Nieuws uit de parochie

Geloofsoverdracht stilgevallen?
di 16 juni '20

Zondag 14 juni 2020, Elfde zondag door het jaar (jaar A)

Jezus zegt in het evangelie van vandaag: “De oogst is groot, maar arbeiders zijn er te weinig”. Als wij ervan uitgaan dat zijn woorden universeel van kracht zijn zowel in ruimte als in tijd, nemen wij aan dat ze ook voor ons vandaag bestemd zijn. Dat Hij ook tot ons vandaag zegt: trek eropuit, verkondig, win de mensen voor het geloof. Er is nood aan. Mensen wachten op u.
Nood aan? Die indruk hebben wij in ieder geval niet als we nuchter om ons heen kijken: overal onverschilligheid voor religieuze zaken, aversie tegen alles wat met te Kerk te maken heeft. Overal materialisme, overal de cultus van het geld. En terwijl in alle lagen van de bevolking en in alle leeftijdscategorieën de onwetendheid over godsdienstige zaken hand over hand toeneemt, lijkt er weinig goesting te bestaan om die leemte aan te vullen. Zelfs de interesse voor de groezelige schemerzone waarin sekten, waarzeggers en spiritisten opereren, een interesse die meestal toeneemt telkens wanneer de belangstelling voor het traditioneel geloof afneemt, ook die interesse lijkt eerder marginaal te zijn geworden.

En toch. . .
Blijkbaar is er in onze samenleving bijna alleen nog plaats voor materialisme, voor geld en voor carrière. En wie zich met andere dingen bezighoudt is, in het beste geval een softie, een leuke jongen misschien of een aardige meid. Maar ze horen er toch niet helemaal bij.
Zo lijkt het in ieder geval op het eerste gezicht. Maar ook hier is niets wat het lijkt. Een vriend van mij vertelde mij onlangs iets heel bijzonders.
Zijn zoon, een jonge gast die ook gelovig christen is, was op de wei van Rock Werchter vlak voor zijn tentje in gesprek geraakt met enkele van zijn kameraden over het geloof, over wat geloof voor hem betekent.
En, heel wonderlijk, naarmate de tijd vorderde, waren er steeds meer voorbijgangers die stopten, en zich neerzetten, vragen stelden of gewoon luisterden. Het gebeurde allemaal heel spontaan en blijkbaar voelde niemand de behoefte om op welke manier dan ook de magie van dit wonderlijk gebeuren te doorbreken.

Grote rol
Er is dus wel degelijk interesse bij jongeren en bij mensen in het algemeen, van wie wij misschien veel te vlug denken dat geloof hun kouwe kleren niet raakt. Uit bovenstaand verhaal kunnen we ook een aantal elementen opmaken die belangrijk zijn voor een goed gesprek over geloof. Het is duidelijk dat de sfeer, de omgeving, het juiste moment een grote rol spelen. Die zaken hebben wij grotendeels niet zelf in de hand. Plots zijn ze er en dan klikt het. En soms doen we ons uiterste best om de dingen goed voor te bereiden, maar het heeft blijkbaar weinig of geen effect en er gebeurt helemaal niets. Dat is dan jammer, maar je kan dan alleen maar proberen nog meer je best te doen, goed beseffend dat dát het enige is wat je kan doen. Je hebt niet alles in de hand.
Geloofwaardig
Duidelijk is ook dat diegene die het geloof wil overbrengen absoluut geloofwaardig moet zijn. Hij moet m.a.w. zelf helemaal vol zijn van wat hij vertelt.
Mensen (ook kinderen!) hebben een feilloos aanvoelen voor die dingen. Als een leerkracht godsdienst geeft maar die godsdienst zelf niet pratikeert, wéten kinderen dat, ook als niemand hen daarover inlicht.
Ook ouders die hun kinderen bijvoorbeeld naar een pensionaat sturen voor een “degelijke christelijke opvoeding” of hun kinderen verplichten naar de mis te gaan terwijl ze zelf weinig interesse tonen voor het geloof, zullen op gebied van geloofsoverdracht weinig succes boeken. Integendeel, de kinderen gaan er zich tegen afzetten.

Stilgevallen
En zo komen we bij een van de grootste problemen van de Kerk in onze huidige maatschappij: het sputteren en zelfs geheel stilvallen van de geloofsoverdracht tussen de verschillende generaties.
De traditionele kanalen die vroeger het geloof doorgaven zijn stilgevallen.
Priesters zijn er bijna niet meer. De jeugdbewegingen hebben bewust afstand genomen van het geloof omdat ze vonden dat ze moesten openstaan voor iedereen. En zo goed als alle katholieke verenigingen zijn hen daarin gevolgd.
Maar ook voor de katholieke scholen is het doorgeven van het geloof niet langer een prioriteit. En ook vele ouders voelen zich niet langer geroepen om “zich daarmee bezig te houden”, wegens te veel werk. Komt daar nog bij dat bij vele ouders die hoog opgeleid zijn de kennis van het geloof niet mee geëvolueerd is. Hun visie op God en geloof is soms even primitief en oubollig als die van veel atheïsten. En ze voelen zich gegeneerd om dat geloof door te geven aan hun kinderen.

Mobilisatie
M.a.w.: niet alleen de oogst maar ook de nood is groot. Wij moeten daarom alle gelovigen mobiliseren. Niet minder dan dat.
Het doorgeven van het geloof is vandaag meer dan ooit de taak van alle gelovigen. Als wij in West-Europa de ondergang van het christelijk geloof willen tegengaan, moeten wij resoluut kiezen voor iets dat bekend werd uit de Franse geschiedenis: de “levée en masse”, het mobiliseren van iedere gelovige.
Wij zijn geen sansculotten, wij beogen geen politieke macht.
Maar het wordt de hoogste tijd dat wij ons “hertrekken”. Wij allemaal, ieder van ons.
Er is werk aan de winkel.

