Nieuws uit de parochie

Op zoek naar geluk
ma 11 maart '19

Zondag 10 maart 2019, 1ste zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Het gaat niet zo goed met ons. De verdeeldheid tussen de mensen neemt toe. De kloof wordt groter tussen jong en oud, tussen hoog- en laaggeschoolden, tussen ontwikkelde landen en landen van de derde wereld. Mensen hebben ook steeds meer het gevoel dat hun mening in de gestroomlijnde pers nooit aan bod komt. In de politiek is “waarheid” een wel zeer rekbaar begrip geworden en in plaats van te streven naar eenheid, en te zoeken naar oplossingen waar zowat iedereen zich kan in vinden, lijkt het of men alleen nog probeert de tegenstander in diskrediet te brengen. Gele hesjes, klimaatbetogingen, toenemend racisme, het zijn allemaal uitingen van een stijgend onbehagen met de huidige toestand en met angst en onzekerheid voor de toekomst. Het is allemaal nogal alarmerend. In zo’n situatie is het heel belangrijk dat wij terug op zoek gaan naar dingen die ons verbinden, naar dromen en verzuchtingen die alle mensen gemeen hebben. En als je dat doet, als je daarnaar op zoek gaat, dan valt onmiddellijk één verlangen op dat leeft in elke mens: het verlangen naar geluk.
Elke mens, uit elke tijd en uit elk volk en land en cultuur wil gelukkig zijn, wil een gevuld, zinvol en gelukkig leven leiden. Het is in de manier waarop wij dat geluk nastreven, dat wij verschillen. En die manier waarop wij ons geluk nastreven en ons leven uitbouwen, heeft soms catastrofale gevolgen voor anderen. Soms zelfs voor onnoemelijk veel mensen.

Aanzien
En daarover gaan de bekoringen van Jezus in de woestijn. Over de verkeerde middelen die wij soms aanwenden om gelukkig te zijn. Verkeerd, omdat ze nooit het beoogde doel bewerken en vaak ook nog eens ongelukkige of zelfs noodlottige gevolgen hebben voor andere mensen. En een eerste middel waarvan wij vaak menen dat het ons gelukkig gaat maken, is aanzien verwerven. Wij leven in een tijd van de cultus van vedetten. Mensen die heel gekend zijn en ook heel rijk werden, bijvoorbeeld via sport of entertainment, die worden door miljoenen bewonderd. En ook als zij gemakkelijk een halve stad uit de armoede konden halen, maar dat niet doen, dan nog blijven de mensen hen bewonderen. Vandaar de enorme bekoring om zelf ook gekend en bewonderd te worden. Vandaar dat het aantal volgers en “likers” op facebook zo belangrijk is, en het beeld dat anderen over ons hebben. Aan dat beeld wordt heel veel aandacht besteed. Op facebook bijvoorbeeld zal je daardoor ook nooit iemand echt leren kennen. Het enige wat je daar leert is hoe de ander zou willen dat je hem of haar ziet, hoe je over hem of haar denkt. . .
Bekendheid en aanzien zijn soms wel leuk en ze strelen je ijdelheid, maar ze maken je niet duurzaam gelukkig op zich. Als gekende, rijke en aanzienlijke mensen ook gelukkige mensen zijn, en die zijn er natuurlijk ook, heel veel zelfs, dan zijn ze gelukkig omwille van andere redenen. . .

Macht
Macht dan? Ook niet. Mensen die het gaan zoeken in macht zijn bijna per definitie mensen die ongelukkig zijn en die, juist omdat ze ongelukkig zijn in hun situatie, compensatie voor dat gemis gaan zoeken in macht. Het prototype is hier de mislukte schilder Adolf Hitler. Dat machtsgeile vind je echter niet alleen terug in de hoogste regionen van politiek en maatschappij. Je vindt het overal, je botst er overal tegenaan, ook in de kleinste parochie of vereniging, ook in families en gezinnen. Macht geeft je ontegensprekelijk korte momenten van euforie en voldoening. Maar het maakt je zeker niet blijvend gelukkig. Machtshonger is een ziekte die vreet aan jezelf en die desastreus is voor anderen.

