ma 20 januari '20

Zondag 19 januari 2020, 2de zondag door het jaar (jaar A)

Een zondebok is iemand die, soms terecht, maar meestal onterecht, de schuld krijgt van zowat alles wat er fout loopt.
In de politiek maar ook in ons dagelijks samenleven wordt daar nogal eens handig gebruik van gemaakt.
Zowel het begrip zondebok als de uitdrukking “beladen met alle zonden van Israël”, hebben een Bijbelse oorsprong.
Eéns per jaar, op Jom Kipoer, de Grote Verzoendag, koos de hogepriester in Jeruzalem een geitenbok uit en die werd dan symbolisch beladen met al de zonden van het volk en daarna de woestijn ingejaagd om daar te sterven.
Als een offer voor al de fouten van de mensen. Een onschuldig offer uiteraard, want de bok werd geofferd voor wat de mensen hadden misdaan.
Het is duidelijk dat men in die tijd weinig gevoel opbracht voor dieren en naast het nut dat ze hadden voor onze voeding, hen vooral ook zag als een middel om de gunst van de goden af te kopen door hen te offeren.
Zelfs de Joden, die een toch al meer geëvolueerde godsdienst beleden, kenden nog dierenoffers. Denk maar aan de besnijdenis van Jezus, toen Maria en Jozef ook twee tortels moesten offeren.

Schuldbewustzijn
Vaak ging het offer bij de Joden om een teken van dankbaarheid, maar meestal was het een uiting van spijt voor wat ze verkeerd hadden gedaan.
Het was natuurlijk wel bijzonder handig dat ze een dier lieten boeten voor hun eigen zonden, maar belangrijk voor ons nu is wel dat de Joden (onze “geestelijke voorouders”) een sterk zondebesef hadden, een sterk bewustzijn dat ze tekortschoten tegenover God, dat ze niet altijd leefden zoals het zou moeten. En dat is positief.
Je moet er natuurlijk wel voor zorgen dat dit gevoel van schuldig zijn ook niet extreem wordt, want dan krijg je een vals schuldbewustzijn en durf je nog nauwelijks te leven. Tijdens de preutse Victoriaanse tijd bijvoorbeeld was dat zeker het geval en Freud was daar het gelukkige antwoord op.
Maar een gezond schuldbewustzijn is een zegen, zowel voor de samenleving als voor het individu. Waar dat gezond schuldbewustzijn stilaan verdampt, krijg je meer egoïstisch ingestelde individuen en bijgevolg ook een maatschappij die steeds ruwer en onveiliger wordt.
Voor christenen is het besef van tekortschieten uiteraard nog meer vanzelfsprekend omdat het absolute ijkpunt waar ze zich op richten een God is die als Pure Liefde gezien wordt. En t.a.v. die God kan je alleen maar minnetjes uitvallen.

Levensdrift
Vandaar ook de enorme nood aan vergeving en bevrijding.
Want er is niet alleen het gevoel van tekortschieten, van zonden en fouten.
Je wil er als christen ook vanaf. Je wil doen wat God van je vraagt, je wil dichter bij Hem komen. Je wil een goed en liefdevol leven uitbouwen, maar het is zo aartsmoeilijk. Je vervalt voortdurend in het verkeerde.
In ons zijn immers allerlei mechanismen aan het werk die ingaan tegen ons verlangen om een goed en liefdevol mens te zijn. En die mechanismen zijn ingebakken in onze natuur. Het zijn zelfs stuwende krachten, die een belangrijke rol gespeeld hebben in onze biologische evolutie en die ons triomfantelijk gebracht hebben tot wie we nu zijn.
Krachten die vaak veel sterker zijn dan onze wil.
En toch, hoe ouder je wordt, hoe meer je over al die dingen nadenkt en er ook rond mediteert en bidt, hoe meer je ervan overtuigd geraakt dat het inderdaad om puur biologische krachten gaat die alles te maken hebben met blinde instandhoudingsdrang. Met overleven, met overwinnen en met het uitschakelen van al wat je daarbij in de weg loopt.