Onversneden maar helder
ma 08 juni '20

Zondag 7 juni 2020, Hoogfeest van de Heilige Drievuldigheid (jaar A)

Vandaag is het de zondag van de Drie-eenheid of zoals men dat vroeger noemde = Drievuldigheidszondag.
Die drie-eenheid, die typisch christelijke opvatting van “één God in drie goddelijke personen” is altijd een moeilijk begrip geweest. Voor christenen zelf en zeker ook voor mensen die buiten ons geloof staan.
Moslims bijvoorbeeld hebben heel de geschiedenis door, en nu nog, de christenen ervan verdacht dat ze wel zeggen in één God te geloven maar dat ze heimelijk drie goden aanbidden. En we kunnen alleen maar toegeven dat dat aartsmoeilijke theologisch begrip heel gemakkelijk aanleiding geeft tot onbegrip en misverstanden.

Gesloten
En dat geldt trouwens voor vele geloofsformules (dogma’s).
De opstellers van die geloofspunten wilden waterdichte definities die geen enkele ruimte lieten voor afwijkende interpretaties. Rond die dingen was er in het verleden al te veel hommeles geweest. Het moest dus juist zijn.
En dus gingen, met de tijd, diegenen die het geloof moesten doorgeven, theologen, leraren en priesters, een taal gebruiken die zo correct en hermetisch was dat alleen ingewijden haar nog begrepen en konden smaken.
Het simpele avondgebedje dat je moeder je leerde: “Het kwaadje dat ik heb gedaan, rekent Jezus mij niet aan” werd als je groter werd vervangen door het “Akte van berouw”. En bij dat akte van berouw had je twee mogelijkheden.
Ofwel kromp je bijna ineen onder de zwaarte van de woorden, ofwel rammelde je het af, zonder er verder veel bij na te denken. De meesten onder ons kozen voor deze laatste mogelijkheid.

Helder
Waarom vertel ik dat nu allemaal?
Ik heb in ieder geval geen enkele behoefte om af te rekenen met de oude Kerk of de theologie van weleer. Die passie is mij volkomen vreemd. Iedere tijd heeft recht op zijn eigenaardigheden.
Maar ik weet ook dat die ouwe en ingewikkelde formuleringen heel vreemd klinken in de oren van mensen van vandaag. Mensen van nu hebben dat byzantijns gespin achter zich gelaten en verlangen klare, onmiddellijk begrijpelijke formuleringen.
Als wij dus ons geloof willen doorgeven aan mensen van vandaag, dan zal dat alleen maar lukken als wij dat doen in een heldere en klare taal.
En dat kan heel gemakkelijk. Wij hebben tenslotte niets te verbergen en kunnen er alleen maar bij winnen als buitenstaanders onze woorden onmiddellijk begrijpen.

Nicea
Wij moeten ons geloof dus niet “aanpassen”, het niet afzwakken, het niet “aanlengen” met water. Wij hebben een prachtig geloof, dat nu al 2000 jaar alle aanvallen overleeft.
Wij moeten niet, zoals bij minderwaardige olijfolie, afkomen met een tweede of een derde persing om het “aannemelijker” te maken. Wij moeten het echte christelijk geloof blijven aanbieden.
Maar de taal waarin dat gebeurt, moet wel aangepast zijn aan de tijd.
Neem nu het begrip van de Drie-eenheid en wat de geloofsbelijdenis van het Concilie van Nicea (4de eeuw) daarover heeft bepaald. Christus wordt daarin genoemd: “God uit God, licht uit licht, ware God uit de ware God, geboren, niet geschapen.”
Terwijl de Geest dan weer “voortkomt uit de Vader en de Zoon”. Niet uit de Vader alleen, want op dat punt zijn de katholieke en de orthodoxe kerk uiteindelijk uit elkaar gegaan. En terwijl je luistert naar al die plechtige en zwaarwichtige woorden uit Nicea, hoor je het toch ook altijd een beetje donderen in Keulen. Wat moet je vandaag in godsnaam met zo’n taal, die alleen nog door een select clubje ingewijden wordt begrepen?

Anders gezegd
Zou dat nu echt ketters zijn, als je bijvoorbeeld zegt dat God (de Vader) diegene is die aan de oorsprong ligt van alles wat bestaat en die dat bestaande ook doordringt en in stand houdt. Omdat die God ons begrip volkomen te boven gaat, heeft Hij zich aan ons laten kennen in een mens: Jezus (de Zoon). Van Hem weten wij dat God Liefde is en dat Hij ons wil opnemen in zijn eigen leven.
God laat zich niet alleen kennen via Jezus, maar Hij spreekt ook in ons eigen hart. En dat spreken van God in ons diepste binnenste noemen wij de H. Geest.
Als je het zo zegt, zal iedere mens van vandaag je begrijpen.
En toch verkoop je geen derde spoeling. Je zegt bijvoorbeeld niet dat “Jezus een groot leraar was, een bijzondere mens”. Want dan ben ik weg: “bijzondere mensen” hebben we al genoeg gehad in de geschiedenis. Daar loop ik niet achter aan. Vader, Zoon en H. Geest zijn gewoon drie verschijningsvormen van dezelfde God.
Ik hou van onversneden Christendom.
Maar het moet wel gebracht worden in een taal van vandaag.