Genegenheid kopen
En dan heb je tot slot nog de verleiding van het veranderen van stenen in brood. Het gaat dan niet zozeer over brood om je eigen honger te stillen, maar om brood dat je onbeperkt kan uitdelen. Het gaat over de hoop dat je vriendschap en geluk kan kopen met het uitdelen van materiële zaken, met de milde weldoener uit te hangen. Ook hier moeten we niet ver naar voorbeelden gaan zoeken. Goddank bestaat er in veruit de meeste gevallen een sterke liefdesband tussen ouders en hun kinderen en bestaat er meestal ook een oprechte en aandoenlijke genegenheid tussen grootouders en hun kleinkinderen. Maar soms zie je ook hoe grootouders eerder gezien worden als oudere mensen met geld “waar ze toch niks mee doen, terwijl wij het zo goed kunnen gebruiken”. En je ziet dan hoe oma en opa genegenheid proberen te kopen. Maar dat gaat niet. Een vluchtig dankjewel en soms zelfs een haastige kus kan er nog net af, maar dat is het dan.

Basisvertrouwen
Je kan genegenheid niet kopen. En nu komen we bij de kern. Mensen steken zo in elkaar dat ze alleen maar gelukkig zijn als ze beminnen. En vooral: als ze zich bemind weten, als ze weten dat er iemand is die heel sterk van hen houdt. Maar omdat menselijke geliefden sterfelijk zijn, veranderlijk, ontrouw kunnen worden, is het van enorm belang te kunnen geloven dat de Grond van het bestaan van je houdt, dat je gewild bent en bemind wordt door God zelf. De volgende generaties dat geloof onthouden in die God die liefde is, zou hun basisvertrouwen ernstig kunnen schaden. En dat zou naar mijn gevoel meer dan een vergissing zijn. Het zou bijna een misdaad zijn. Moeten we er bijgevolg niet alles aan doen om die tendens tegen te gaan? En onze kinderen opnieuw de kans geven om die God van Jezus, die liefdevolle, dragende grond van het leven te leren kennen?

Vasten: een tandje bijsteken
di 05 maart '19

Zondag 3 maart 2019, 8ste zondag door het jaar (jaar C)

De vastenperiode is bij uitstek een tijd van bekering. Een tijd waarin wij bewust blijven stilstaan bij wat er mogelijk fout loopt in ons leven en waar wij zelf schuld aan hebben. Omdat wij ons in bepaalde situaties hebben laten leiden door onze minder fraaie karaktereigenschappen en verlangens. Bekering is zeker niet gemakkelijk. In de eerste plaats al omdat het de erkenning inhoudt dat we soms grondig fout zijn en kwaad doen. En dat is bijzonder moeilijk.
In christelijke tijden kreeg je het besef van eigen falen mee met de moedermelk. Een besef dat, mits men daarin niet overdrijft, heel gezond is. . .
Maar dat is voorbij. Wij doen geen kwaad meer. Wij toch niet. En dat is meteen de tweede moeilijkheid. In onze tijd wordt kwaad alleen bedreven door de anderen: door de Staat, de politici, de banken, de vervuilers, de vreemdelingen, je buurman, je schoonmoeder. Die doen kwaad, die zijn regelmatig fout. En als je echt niet meer weet wie je de schuld van iets moet geven, kan je altijd nog zeggen dat het prins Laurent zijn fout is. Maar ik? Neen, ik doe nooit iets verkeerd, toch niet bewust. En toch is bekering iets voor ieder van ons. Speciaal voor ieder van ons, gewone mensen. Want echt slechte mensen, voor wie bekering het meest nodig is, die willen zich niet bekeren. En door-goeie, heilige mensen, die hebben geen bekering nodig.

Zelfkennis
Bekering is dus echt iets voor u en voor mij, voor gewone, “normale” mensen.
En een derde, en zeker niet de minste moeilijkheid bij bekering, is dat wij onszelf beter moeten leren kennen. Dat wij moeten op het spoor komen, trachten te ontdekken, wat er echt leeft in ons hart. Niet wat wij graag denken dat er leeft in ons hart. Maar wat er echt leeft in ons binnenste aan verzuchtingen en verlangens, aan frustraties en teleurstellingen, aan woede en verdriet. Proberen te ontdekken wat onze echte beweegredenen en motieven zijn. Je moet daarvoor niet naar de psycholoog of psychiater. Gewoon doen wat Jezus voorstelt is veel efficiënter (en ook goedkoper). Sta eens wat meer stil bij wat je zegt, vooral bij wat je zegt over anderen. Waar het hart van vol is, daar loopt de mond van over, zegt Jezus. Als je dus wil weten wat er echt leeft in je hart, heb dan aandacht voor wat je zegt, hoe je het zegt, tegen wie je het zegt en waarom je het zegt. En je zal merken dat er meer kwaad, meer negatiefs in je hart leeft dan je zelf voor mogelijk hield. En dat duistere in je hart is zo mogelijk nog schadelijker voor jezelf dan voor een ander. Bekering houdt altijd een dubbele beweging in: je afkeren van én je toekeren naar.
En omdat wij relationele wezens zijn, zal die ommekeer zich noodzakelijkerwijze afspelen op het vlak van onze relaties. Onze relatie met God, onze relatie met onze medemensen en onze relatie tot onszelf.
Laat ons het eerste er uitpikken en eens kijken naar onze relatie met God.
Laten wij om te beginnen eens tijd maken om rustig te overwegen hoe het staat met ons geloof. Of wij überhaupt wel een relatie hebben met God?