Liefde
Maar je komt er ook achter dat het diepste verlangen in de mens iets heel anders is.
Dat het diepste verlangen in ons een verlangen is naar liefde.
Precies het tegenovergestelde dus van wat onze primaire biologische driften willen.
Maar wel helemaal overeenkomend met wat Jezus van ons vraagt en met de richting die Hij ons wijst. Je moet echt geen groot geleerde zijn om te beseffen dat wat Jezus van ons vraagt en waarbij Hij ons wil helpen, de enige echte weg is naar de volledige ontplooiing van ons menszijn.
Niet het volgen van onze dierlijke impulsen, het streven naar altijd maar meer macht en aanzien maken een mensenleven geslaagd, maar juist het onder controle brengen van die driften.
Want dát is groeien als mens. Dat is een geslaagd menselijk leven uitbouwen. Met Gods hulp de ‘struggle for life’ langzaam, maar zeker ombouwen tot een ‘struggle for love’. Van een bangelijk, ruziemakend, altijd op concurrentie en vijandigheid beducht wezentje uitgroeien tot een sterke man, een sterke vrouw die zichzelf durft riskeren in het zich geven aan anderen.
Zolang je nog in de eerste, driftmatige, verdedigende fase zit, lijken de eisen van Jezus pure beknotting van het leven. Pas als je doorzet, besef je de waarheid van zijn woorden: “Ik ben gekomen opdat mensen leven zouden hebben, en wel in overvloed”.

De Heer
di 14 januari '20

Zondag 12 januari 2020, Doop van de Heer (jaar A)

Met het doopsel van Jezus vieren wij het derde openbaringsfeest en daarmee sluiten we de kersttijd meteen ook af. Eerst was er Kerstmis zelf, toen wij herdachten dat God zich aan ons liet kennen in een kind waar geen plaats voor was in de herberg.
Driekoningen was dan weer de herdenking van het feit dat Hij moet verkondigd worden aan elke mens en aan elk volk op deze wereld.
En de doop in de Jordaan onderstreept dan weer dat Jezus niet zomaar een groot figuur of een geweldige profeet was, maar dat in deze mens God zelf onder ons kwam wonen.
Dat wij uit onszelf God die “woont in het ontoegankelijk licht”, wel kunnen vermoeden, maar nooit kunnen kennen.
En dat die God zich daarom aan ons heeft laten kennen in een mens. De enige manier om ons de kans te geven ons enigszins een voorstelling van Hem te kunnen maken.

Uniek
Dat Jezus Gods Zoon is, dat in Hem God zich aan ons heeft getoond op de enige manier die voor ons begrijpelijk is, wil ook zeggen dat wij nooit tot God kunnen komen, tenzij door Jezus. Dat vraagt een woordje uitleg, omdat het heel erg exclusief en pretentieus klinkt en ook bijzonder onvriendelijk voor mensen met een ander geloof.
Maar dat lijkt alleen maar zo. Want dat je alleen via Jezus tot God kan komen, wil op geen enkele manier betekenen dat je alleen als christen tot God kan komen. Het wil alleen zeggen dat wij nooit tot God kunnen komen via woorden en handelingen die tegen de liefde ingaan, ook al lijken ze godsdienstig.
Concreet wil dat zeggen dat je bijvoorbeeld nooit God kan dienen door zijn zogenaamde vijanden uit de weg te ruimen. Want dat gaat regelrecht in tegen het wezen van God, zoals Jezus Hem leren kennen heeft.

Radicaal
Jezus leerde ons dat God liefde is. Dat God pure Liefde is. Niet liefde, + ook nog een beetje iets anders. Neen. Alleen liefde. Dat is wat Jezus ons leerde.
En als wij dat werkelijk geloven, dan beseffen wij ook dat alleen woorden en daden die ingegeven en doordrongen zijn van liefde, iets te maken hebben met God.
Het is een bijzonder radicaal principe, dat echter even onverbiddelijk is voor christenen als voor andersdenkenden. En het is meteen het enige principe waaraan christenen—je zou bijna zeggen fanatiek—moeten vasthouden.
Politieke ideologieën zullen altijd toestaan dat nu, in onze tijd, offers moeten gebracht en principes moeten ingeslikt worden, met het oog op een paradijselijke toekomst later.
Voor een christen kan dat niet. God is liefde. En dus kan je God nooit dienen door ook maar één mens de duivel aan te doen. Ook niet gedurende korte tijd.