Bidden
wo 03 juni '20

Zondag 31 mei 2020, Pinksteren (jaar A)

Omdat ik, 70 jaar geleden, in Vlaanderen geboren ben en niet in Cambodja of in Kameroen, lag het een beetje voor de hand dat ik katholiek zou worden opgevoed. Tegenwoordig is dat anders.
Een kind dat vandaag in Vlaanderen geboren wordt, maakt een redelijke kans om het levenslicht te zien in een gezin en een milieu dat het “seculier geloof” aankleeft, een geloof-zonder-God. Vaak zelfs uitgesproken anti God. In ieder geval echter word je ergens ingeworpen waar je zelf niet voor gekozen hebt. En toch is er in ieders leven ook altijd een moment dat je de keuze van je ouders en je omgeving ofwel beaamt ofwel verwerpt. Dat kan een langzaam groeiend proces zijn, of juist een heel overweldigend en plots gebeuren. Het kan ook zijn dat je je heel goed voelt in de biotoop waarin je geboren bent en daar ook wil blijven. Maar je zal in ieder geval je positie moeten bepalen. Ook als het gaat om een langzaam groeiend en steeds sterker wordend beamen van de overtuiging van je omgeving, dan nog zal je dat bewust moeten doen. Dat is belangrijk wil je levensproject, dat alle andere keuzes zal beïnvloeden, je eigen levensproject zijn.

Vergeving
Voor een christen zou die keuze voor het geloof nooit mogen bepaald worden door private gevoeligheden of door bijna folkloristische bijkomstigheden, maar wel door de fundamentele opvattingen van het evangelie.
De gedachte namelijk dat wij ons leven in ieder geval niet aan onszelf te danken hebben. Dat Iemand ons gewild heeft. En dat die Iemand, God, pure liefde is.
En dat die God, wat ons in het leven ook overkomt, oneindig veel van ons houdt.
Dat die God in Jezus mens geworden is om ons vrij te maken. En hoe maakt Hij ons vrij? Jezus brengt ons een geschenk, een uniek en alles overhoophalend geschenk, het meest creatieve en verlossende geschenk dat denkbaar is: de geest van vergeving (Thomas Halik). “Vader vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen.”
Vergeving krijgen en schenken is inderdaad de meest uniek christelijke en ook de meest verlossende act die denkbaar is. Zowel voor diegene die vergeving schenkt, als voor diegene die vergeving krijgt.
En ook al laten wij ons bij veel van onze handelingen leiden door soms meedogenloos egoïsme, wij weten dat God ons altijd vergeeft als wij erom vragen.
Geen enkele mens is bij machte ons zo volledig te aanvaarden, zoals Hij ons aanvaardt. En aanvaarden = verlossen.

Verdiepen
Die God bevindt zich niet alleen buiten ons maar is ook in ons diepste binnenste aanwezig. En wij weten dat. Als wij eerlijk in het diepste van onze ziel kijken, als wij alles wegdoen wat ons egoïsme er als een woekerende doornstruik omheen geweven heeft, dan ontdekken wij diep in onze ziel een zuiver verlangen naar liefde.
En dat is ook de reden -en je moet daar geen theoloog voor zijn, ieder van ons kan dat nagaan- dat is ook de reden waarom je alleen maar gelukkig wordt als je de liefde “loslaat” in je leven en je door haar laat bezielen. Omgekeerd is er nog nooit één mens gelukkig geworden door het altijd maar involgen van zijn zelfzuchtige neigingen.
Voor mij is dat zowat het christendom in een notendop.
Maar uiteindelijk is alles wat ik hierboven genoemd heb niets anders dan een aantal opvattingen, stellingen, meningen. En als je daar niets mee doet, blijven het even steriele en levenloze beweringen als elke andere vorm van kennis waar je akte van neemt of die je uit het hoofd leert zonder ze echt in je op te nemen, je erin te verdiepen, de waarheid ervan zelf op het spoor te komen.
En dat is nu precies wat van een christen wordt verwacht: dat hij de waarheid van al die beweringen in zijn eigen leven ervaart. Je moet er dus iets voor doen.

Vrede, vreugde
Soms kan zo’n ervaring je in de schoot geworpen worden. Maar zelfs dan moet je er ook voor openstaan. Zolang je aan de oppervlakte van het leven blijft, zolang het christendom een soort hobby van je is, zoals grasduinen in geschiedenis dat kan zijn of muziek beluisteren of tv kijken, zolang het een soort religieuze liefhebberij is, zal je nooit de diepe waarheid ervan ervaren.
Pas als je, stap voor stap, werkt aan je innerlijk leven en een mens wordt die tijd maakt voor bezinning en gebed, zal de waarheid van alles wat Jezus zegt zich in je binnenste ontvouwen. Dan gaat het niet langer alleen om een verstandelijk en gevoelsmatig instemmen maar om een -en nu komt er een verschrikkelijk stadhuiswoord- om een existentieel weten: het met al de vezels in je lijf weten dat het zo is. Dat God echt van je houdt en je heel dicht nabij is, wat je ook overkomt in je leven.
En dat gaat een diepe vreugde in je leven brengen. Een rustig kabbelende onderstroom van blijheid, dwars door alle tegenslagen heen. Een vrede en een geluk, die niets anders je ooit kan geven.

Ervan getuigen
Maar dat kan niemand je aanpraten, dat moet je zelf ondervinden.
En dat kan dus alleen maar als je echt een biddend mens wordt, die het nabij-zijn van God in zijn leven ook echt ervaart.
Alleen dan kunnen wij terug andere mensen boeien. Omdat wij dan het moraliserend discours achter ons kunnen laten. En met ons eigen leven, onze manier van zijn, getuigen dat geloof je gelukkig maakt en je leven vervult.
Alleen zo kunnen wij terug evangeliseren, kunnen wij terug mensen winnen voor ons geloof.
Niet eerder.