Bidden
Dat klinkt misschien wat hoog gegrepen, maar het is wel essentieel: als je gelovig bent, als je echt gelooft in God, dan volgt daaruit automatisch dat je ook contact zoekt met God. M.a.w. dat je. . . bidt tot God. Dat is een essentiële maatstaf van gelovig zijn. En bidden tot God is iets totaal anders dan praten over God. Er zijn universiteitsprofessoren die heel hun leven bijzonder geleerd praten en schrijven over God zonder dat ze zelf geloven. En er zijn mensen die weinig letters gegeten hebben en nooit spreken over God en toch geloven. Zoals er ongetwijfeld ook notoire ongelovigen zijn die diep in hun hart veel meer ruimte laten voor geloof dan ze naar buiten toe laten uitschijnen. Zoals er ook kerkgangers zijn die niet geloven en niet-kerkgangers die wel degelijk geloven. Als je het zo bekijkt, merk je dat uitwendig gebed toch ook niet zo’n sluitend criterium is. Soms zullen mensen, hoewel ze niet geloven, bij een begrafenis bijvoorbeeld, meedoen aan een kerkelijk ritueel, een kruisteken maken of zelfs een stukje meebidden. En zo kan je nog eindeloos veel bedenkingen maken. Maar wat is dan wél het criterium? Misschien deze eenvoudige vuistregel: als je, wanneer je alleen bent, je vreugde, je verdriet, je plannen en verlangens uitspreekt, met of zonder woorden, geloof je dan dat er Iemand is die naar je luistert? Ik spreek niet over de vraag of Hij je antwoordt, of je een teken geeft van zijn aanwezigheid. Maar ga je ervan uit dat er Iemand is die naar je luistert? Als je daarvan uitgaat, geloof je in God.

Relatie
Maar als je ervan uitgaat dat geloven in God zich uit in spreken tot God, dan hebben we het over een relatie. Misschien is de vastenperiode ook een uitgelezen tijd om die relatie met God, ons spreken en bidden tot God, ons gebedsleven, nieuw leven in te blazen. Een goed middel daarvoor is alles niet te laten afhangen van toevalligheden, maar regelmaat en discipline in te bouwen.
Een relatie die voortsukkelt van de ene goeie “ervaring” naar de andere kwijnt weg. Aan een relatie moet gewerkt worden, wil ze openbloeien.
Ook de relatie met God.
Vasten is dus ook training. Het genieten van de omgang met God komt zelden onmiddellijk en vanzelf. No pain, no gain, zegt men in sportmiddens.
In het geestelijk leven is dat niet anders.

Dat aartsmoeilijke vergeven
di 26 februari '19

Zondag 24 februari 2019, 7de zondag door het jaar (jaar C)

Vroeger dacht ik altijd dat de Bergrede hetzelfde was als de Zaligsprekingen waar we het de vorige week over hadden: Zalig de armen van geest, zalig de treurenden, enz. Maar de zaligsprekingen zijn maar een klein gedeelte van de Bergrede, die verschillende hoofdstukken beslaat en waarin de kern van Jezus’ boodschap klaar en duidelijk wordt uiteengezet. Als je ze in één zin zou moeten samenvatten, dan zou dat kunnen zijn: “Meer dan het gewone”. Wat Jezus van ons vraagt, is dat we meer zouden doen dan wat van ons verwacht wordt. Dat we meer zouden doen dan wat van een deftige burger of een treffelijk mens verwacht wordt. Hoe goed het ook is om een deftige burger of een treffelijk mens te zijn.