Acties
Laten wij ons daarom focussen op het belang van die figuur van Jezus voor ons geloof. Op het feit dat Hij helemaal centraal staat in het christendom.
Dat klinkt vanzelfsprekend, maar de praktijk is toch wel anders.
De laatste jaren heeft naar mijn gevoel, binnen de Katholieke Kerk, het geloof in God en de persoonlijke band met Jezus heel sterk aan belang ingeboet ten voordele van sociale inzet, het bezig zijn met het verbeteren van de wereld.
Is dat wel een goede evolutie? Zagen wij daarmee de tak niet af waarop wij zitten? Gaan de sappen die voor nieuwe blaadjes moeten zorgen, ook in de toekomst blijven stromen?
Je kan dan wel zeggen: in een geseculariseerde maatschappij zijn er toch ook mooie acties voor het Goede Doel. Dat is zo. Maar durf je dan wel zien dat achter de façade van die grote acties, onze maatschappij zelf steeds ruwer, onverschilliger en gewelddadiger wordt? Het vanzelfsprekend elkaar helpen in het gewone leven is geruisloos aan het verdwijnen.
Het er vanzelfsprekend voor elkaar zijn van kinderen voor hun ouder wordende ouders, van individuen voor de gemeenschap, van rijke mensen voor armen, het is allemaal aan het verdampen.
Natuurlijk was dat vroeger ook niet altijd ideaal. Maar ik hou mijn hart vast om wat er gaat gebeuren als in onze maatschappij de christelijke humus helemaal verdwenen is.

Kern
Wij kunnen ons christendom zo maar niet in de kast zetten en denken dat wij die onvergelijkbare stuwkracht, dat kolossale elan dat van geloof uitgaat, kunnen vervangen door af en toe een actie voor het Goede Doel.
En daarom alleen al zullen wij wel verplicht zijn om terug te grijpen naar het geloof zelf en niet alles te verwachten van de moraal die er uit voortvloeit. Want die dreigt een kartonnen façade, een alibi te worden.
Wij moeten teruggrijpen naar de persoonlijke band met Jezus, teruggrijpen naar het gebed, teruggrijpen naar een echte diepdoorleefde relatie met God.
Ons geloof is voor een stuk verschrompeld tot sociale inzet aan de ene en devotionele praktijken aan de andere kant.
Maar in het christendom gaat het wezenlijk over het lijden, de dood en de Verrijzenis van Jezus. Over het inzicht dat Jezus de verrezen Heer is.
En dat wij, via onze relatie met Hem, opgenomen worden in het leven van God zelf. Niets minder dan dat.
Sociale inzet en devotionele praktijken horen daarbij. Maar los van Jezus, d.w.z. los van de Liefde dreigen ze elke duurzaamheid te verliezen.

Neutraal op zijn Belgisch
ma 06 januari '20

Zondag 5 januari 2020, Openbaring van de Heer – Driekoningen (jaar A)

In de 19de en de 20ste eeuw dachten velen dat de wetenschap uiteindelijk het religieus geloof overbodig zou maken. Dat bleek echter niet zo te zijn. Daarna begon men ongeveer dezelfde verwachtingen te koesteren naar toenemende modernisering en stijgende welvaart toe. Uiteindelijk zou dat het geloof de das omdoen. Maar ook dat bleek niet te kloppen, althans niet wereldwijd. De secularisatie, het afstand nemen van het geloof bleef grosso modo beperkt tot West-Europa. En zelfs daar betekent secularisering nog hoegenaamd geen atheïsme. Grote massa’s mensen werden vrij onverschillig tegenover de leer en de riten van de Kerk, maar ze gooiden de deur niet dicht. Terwijl elders in de wereld het religieuze geloof alleen maar vooruitgaat.