Broodnodige bezinning
wo 27 mei '20

Zondag 24 mei 2020, Zevende zondag van Pasen (jaar A)

Opvallend veel mensen vertellen mij dat ze Pasen heel erg gemist hebben. Ze bedoelen dan de liturgische diensten die dit jaar niet konden doorgaan. Hetzelfde geldt voor de zondagsvieringen die tot nader order opgeschort zijn.
Mensen zeggen mij dat ze de zondagse bijeenkomsten echt missen.
En dat is positief. De ervaring van gemis wijst op leegte en verdriet én op verlangend uitkijken naar het opheffen ervan.
Wij mogen die gevoelens niet wegdrukken door de mensen gewoon te verwijzen naar de missen die her en der aangeboden worden via livestream, YouTube enz. (Kijk eens hoe modern wij zijn.) Een Mis is geen kijkstuk, geen (klerikale) vertoning. Voor mensen die wegens ouderdom of ziekte niet fysiek in de kerk aanwezig kunnen zijn, is er genoeg aanbod op tv. Maar voor al de anderen blijft gelden dat de Eucharistieviering wezenlijk een bijeenkomst is van de gelovige gemeenschap die samenkomt, niet rond de priester maar rond de Heer.
Om zijn lijden en dood te herdenken. En om zijn verrijzenis en zijn blijvende aanwezigheid onder ons te vieren. Beter is het te wachten tot na Corona om dan met een feestelijke viering het einde van de ellende te vieren, dan nu de mensen eigenlijk met een kluitje in het riet te sturen.

Geduld
Hetzelfde geldt voor het ongeduld dat bij sommige gelovigen blijkbaar de overhand begint te halen. Ze dringen er steeds meer op aan dat we—met in-achtnemen van de voorschriften—toch terug vieringen in de kerk zouden organiseren.
Maar zie je ons daar al zitten, stijf op onze hoede, op 1,5 meter afstand van elkaar en met een doekje voor onze mond. Het enige wat dan nog ontbreekt is een helm en een gasmasker. Dan zitten we helemaal aan de IJzer in plaats van in een zondagskerk.
Neen, laten we ook dit facet van de crisis gewoon uitzieken.
En laten wij bewust het gemis en de verwachting koesteren.
Om toe te leven naar een feestelijke “heropeningsmis” in een echte paasstemming met alles erop en eraan (uitdeling van palm die op palmzondag gewijd werd, paaseierenworp voor de kinderen, groot koor enz.).
Laat ons met z’n allen daar naartoe leven.

Armoede
Zelf heb ik van meet af aan resoluut geweigerd om “mijn” Mis op de dragen vóór een camera. Niet omdat ik zo bewonderenswaardig nederig ben, want dat ben ik niet. Maar omdat ik niet wil meewerken aan het verder uithollen van de liturgie.
Liturgie heeft maar één doel en dat is: de verzamelde gelovigen helpen om contact te leggen met God. Momenteel ken ik maar 1 mens die daarin slaagt vóór een camera en dat is paus Franciscus. Een man die door zijn ongeëvenaard sterke persoonlijkheid, staande voor God, een doorgeefluik wordt voor God. Een man die als geen ander de liefde, de nederigheid en de barmhartigheid van Christus uitstraalt en door kan geven, ook voor een camera. Maar wij hebben zo’n mensen momenteel niet.
Ook dat is, mede door het coronavirus, pijnlijk duidelijk geworden.
Tientallen jaren lang hebben wij ons in Vlaanderen en in heel West-Europa weggestopt achter Rome. Alles wat achteruitging, niet van de grond kwam of mislukte werd toegeschreven aan het starre conservatisme en de onwrikbaarheid van “het instituut”, van Rome en van de paus.
Nu wij echter een paus hebben die op elk gebied voorop loopt en die ook bewonderd wordt door een groeiend aantal andersgelovigen en atheïsten, nu staan wij in de West-Europese Kerk serieus voor aap.
Overal in de wereld waar de Kerk zich op de eerste plaats bezighoudt met haar kernopdracht, de verkondiging en “beleving” van Jezus Christus, maakt zij een sterke bloei door.
Maar overal waar het christelijk geloof verpieterd is tot een morele code, is de Kerk stervende.

De kern
Want dat je moet goed zijn voor een ander, niet mag pesten op school en steun moet geven aan het goede doel, dat verkondigt tegenwoordig iedereen. Dat is christelijk erfgoed dat zo sterk verankerd is in ons corpus, dat zelfs een geseculariseerde maatschappij dat verder blijft propageren en doorgeven. Daarvoor hebben de mensen de Kerk niet langer nodig.
Christenen moeten daarom terug getuigenis afleggen over de grond, het waarom van hun morele houding. Het terug meer hebben over wie het is die ons daartoe oproept en ons steunt om zo te leven. Ze moeten het terug meer hebben over God. Over wat Hij betekenen kan in je leven.
Wij zijn zo langzamerhand een godsdienst-zonder-God geworden.
Wij spreken graag over hoe moeilijk het voor ons is om te verkondigen in een geseculariseerde maatschappij. Maar de Kerk bij ons is zelf geseculariseerd.
Wij hebben het over onze maatschappij, die terug moet geëvangeliseerd worden. Maar het zijn op de 1ste plaats wijzelf, de christenen in het Westen, die terug geëvangeliseerd moeten worden.
Ik ben helemaal niet pessimistisch. De Kerk heeft in haar lange geschiedenis al vaker afwijkende wegen moeten verlaten.
Maar het moet niet te lang meer duren. Onze tijd is bijna om en onze kerken bijna leeg.

Respectvol omgaan met mensen
di 19 mei '20

Zondag 17 mei 2020, Zes zondag van Pasen (jaar A)

Op Aswoensdag, wanneer de mensen getekend worden met een askruisje, gebruik ik altijd de oude formule: “Mens, gedenk dat gij van stof zijt en tot stof zult wederkeren”. Er is ook een modernere versie die zegt: “Bekeer u en geloof in het evangelie”. En dat is natuurlijk de kern van de zaak, maar tegelijk klinkt het toch ietwat banaal. Omdat “Bekeer u, geloof in het evangelie”, woorden zijn die je gewoon verwacht in de kerk. Het is een gedachte die wel tien keer in verschillende vormen herhaald wordt in elke viering. Maar als iemand je vlakaf zegt dat je van stof bent, dat je ooit terug tot stof zal vergaan, dát is schokkend. Dat doet je nadenken.