Méér doen
Voor Jezus is het niet genoeg om tussen de lijntjes van de wet te blijven. Voor Hem is het zelfs niet voldoende van aardig, lief en behulpzaam door het leven te gaan. Hij ziet vooruit. Hij kijkt verder dan onze burgerlijke neus lang is.
Voor Jezus is het duidelijk dat als wij meer vrede en rechtvaardigheid in de wereld willen brengen, dat we dan méér moeten doen. Jezus ziet duidelijk wel de “gulden regel van de moraal” als een noodzakelijke basis. Die gulden regel vind je in bijna alle godsdiensten en ethische systemen terug. Hij luidt: behandel een ander mens zoals je zelf graag wil behandeld worden. En dat is natuurlijk een voortreffelijke regel. Maar het is niet genoeg. Jezus kent de mens. Hij weet dat wij spontaan geneigd zijn om aan die regel van evenredigheid een kleine draai te geven. En om in plaats van ons te houden aan: behandel de andere zoals je graag zelf wil behandeld worden, maken we er al vlug van: behandel de anderen zoals zij jou behandelen. Het lijkt een kleine verschuiving, maar het is een wereld van verschil.

Desastreus
Want wanneer ik de laatste interpretatie tot de mijne maak, dan sta ik in het middelpunt. En wordt mijn houding t.o.v. anderen helemaal bepaald door hun houding tegenover mij. Dan zit ik wel gebeiteld, want dan ben ik lief voor wie lief is voor mij en wie mij kwaad doet zet ik het gewoon betaald. En niemand zal mij dat kwalijk nemen, want wat ik doe is helemaal niet raar. Integendeel, bijna iedereen zal dat normaal en rechtvaardig vinden. Zonder het misschien goed te beseffen zitten we dan wel helemaal terug in het oude heidense “oog om oog, tand om tand”.
Voor het jodendom en de islam, die beide de nadruk leggen op rechtvaardigheid, is er dan geen vuiltje aan de lucht, maar voor Jezus kan dat absoluut niet. Hij ziet zeer duidelijk de kwalijke gevolgen van zo’n houding van goed zijn voor wie mij goed doet en het terugslaan als mensen mij benadelen. Hij ziet hoe een dergelijke houding aan de basis ligt van uitzichtloze toestanden van ereschuld, van wraak en weerwraak, van generaties verder kankerende vijandelijkheden.
Niet alleen tussen individuen en families, maar ook tussen volkeren.

Toekomst
De enige mogelijkheid om die impasse te doorbreken is je losrukken uit die macabere dodendans, door de ander . . . te vergeven.
Iemand moet op een bepaald moment het moedige besluit nemen om de ander te vergeven. Dat is de enige mogelijkheid om de toekomst open te breken, om ervoor te zorgen dat er überhaupt nog toekomst is. Voor jezelf, je nabestaanden en voor de volgende generaties. Vergeven is een typisch christelijk begrip. Het staat in ieder geval nergens zo prominent op het voorplan als in het christendom. En het maakt als niets anders vooruitgang mogelijk. Zonder vergeving blijf je ronddolen in een eindeloze en uitzichtloze situatie. Vergeving is dus allereerst al een zeer praktisch instrument om een wereld van nieuwe mogelijkheden open te gooien.

Zoals God
Maar christenen vergeven vooral omdat ze daarin God proberen na te volgen in zijn ongelooflijke barmhartigheid. Die goddelijke barmhartigheid is veel meer dan een vrome gedachte van theologen. Het is iets dat je zelf ondervindt, iets waarvan je helemaal doordrongen wordt telkens wanneer je God ervaart in je leven. Wat ook de aard van die ervaring is, altijd opnieuw gaat ze gepaard met een diep besef van je eigen kleinheid, falen, zondigheid, tegenover de onvoorstelbare liefde en vergevingsgezindheid van God. En het is door die Goddelijke barmhartigheid dat wij ons laten inspireren. Niet ik ben de maatstaf als ik christen ben, maar God. Mijn houding als christen t.o.v. de ander wordt niet bepaald door de vraag: “Hoe is hij tegenover mij?”, maar door de vraag: “Sta ik even vergevingsgezind in het leven als de God waarin ik geloof?” Een God die de zon laat schijnen op rechtvaardigen en onrechtvaardigen en die mij altijd (altijd!) vergeeft, wat ik ook uitvreet.