Feiten
Er is geen enkel land waar techniek en technologie het leven zo beheerst en waar de welvaart ook zo sterk toeneemt als in Zuid-Korea. Maar het christendom houdt er met gemak gelijke tred met de stijgende moderniteit.
En terwijl vooral de Evangelische Kerk enorm vooruitgaat in Afrika, telt bijvoorbeeld Saigon (Ho Chi Minh City) in Vietnam meer priesterkandidaten dan heel West-Europa.
Dit klinkt allemaal een beetje triomfalistisch, maar het is gewoon de toestand zoals hij is. Wij moeten misschien wat minder denken dat wij nog altijd voorop lopen en dat wat hier bij ons het geval is, vroeg of laat, ook elders zal gebeuren. Het zwaartepunt in de wereld verschuift. Wij lopen allang niet meer voorop.
Op bijna geen enkel gebied.
Iets gelijkaardigs geldt voor de gedachte dat de behoefte aan godsdienst afneemt naarmate de welstand groeit.
Godsdienst kan inderdaad een troost zijn voor wie arm is en onaanzienlijk.
Maar het wordt met de dag duidelijker dat godsdienst veel meer is dan alleen maar dat. En dat religie iets heel natuurlijks en iets algemeen menselijks is. Dat het er altijd zal zijn. En dat je het alleen maar weg krijgt door de gelovigen zelf te liquideren. Iets wat totalitaire regimes als nazisme en communisme heel goed begrepen hebben.

Rechtstaat
Anderzijds is het wel duidelijk dat de tijd van pastoor Munte en de Heren van Zichem, de tijd dat één geloof de ganse bevolking bestreek voorgoed voorbij is.
Alleen al door de immense migratie zijn er in onze grootsteden momenteel soms tot wel 100 verschillende geloven aanwezig.
Als je dat allemaal overdenkt, wordt het meer dan duidelijk dat wij bovenal de rechtstaat moeten koesteren. Als misschien wel de meest kostbare verwezenlijking van onze westerse beschaving.
De rechtstaat, die er garant voor staat dat ieder het geloof of de mening van zijn keuze mag belijden. Dat de ene groep zijn wil niet opdringt aan de andere.
De rechtstaat, als ultieme bewaker van rechten en vrijheden van groepen en individuen.
Die rechtstaat, met zijn wetten en verordeningen, met politie, onderzoek, processen en straffen, is op zich echter nogal steriel. Er steekt geen ziel in.
Het geeft mensen geen warmte.
Het is zoals de roep om meer blauw op straat. Het draait rond angst en beveiliging. Het is geen enthousiast makend verhaal op zich.

Pluralisme
Kunnen wij daarom niet het oude begrip “pluralisme” terug vanonder het stof halen?
Toen ik jong was, was Vlaanderen zo goed als homogeen katholiek. En het begrip pluralisme maakte toen opgang. Het hield in dat andersdenkenden positief en waarderend benaderd werden. Dat andersdenkenden niet gewoon maar getolereerd werden, maar dat wij zelfs onze eigen katholieke verenigingen, scholen en instellingen openstelden voor mensen die anders dachten dan wij.
Wij deden dat. En, volgens sommigen, verloren wij daardoor meteen ook onze eigenheid. Kan zijn.
Feit is in ieder geval dat toen eenmaal de dijk doorbroken was en de zuilen gesloopt, het woord pluralisme ineens verdween uit ons taalgebruik.
In plaats van positieve, waarderende verdraagzaamheid voor mensen en groepen met een ander geloof en andere ideeën, kwam het begrip neutraliteit.
Als een nieuw toverwoord. Het bleek achteraf een zeer misleidend woord te zijn.

Dubieus
Want niemand kan er iets op tegen hebben dat mensen met een officiële functie geen sluier mogen dragen. Of dat er in een rechtszaal geen kruis mag hangen.
Maar wat hier in Vlaanderen momenteel gebeurt, gaat veel verder.
“Neutraal” is maar al te vaak een ander woord geworden voor het taboe-verklaren van alles wat met geloof te maken heeft. Het uitgommen en doodzwijgen van alles wat christelijk is in de media (behalve het negatieve). Tot zelfs het zielige geknoei in de ondertiteling op onze tv-zenders.
Godsdienst moet blijkbaar weg.
Maar dat heeft niets te maken met neutraliteit. Dat is gewoon de natte droom van sommige atheïsten. Dat is het uitvoeren van het programma van één bepaalde groep.
Zo gaan we er nooit komen. Die manier van doen schreeuwt om reactie. Want zo zetten we de rechtstaat zelf op de helling.
Alleen positieve waardering voor andersdenkenden schept nog toekomst.
Voor ons en voor onze kinderen en kleinkinderen.

Pagina's