The limit
Je moet daarin ook niet overdrijven natuurlijk. In de middeleeuwen bijvoorbeeld waren de mensen geobsedeerd door de dood. Er zijn maar weinig middeleeuwse schilderijen waarop niet ergens een doodshoofd of een skelet te zien is. En dat is natuurlijk ook ongezond. Voortdurend denken aan de dood zet een domper op onze levensvreugde, maakt ons futloos en versmacht onze creatieve krachten.
Maar in een cultuur (de westerse) van “the sky is the limit” is het goed dat wij er af en toe aan herinnerd worden dat niet “the sky” maar doodgewoon ons doodgaan the limit is.
Ik moet daarbij ineens denken aan een gewoonte uit het oude Rome.
Wanneer een veldheer een grote overwinning had behaald, dan kreeg hij een triomftocht in de stad. Voorafgegaan door zijn soldaten die onder bloemen bedolven werden, kwam de generaal op zijn strijdwagen, stormachtig toegejuicht door een zee van uitgelaten mensen. Maar achter hem op de wagen stond een man die een lauwerkrans boven zijn hoofd hield, maar die ook voortdurend herhaalde: “Gij zijt geen God, gij zijt maar een mens, gij zijt geen God, gij zijt maar een mens. . . “

Doel
En dat is óók een van de taken van de Kerk: de mensen bemoedigen, hun een gevoel van eigenwaarde geven, hen bevestigen, ze hun grootse roeping voor ogen houden. Maar hen tezelfdertijd ook met de voeten op de grond houden.
De fantasieën van de wereld doorprikken. Hen eraan herinneren, voortdurend hen eraan herinneren dat niet rijk en machtig worden het doel van een mensenleven is, maar groeien als mens. De fantasieën van de wereld doorprikken. Ons er voortdurend aan herinneren dat niet geld en macht ons gelukkig maken, maar beminnen en bemind worden. Ons eraan herinneren dat mensen op de eerste plaats medemensen zijn, geen concurrenten. Dat ondanks al ons hectisch gedoe, wij evenzeer fundamenteel eenzaam zijn als de anderen. En dat die anderen evenzeer nood hebben aan warmte en tederheid als wijzelf.

Oase
Misschien is dat wel de voornaamste taak van Kerk en geloof in onze tijd. De zelfstandigheid van de wereld erkennen en tegelijk in die wereld de hoeders zijn van de menselijkheid. In die wereld een oase zijn van vriendelijk en respectvol omgaan met elkaar. Want die houding dreigt steeds meer zoek te raken naarmate de race naar geld en succes aan belang wint.
Timothy Radcliffe zegt dat de Kerk ook een voorbeeld moet zijn voor de wereld van politiek en economie, voor de beleidsmakers in het algemeen.
In een tijd en een wereld van fake news en succesvol populisme, waarin op vele plaatsen allerlei rare figuren aan de macht komen die weinig respectvol omgaan met mensen en met hun rechten, zou de Kerk een toonbeeld moeten zijn van inspraak en overleg, waarbij elke persoon én zijn mening met heel veel respect behandeld wordt.

Anders
Ik denk, eerlijk gezegd, dat we daar als Kerk nog heel ver vanaf zijn.
En dan heb ik het niet speciaal over “Rome” of over dat wat zo vaak misprijzend “het instituut” genoemd wordt. Maar over ons, over elke christen, over onze parochies.
Als wij gist in het deeg en zout in de wereld willen zijn, dan zal dat op dit vlak moeten gebeuren.
Dan zullen mensen niet naar ons beginnen te kijken en te luisteren omdat wij zo heftig tekeer gaan tegen alles wat misloopt in de wereld, maar omdat ze zien dat wij zelf op een heel andere, op een echt respectvolle manier met elkaar omgaan. En eerder het vergelijk zoeken dan de ruzie.
Eerder het winnen van de andere voor een idee, dan het doordrukken van de eigen visie. Eerder de consensus zoeken, dan de breuk.
Als wij onszelf terug op de kaart willen zetten, dan zal dat op die manier moeten gebeuren. Door op een heel andere manier met elkaar om te gaan dan in “de wereld” gebruikelijk is.

Liefst niet te normaal
di 12 mei '20

Zondag 10 mei 2020, Vijfde zondag van Pasen (jaar A)

Ik denk dat maar weinigen onder ons niet reikhalzend uitkijken naar het einde van de coronacrisis. Niet alleen omdat bij het langdurig gedwongen ophokken van mensen het aanvankelijk ongenoegen zich al redelijk snel omzet in boosheid en agressie.
Maar vooral omdat het gemis aan contact met mensen die ons nauw aan het hart liggen, met de tijd ook zwaarder en zwaarder gaat wegen.
Soms zelfs erg tragische, hartverscheurende vormen aanneemt, zoals in het geval van ouders die stervende zijn en waar de kinderen niet bij mogen.
Daar zijn geen woorden voor, onmenselijk gewoon.
Goddank zijn we er bijna door, want we komen er door, natuurlijk.

Politici
Wat mij daarbij wel een beetje stoort, is de manier waarop politici deze dagen spreken over het “normale leven” van vóór de crisis dat opnieuw zijn intrede moet doen. En met normaal bedoelen ze dan duidelijk en op de eerste plaats: de consumptiemaatschappij die terug in gang zal vliegen.
De winkels, de cafés, de festivals, de vakantiereizen, kortom het shoppen, het naar hartenlust consumeren van alles wat ons wordt aangepraat door de reclame.
Dingen die we nodig hebben en vooral ook dingen die we helemaal niet nodig hebben. Het schijnt zelfs dat er tegenwoordig een groeiend aantal mensen is dat meer geniet van het shoppen zelf dan van het bezit en het genieten van de dingen die ze kopen. Om maar te zeggen tot welke verdwazing de consumptiemaatschappij ons kan brengen.
En het is precies het opnieuw volop in gang vliegen van die maatschappij van hollen-en-kopen waar de politici en de echte, de economische machthebbers aan denken als ze het hebben over “het normale leven”.