Half zacht?
Blijft dan nog de vraag: altijd vergeven, is dat niet een beetje zwak, een beetje laf zelfs? Het antwoord is: als het zo is dan voel je dat onmiddellijk. Als je iemand vergeeft uit schrik, gewoon omdat je er bang van bent, dan zit je dat absoluut niet lekker, je voelt je ellendig. Als je laf bent voel je dat heel duidelijk.
Maar als je echt grootmoedig iemand vergeeft, dan geeft je dat een enorm gevoel van sterk-zijn. Zelfs als de ander niet beseft dat je hem vergeven hebt of er misschien zelfs om lacht. Je hebt immers het kwade in jezelf én in de ander overwonnen. Ik kan natuurlijk moeilijk uitmaken hoe een vrouw zich daarbij voelt. Maar zelf weet ik mij in geen enkele andere situatie zo 100% man, als wanneer ik soeverein iemand echt vergeef.

Hoezo, zalig de armen?
ma 18 februari '19

Zondag 17 februari 2019, 6de zondag door het jaar (jaar C)

Ieder van ons heeft wel een favoriete Bijbeltekst. Een stukje evangelie dat je nauw aan het hart ligt. Een verhaal, een parabel of een uitspraak die je koestert omdat die je bijzonder aanspreekt. Ik denk niet dat het stukje evangelie dat wij vandaag gelezen hebben de persoonlijke voorkeur wegdraagt van heel veel mensen. Ik zeg wel: persoonlijke voorkeur. Want de zaligsprekingen zijn ondertussen wel zeer gekend. Ze worden gezien als typisch christelijk én als één van de belangrijkste stukken uit het nieuwe testament, die zowat de kern weergeven van Jezus’ gedachten.
Maar ik kan me toch moeilijk voorstellen dat een gewoon iemand, iemand zoals u en ik, uitgerekend deze tekst zal kiezen als leidraad voor zijn persoonlijk leven.

Moeilijk
Omdat de zaligsprekingen serieuze weerstand oproepen, omdat ze, op het eerste gezicht althans, een radicale verwerping inhouden van het “goede leven”; het vrij zijn van zorgen wat betreft financiën en gezondheid en het genieten van een algemeen gevoel van welbehagen. Het lijkt wel of Jezus daar tégen is. En dat zijn toch juist de dingen die ieder van ons in zijn persoonlijk leven nastreeft. Het zijn volkomen normale en gerechtvaardigde strevingen, waarvan ieder van ons spontaan aanvoelt dat je als mens daar recht op hebt.
Bij de zaligsprekingen gaat het dus om een aantal uitspraken die je bijzonder moeilijk aan de man kan brengen. En predikanten hebben zich dan ook altijd ingespannen om er een wat meer aanvaardbare uitleg aan te geven.
Een voor de hand liggende “oplossing” is zeggen dat je de zaak meer “geestelijk” moet zien. Dat het gaat om geestelijke armoede, om eenvoud en zelfs om nederig en gelaten je lot te aanvaarden.
“Later komt het immers toch allemaal goed”. Maar dat kan dus echt niet. Want die opvatting is volledig in strijd met de christelijke praktijk doorheen de eeuwen. Misschien kunnen we de zaak beter begrijpen door juist naar die christelijke praktijk te kijken.

Nonnetjes
Tweeduizend jaar lang hebben ontelbare mannen en vrouwen vanuit hun geloof de geloften van armoede, gehoorzaamheid en kuisheid afgelegd.
Niet omdat zij die armoede, gehoorzaamheid en kuisheid zagen als het ideaal, maar om op een vrijere manier God te kunnen dienen in het zorg dragen voor mensen. Die zogenaamde wereldse dingen zagen ze dus niet als slecht op zich. Integendeel, zij ontzegden zich allerlei geneugten om des te beter ervoor te kunnen zorgen dat anderen het beter hadden.
De economische opgang en de welvaart zijn een heel recent verschijnsel.
En zo ook al de diensten die de overheid nu kan aanbieden. Maar eeuwenlang heerste er schaarste, waren er misoogsten en hongersnood en stond de geneeskunde nog nergens. Het waren toen juist deze religieuzen die zichzelf van alles ontzegden om beter de armen bij te staan, de zieken te verzorgen, de kinderen te onderwijzen. Tijdens de middeleeuwen waren de meest populaire mensen niet de koningen, de ridders of de troubadours, maar de gasthuiszusters, die wat licht en warmte brachten in het leven van armen en van mensen op de sukkel. Duizenden van die nonnetjes gingen in Europa vrijwillig de dood in, om pestlijders te verzorgen die door iedereen in de steek waren gelaten. Het is dus een beetje gek om te veronderstellen dat Jezus in de Bergrede armoede, ziekte, verdriet en ellende aanprees, want zijn beste volgelingen hebben deze dingen altijd met alle kracht bestreden.