Anders
Ik vrees echter dat het nieuwe normaal ietsje minder normaal zal zijn.
Dat wil zeggen, ik vrees dat voor hen, want zelf hoop ik er een beetje op dat het géén vanzelfsprekende doorstart wordt van het vroegere normaal.
Met al de ellende en al de tragedies die het coronavirus over ons gebracht heeft, zijn er immers toch ook enkele lichtpunten.
Eén ervan is dat niet alleen de maatschappij is stilgevallen maar, bij manier van spreken, ook de mensen.
Velen onder ons zijn blijkbaar gaan nadenken over onze manier van leven. Ze zijn zich beginnen afvragen of dat gedachteloos hollen en consumeren, of dat wel het echte leven is.
Mensen zijn. . . vriendelijker als je ze tegenkomt bij een wandeling, ze hebben meer tijd, leven bedachtzamer, genieten meer van gewone dingen. En ik ben echt niet de enige die dat ziet, bijna iedereen doet deze dagen die ervaring op. En zo is het goed.
Ik hoop echt, uit de grond van mijn hart, dat het nooit meer helemaal voor de volle 100% “normaal” wordt.

Geen aardverschuiving
Voor 95% zal het dat wel worden, natuurlijk. Daarover hoeven we ons geen illusies te maken.
Deze crisis heeft de zon niet stil doen staan en de aarde is niet uit haar baan gedreven.
Er is meer nodig dan een coronavirus om de loop van de geschiedenis een ingrijpende wending te geven en de consumptiemaatschappij op te doeken.
En dat hoeft voor mij ook niet echt. Zo’n ascetische jongen ben ik nu ook weer niet. Als ik moet kiezen tussen 2 kwalen, dan geef ik eerlijk toe dat ik meer voel voor zo’n wereldse en kunstminnende renaissance-kardinaal die hield van Venus in marmer en op doek maar ook in ’t echt, dan voor zijn tijdgenoot Savonarola voor wie elk pleziertje des duivels was.
Maar dat neemt niet weg dat de meeste mensen diep in hun hart weten dat de boodschap die de consumptiemaatschappij en haar paracommando’s, de reclamejongens, ons proberen aan te smeren, fundamenteel leugenachtig is.
Het is gewoon niet waar dat wij vrij worden door onze zucht naar hebbedingen in te volgen. Vrij ben je pas als je je hartstochten onder controle hebt, niet als je ze altijd maar involgt, want dan ben je er juist de slaaf van.
En nochtans is het dat wat men er bij ons probeert in te rammen:
dat we vrij (en gelukkig) worden door uitgebreider en chiquer te eten, te drinken, te kopen, door alles naar ons toe te halen, door dingen aan te schaffen die we eigenlijk niet nodig hebben maar waarmee we wel kunnen uitpakken en ons onderscheiden van anderen.

Hoop
Alles wijst er nu op dat de “lockdown” voor velen op dat punt een tijd van bezinning was. Zo van “waar waren we toch mee bezig? Is dát nu het belangrijkste in het leven?” Het valt echt op. Mensen lopen er meer ontspannen bij, maken tijd voor een babbel. Het is de ervaring van heel velen: de anderen zijn. . . anders, liever, attenter. En de paniekerige stormloop naar de tuincentra waar onze politici zo voor “vreesden” (dat zal wel!) bleef uit.
Zoals gezegd: het zal wel grotendeels allemaal terug “normaal” worden.
Maar misschien toch ook een beetje anders.

De tijd van toen
di 21 april '20

(Dit is geen homilie)

Gevolg gevend aan de subtiele vermaning van onze minister van Volksgezondheid brengen wij plots het grootste deel van onze tijd binnenshuis door. Dat is niet altijd makkelijk. Soms vervelen wij ons.
En verschillende televisiezenders spelen daar nu op in met het aanbieden van films en series “uit de oude doos”. Prima initiatief.
Een beetje nostalgie kan nooit kwaad. En vaak roept het bekijken van die beelden ook een zekere vertedering bij je op, net zoals oude foto’s dat doen.
Maar . . . je blijft niet kijken. Na een tijdje maken herkenning en nostalgie plaats voor een zeker onbehagen. Het is allemaal wat vreemd geworden.
Om te beginnen stond de techniek in die tijd, vergeleken met nu, nog nergens.
De meeste feuilletons werden niet eens “opgenomen”. “Schipper naast Mathilde” bijvoorbeeld, werd rechtstreeks uitgezonden.
Als er iemand ongewild struikelde en op zijn gezicht ging of zijn tekst niet meer kende, dan kwam dat zo in beeld. Het was allemaal nogal amateuristisch en zelfs ietwat stuntelig. Het was allemaal een beetje parochiezaalachtig.
En, van parochiezaal gesproken, de openbare omroep was in de tijd van toen, zoals heel Vlaanderen trouwens en dus ook de mensen die bij de BRT werkten, nog katholiek. Tenminste wat men toen aanzag voor katholiek.
Katholiek stond in die dagen voor braaf, zedig en respect voor het gezag.
Kortom, het stond voor zaken die nu zo goed als verdwenen zijn.
Braaf en zedig willen we niet meer zijn.
En respect voor gezag ruikt een beetje naar achterlijk en naar niet-geëmancipeerd-zijn, en is dus allerminst nog vanzelfsprekend. En je vraagt je af: terecht?
“Iets mag het hebben”, zei mijn oma altijd, “maar je moet niet overdrijven”.
Het “katholiek” systeem in het Vlaanderen uit de tijd van “De heren van Zichem” gaf zonder twijfel zin en geborgenheid aan een grote meerderheid van mensen. Maar voor wie er zich niet in thuis voelde, kwam het zwaar en drukkend over.
Het systeem heeft in die tijd zeker zijn verdienste gehad, maar het is ook goed dat het . . . zijn tijd gehad heeft. Maar misschien zijn we, zeker wat braaf en zedig zijn en respect hebben betreft, nu in de overdrijvingsfase beland waar mijn oma zo beducht voor was . . .
Er is nog iets wat sterk opvalt: vroeger deed men op tv zijn uiterste best om keurig Nederlands te spreken (ABN!). Behalve in verfilmde streekromans, deed men altijd de grootste moeite om het Nederlands te promoten. Dat komt omdat de televisie duidelijk een instrument was voor de “volksverheffing”.
Wat dat betreft zijn we vandaag terug helemaal naar “af” en heeft het “schoon Vlaams” (‘ne keer’, ‘een bekke’, … ) opnieuw zijn intrede gedaan in praatprogramma’s en feuilletons.
Er werd vroeger ook helemaal nooit gevloekt op televisie. Terwijl er in die tijd “in ’t echt” minstens zoveel gevloekt werd als nu. Op dit ogenblik is dat omgekeerd.
Terwijl er nu naar mijn gevoel “in ’t echt” minder gevloekt wordt dan vroeger, lijkt het wel of acteurs in Vlaamse series geen 2 zinnen meer kunnen zeggen zonder 3 keer te vloeken.
Maar goed, zo kan je nog eindeloos doorgaan met vergelijken en beoordelen: zaken die vroeger beter of slechter waren dan nu. Maar over ‘t algemeen is het best wel leuk sommige van die ouwe dingen eens terug te zien.
Zolang we maar blijven beseffen dat wij nu leven. Dat deze tijd, onze tijd is om in te leven. Wij hebben geen andere.

Verrijzenis
di 14 april '20

(Dit is geen homilie)

In zijn eerste brief aan de Korinthiërs zegt Paulus: “Als Christus niet verrezen is, zijn wij de meest beklagenswaardige van alle mensen”.
Dan zijn wij met andere woorden slechter af dan de mensen die helemaal niet geloven, omdat heel ons geloof dan steunt op een leugen.
Het is een ietwat ongewone manier om te bevestigen dat de opstanding van Christus centraal staat in ons geloof. Alles staat of valt daarmee.
De voorstelling die je hebt van die Verrijzenis (ook de onze!) en het daaraan verbonden eeuwig leven, is echter voor bijna iedereen anders omdat wij er geen concrete beschrijvingen van hebben.
De voorstelling, de opvatting die bijvoorbeeld een Luc Versteylen en een Phil Bosmans, daarover hebben nodigen zeker uit tot reflectie.

Weet je wat de hemel is?
De hemel dat is: alle plaatsen
waar wij ooit gelukkig geweest zijn,
dat zijn alle dingen die wij graag gedaan hebben,
dat zijn alle woorden die wij graag gehoord of zelf gesproken hebben.
Ons lichaam zal weer stralend en gaaf en jubelend zijn;
geen pijn meer, geen beklemming, geen onrust,
alleen maar blijdschap en vrede.
En wachten op de achtergeblevenen
tot zij ook tot de vreugde en het blije samenzijn herboren worden.

Luc Versteylen

Ik geloof in de verrijzenis.
Het gaat niet om de opstanding
van een dood lichaam.
Het gaat om de verrijzenis van concrete mensen
in hun totaliteit van psychisch-lichamelijk leven.
Ik geloof in de algehele verrijzenis.
De hele mens zal herschapen worden,
ofschoon ik me de nieuwe lichamelijkheid
niet kan voorstellen.
Als we er iets over willen zeggen
moet het zijn als in verhalen
over voltooiing, over vrede, vreugde en geluk.
Nieuwe mensen met een nieuwe lichamelijkheid
in een nieuwe schepping.

Phil Bosmans

Helend stilvallen
di 07 april '20

(Dit is geen homilie)

Het valt altijd weer op als je beelden ziet over het leven in Afrikaanse dorpen, dat die mensen spontaan lachen en vriendelijk zijn. Dat ze gelukkiger lijken dan wij.
Terwijl ze naar onze normen nochtans weinig reden hebben om uitbundig te doen. Ze leven vaak in de meest schrijnende armoede, ze hebben dikwijls te lijden van elkaar beconcurrerende krijgsheren en vaker nog van hun eigen regering.
En toch, als je naar hun gezichten kijkt, de levensvreugde spat ervan af.
Wij kunnen dat niet goed plaatsen. We vinden het zelfs een beetje raar.
En toch kan je datzelfde fenomeen vandaag ook bij ons vaststellen, zij het in een licht andere vorm en in andere omstandigheden.
Ook wij, in ons veilig geachte rijke Westen, zijn plots in zeer onzekere tijden terechtgekomen.
De dood is ineens heel nabij, heel reëel geworden.
En bij iedereen leeft de angst om op de meest onnozele manier besmet te geraken. En om meedogenloos meegesleurd te worden in een zinloze dood.
En toch zijn wij . . . liever geworden voor elkaar. Dat is geen indruk van mij alleen. Iedereen die ik ken doet deze dagen blijkbaar dezelfde ervaring op.
De mensen die je bij een wandeling tegenkomt zijn anders. Hartelijker. Sporters die anders heel geconcentreerd zijn op hun lopen/joggen/fietsen, merken je op en brommen iets dat stellig “goeiedag” wil zeggen. En zelfs het puberende meisje uit de buurt valt uit haar rol van mediagodin, lacht aller schattigst en roept “hoy” als ze je tegenkomt.
En je weet ineens: zo is ze dus “in ’t echt”. En dat doet deugd.
De wereld is momenteel bijna helemaal stilgevallen.
En meteen ook ons eigen jachten en jagen.
Het lijkt erop dat daardoor onze blik terug ruimer is geworden.
Dat we spontaan weer zijn gaan inzien waar het in het leven werkelijk op aankomt.
Op liefde en vriendschap, op familie en vrienden, op er-zijn-voor-elkaar.
Mocht, als de tragedie voorbij is, dat nieuw verworven inzicht ons bijblijven en ons verdere leven richten.
Wij hebben deze dagen moeten ondervinden hoe broos en kwetsbaar wij mensen zijn.
En toch kunnen wij de hele wereld veranderen.