Levensvervulling
We moeten het dus niet te ver gaan zoeken. De oplossing van het schijnbare raadsel is heel eenvoudig. Wat Jezus ons zegt is dat het goede leven en wat daar voor nodig is (een zeker comfort bijvoorbeeld) goed is op zich. Maar ook dat levensvervulling en geluk alles te maken hebben, niet zozeer met geld en comfort, maar met liefdevol in het leven staan. Dat je m.a.w. je leven pas als zinvol zal ervaren in de mate dat je respectvol, helpend en zorgdragend omgaat met anderen. En dat kan je niet – en hier komt de aap uit de mouw – dat kan je gewoon niet als je alleen maar of bijna alleen maar bezig bent met te zorgen voor jezelf. Je kan gewoon niet echt iets betekenen voor anderen als je alleen maar bezig bent met geld en eigen aanzien. En je kan nooit echt begaan zijn met de pijn en het verdriet en de ellende van andere mensen als je vooral bezorgd bent om je eigen comfort, je vakanties en al de genietingen die de wereld je te bieden heeft. En je in feite vooral niet gestoord wil worden met de miserie van anderen.

Levenskeuze
En dát is het wat de zaligsprekingen ons duidelijk proberen te maken.
Het gaat over een fundamentele levenskeuze die je moet maken. Het gaat niet over het beroep dat je moet kiezen of over het maximaal toelaatbaar bedrag van je inkomen of de grootte van je huis. Daar is het Jezus niet om te doen! Het gaat over de fundamentele levenskeuze die ik maak. Wat streef ik na, wat is mijn uiteindelijk levensdoel? En vooral: waar verwacht ik alles van? Waar stel ik mijn hoop op om geluk en levensvervulling te vinden?
Als ik, zoals Jezus dat van mij vraagt, dienend, solidair en liefdevol in het leven sta, dan zal dat niet altijd gemakkelijk zijn, maar een diep gevoel van geluk en levensvervulling zal mijn deel zijn. Als ik alleen maar alles naar mij toehaal en alleen maar mijn eigen pleziertjes nastreef, mag ik het vergeten. Na elke instant bevrediging wordt het diepere onvoldaan-zijn en de leegte alleen maar groter.
En in die zin: zalig de armen, want zij zijn nog niet de doodlopende weg ingeslagen, zij maken nog alle kans op levensverbetering en levensvervulling.

De Gans-Andere
di 12 februari '19

Zondag 10 februari 2019, 5de zondag door het jaar (jaar C)

Soms gaat de hemel eenvoudig voor je open. Heel even maar, een klein momentje, maar lang genoeg om je lenzen op scherp te zetten en ineens te begrijpen wat je nooit hebt willen of kunnen zien. Onontwarbaar gewaande knopen ontrafelen zich en de oplossing van een aardsmoeilijk probleem wordt je zomaar in de schoot geworpen. Het lijkt of je daar zelf niets moet voor doen. Iemand zegt iets, heel gewoon en nietsvermoedend, of je oog valt toevallig op een woord of op een foto, en ineens is het er, die straal die recht uit de hemel lijkt te komen en die alles glashelder en klaar en doorzichtig maakt. Ik denk dat roeping zoiets is.
Ineens, volkomen vanuit het niets, staat je klaar en duidelijk voor ogen wat je moet doen, welke richting je leven zal uitgaan.

Hulp
Nu ja, zo volkomen uit het niets komt dat natuurlijk ook niet. Je zit al langer met vragen, je bent er al langer mee bezig, maar je slaagt er maar niet in daar enige klaarheid in te krijgen. En dan ineens is er dat magische moment. Wat je op één of andere manier altijd al vaag geweten hebt, staat je ineens helder als kristal voor ogen. Wat er impliciet altijd al geweest is, treedt ineens expliciet naar buiten.
En je weet zeker dat iets je zover gebracht heeft, je minstens geholpen heeft.
Ik heb me laten vertellen dat ook in de wetenschapsbeoefening dit verschijnsel gekend is. Vóórdat iemand een nieuwe uitvinding doet of tot een baanbrekend inzicht komt, is er dat volstrekt wetenschapsvrije moment waarin de intuïtie een zeer belangrijke rol speelt in het vinden van de goede richting.
En dan ineens is er het moment waarop je verstand het geheim ontrafelt en inzicht en begrip de plaats innemen van onwetendheid en machteloosheid.
Maar “Iets” – noem het intuïtie – heeft je tot bij de poort gebracht.