Gelukzoekers
wo 06 mei '20

Zondag 3 mei 2020, Vierde zondag van Pasen (jaar A)

Het zal voor niemand van u een openbaring zijn als ik zeg dat Kerk en geloof momenteel in West-Europa niet meteen een bloeitijd doormaken.
Wil dat nu zeggen dat onze mensen stilaan, bijna geruisloos, atheïst geworden zijn? Ik had bijna gezegd: “Was het maar zo.” Want atheïsme is een goed omlijnd begrip. En zolang ze elkaar respecteren, kunnen gelovigen en niet-gelovigen met elkaar op een beschaafde manier in discussie gaan en kan de één de ander met argumenten proberen te overtuigen. Maar in onze huidige situatie kan je met argumenten zo goed als niets beginnen. Want de meeste kerkverlaters zijn geen atheïsten geworden, maar hebben mét de tijd gewoon hun interesse in het geloof verloren. En in die situatie kan je met argumenten moeilijk iets aanvangen. En je kan zo’n mensen ook niet zomaar terugwinnen.
Iemand kan, na jarenlang een trouwe voetbalfan geweest te zijn, zijn interesse voor het voetbal langzaam maar zeker helemaal verliezen. En wegblijven.
De club mag dan nog zorgen voor flashy shirtjes en de majoretten mogen dan nog dubbel zo vaak hun beste beentje voorzetten, het haalt allemaal niks uit.

Overaanbod
Want dáár lag het probleem niet. Het probleem was gewenning, slijtage, verveling en nieuwe interesses.
Ik denk dat we op dit moment in onze samenleving en in de Kerk vooral met dat laatste fenomeen te maken hebben. Het aanbod op de markt van de zingeving is immers immens groot geworden. Ik zeg soms bij wijze van boutade dat het vroeger voor de Kerk veel gemakkelijker was: er was gewoon niets anders. Als de pastoor op zondag geen lof “inrichtte” (er was zelfs geen voetbal!) en processies en bedevaarten en de bijbehorende kermissen organiseerde, dan was er in het dorp compleet niets te doen.
In onze tijd echter zijn er ontelbaar veel mogelijkheden bijgekomen.
Er is natuurlijk op de eerste plaats de welstand, die al het andere mogelijk maakt. Er is het enorme scala aan sport- en ontspanningsactiviteiten, er zijn de reizen, de vakanties, de mogelijkheden om je op zowat ieder gebied verder te ontwikkelen. Er zijn de wandelingen en verkenningen in de natuur, en het gigantische aanbod van ontspannings- en relaxatiemogelijkheden.
Boks daar maar tegenop met alleen maar je zondagsmis.

Begrijpelijk
Wat ik daarmee wil zeggen, is dat wij om te beginnen niet al te knorrig moeten doen naar de mensen die ons (tijdelijk?) verlaten hebben, maar dat we minstens enig begrip voor de situatie moeten opbrengen. En datzelfde begrip mogen wij best ook voor onszelf opbrengen. Wij moeten niet te hard zijn voor onszelf of voor de Kerk. Wat de laatste 50 jaar gebeurde is niet alleen maar onze fout. Het is integendeel bijna een natuurlijk proces: het aanbod van de “concurrentie” is te gigantisch groot en verleidelijk geworden. Wat gebeurde lijkt te beantwoorden aan een economische wetmatigheid.
Maar, als dat zo is, laten we het spel dan ook meespelen. Dat wil zeggen: als wij zo sterk aan marktaandeel verloren hebben, dan moeten wij alles zetten op kwaliteit.
En hier verwijs ik terug naar het voorbeeld van de ex-voetballiefhebber: wij mogen niet reageren met nieuwe voetbaltruitjes en vlaggen en toeters en bellen.
We moeten ernstiger tewerk gaan. De zaken serieus onderzoeken.

Tijdloos
En als we dat doen, zullen we al vlug vaststellen dat de mensen vroeger en nu niet zo erg verschillen van elkaar. En dat de mensen die vroeger naar het lof en de zondagsmis en de processie gingen, ongeveer hetzelfde zochten als de mensen die nu naar Majorca gaan of aan diepzeeduiken doen of vogels gaan spotten.
Allen willen ze ontsnappen aan de dagelijkse sleur. Allen zijn ze ervan overtuigd dat het leven toch meer moet zijn dan “metro-boulot-dodo”.
Allen zijn ze op zoek naar dat méér, op zoek, uiteindelijk, naar geluk. Allemaal.
Wij moeten ons bijgevolg niet uitsluitend concentreren op het aangenaam en aantrekkelijk maken van onze bijeenkomsten. (Hoe belangrijk dat ook is).
Maar wij moeten de mensen overtuigen dat datgene waar ze zo sterk naar op zoek zijn, levensgeluk, zin en vervulling, bij ons in de aanbieding staan. Dat ons geloof wezenlijk dáár over gaat.

Bekering
Maar het is duidelijk dat de beste verkondiging gebeurt, niet met woorden, maar met je eigen leven, datgene wat je uitstraalt.
Ergens, ik meen in de brieven van Paulus, staat: verkondig te pas en te onpas met alles wat je hebt. En als het echt niet anders meer kan, als je niets anders ter beschikking hebt, verkondig dan óók met woorden. En iemand anders, een tijdgenoot, zei eens: “Het enige evangelie dat de mensen vandaag nog lezen is het leven van de christenen.”
Als wij de levensvervulling die we vinden in ons geloof uitstralen, dan is dat de beste manier van verkondigen die er is. Dan maken wij de mensen terug nieuwsgierig naar ons geloof. Maar dan moeten wij zelf eerst tot meer verdieping komen van ons geloof.
Misschien moeten wij voorlopig wat minder proberen anderen te bekeren.
En eerst wat meer werken aan onszelf.
Laten wij er iets aan doen!

Pagina's