Gelokt
Ik denk dat ook bij een religieuze roeping zich iets dergelijks afspeelt. Iets waar je eigenlijk altijd al mee bezig was, staat je ineens klaar en duidelijk voor ogen en je wordt daar helemaal van vervuld. Alles is anders.
Het is zoals de zon die door de wolken breekt en het hele landschap kleur en warmte geeft. Maar je weet duidelijk: ik heb dit niet allemaal zelf uitgevonden, ik ben dit niet helemaal alleen op het spoor gekomen, ik ben daarin geholpen, ik ben eigenlijk een beetje “gelokt”. En dat alles samen maakt de ervaring onbeschrijflijk. Letterlijk. De toevoeging van donder, een stem uit een wolk of verschijnende engelen is daarbij niet buitenissig. De ervaring is zo overrompelend, dat alleen mythische taal bekwaam is om ons een idee te geven van wat er gebeurt. En dat geldt voor alle momenten waarop wij iets van God gewaarworden.

Taal
De mythische taal is de enige die bekwaam is om het ontzag en de huiver uit te drukken t.o.v. Hem die de Gans-Andere is. Wij gebruiken dat woord (Gans-Andere) wel vaak, maar wij beseffen in onze tijd te weinig nog dat God inderdaad de Gans-Andere is. God is gedomesticeerd, wij praten erover alsof Hij bij ons thuis op de schouw staat. Maar wij “kennen” God niet. Weet u waarom het heelal zo ondenkbaar uitgestrekt is? Of waarom de Andromedanevel geschapen is? In ieder geval niet voor mij. En ook niet voor de mensheid. Wij weten zo goed als niets van die dingen. Het enige wat wij vanuit ons geloof weten, is dat God onnoemelijk veel van ons houdt. Meer weten wij niet. Maar er is in onze taal geen ruimte meer voor het niet-weten, het niet-kennen van God. De grootste ramp die het geloof kon overkomen gebeurde toen men vanaf de 16de en 17de eeuw de wetenschappelijke taal en methodes ook ging toepassen op het geloof. Uit die bedenkelijke koppeling kwam een eigenaardige tweeling voort: atheïsme en fundamentalisme. Een tweeling inderdaad. Want hoewel ze elkaar hevig bestrijden, zijn ze elkaars spiegelbeeld.
Beiden hebben het immers over een God die ze helemaal menen te kennen.
En die dus per definitie niet bestaat.

Zee
Dit even terzijde. Terug nu naar “Roeping” in de christelijke betekenis. In het evangelie van vandaag zegt Jezus dat Hij van zijn leerlingen “vissers van mensen” wil maken. De leerlingen tegen wie Hij dat zei waren vissers van beroep en zij zullen onmiddellijk begrepen hebben wat Jezus bedoelde. De zee was voor hen hun kostwinning. Maar tegelijk was de zee ook heel bedreigend. Er waren stormen en schipbreuken. De tol aan mensenlevens was hoog, de vis werd duur betaald. Wat Jezus bedoelt is dat zijn volgelingen de taak hebben om mensen weg te halen uit alle mogelijke onheilssituaties. Uit alle situaties die duisternis en dood betekenden voor hen.

Levenshouding
Christenen hebben dat altijd en van in het begin begrepen. Ze hebben van bij de aanvang, aangepast aan de tijd en de beschikbare middelen, een veelkleurige en onvergelijkbare waaier ontplooid aan liefdadige initiatieven, caritatieve instellingen, sociale actie en individuele menslievendheid.
Maar misschien hebben wij, zoals vorige week al werd aangehaald, er te weinig de nadruk op gelegd dat naastenliefde niet zozeer een morele verplichting is, maar de vanzelfsprekende levenshouding van mensen die geloven dat God liefde is. En dat wij precies door zo te leven, zin in ons eigen leven vinden. En ook ons eigen geluk. Ook in deze tijd zullen we dus tegen de “flow”, tegen de heersende mentaliteit moeten ingaan. Overtuigd dat er geen levenszin en geen geluk te vinden is in een puur hedonistische manier van leven, maar juist in het je dienstbaar opstellen t.o.v. anderen.
En om daarvan met ons eigen leven te getuigen.

Afwijzing
ma 04 februari '19

Zondag 3 februari 2019, 4de zondag door het jaar (jaar C)

“Geen sant in eigen land”, zegt het spreekwoord. En het verwondert niet dat ook deze zegswijze, zoals ontelbare andere in zoveel verschillende talen, teruggaat op een passage uit de Bijbel. In dit geval op wat Jezus overkwam in Nazareth. Het gaat hier om een merkwaardig verschijnsel dat iedereen onmiddellijk herkent. Wanneer iemand uit een kleine gemeenschap bekend en zelfs beroemd wordt, een kunstenaar, een sportfiguur of een politicus, dan zijn de mensen die hem of haar kennen van vroeger heel fier: het is iemand van hen. Ze blijken dan vroeger ook altijd heel erg close geweest te zijn, waren bevriend met de familie, herinneren zich vele anekdotes, kortom, ze waren zo goed als familie. Maar de algemene verrukking duurt niet lang. Ze brokkelt af en wordt al heel snel veel minder algemeen.

Boekskes
Al van in het begin zijn er trouwens mensen die sowieso tegen zijn. Mensen die d ’office alles naar beneden trekken wat een beetje boven het gemiddelde uitsteekt. De gedachte erachter is dat je zelf een beetje groter wordt als je iemand die meer betekent dan jij naar beneden haalt. Het is niet direct een verheven gedachte, maar ze ligt in onze tijd wel aan de basis van het grote succes van “de boekskes”. De journalisten van die boekskes weten immers heel goed dat mensen er vaak plezier aan beleven wanneer prominenten uit de wereld van de politiek, de wereld van de sport of de wereld van de showbusiness naar beneden getrokken en door het slijk gehaald worden. Die werelden van show, politiek en sport liggen overigens heel dicht bij elkaar . . .
(En terwijl ik die laatste zin opschrijf besef ik dat ik nu precies hetzelfde doe als “de boekskes”: blijkbaar heb ik het er, als priester, toch een beetje moeilijk mee dat zowel de politiek als de sport als de show momenteel veel meer dan het geloof zich mogen verheugen in aanzien en interesse bij de mensen. Vandaar dat ik deze opendoelkans niet mocht missen.) En dat brengt ons dan weer naadloos bij een volgende reden van afwijzen: jaloezie.

Ommezwaai
Bewondering en jaloezie liggen vaak dichter bij elkaar dan we denken.
Ik denk dat dit in Nazareth ook het geval geweest is. De fierheid om “de jongen van bij ons die het gemaakt heeft” maakt al vlug plaats voor de gedachte: “Wat heeft hij eigenlijk dat ik niet heb? Ik ken bovendien zijn hele familie, zo speciaal zijn die toch ook niet.” Het zijn allemaal heel kleinmenselijke houdingen, die wij herkennen in onze eigen omgeving. En misschien zelfs bij onszelf.
Bij de afwijzing van Jezus in Nazareth speelde echter nog iets anders een rol, misschien wel de grootste rol. Jezus heeft al een zekere faam verworven als genezer en wonderdoener. En nu hij zijn vroegere dorpsgenoten vereert met een bezoek zijn ze natuurlijk vol verwachting dat ook zij, misschien nog meer dan de “vreemden”, zullen kunnen genieten van zijn wonderlijke gaven. Maar in plaats daarvan begint Jezus hen tegen de haren in te strijken en te zeggen dat ze zich moeten bekeren, hun leven moeten beteren.
Dat is nu toch wel het toppunt. Wat denkt die omhooggevallen melkmuil wel? Terwijl hij anderen laat genieten van zijn kunstjes, komt hij ons hier de les spellen. En de aanvankelijke bewondering en nieuwsgierigheid slaat om in afkeer en woede.

Onze tijd
Als we nu even het anekdotische achter ons laten en dit verhaal op onze tijd leggen dan werpt dit misschien ook een heel ander licht op de lamentabele toestand waarin kerk en geloof zich momenteel bevinden.
Vroeger werd God door de meeste mensen vooral gezien als de wonderdoener, de redder in nood, de laatste toevlucht bij ziekte, armoede en doodsgevaar.
Toen, vooral na het concilie, het accent kwam liggen op het appel dat van God uitgaat naar ons toe, op zijn aandringen dat ons leven genezend, bevrijdend en leven gevend zou zijn voor anderen, toen voltrok zich geruisloos een copernicaanse omwenteling bij de grote massa mensen. Misschien heeft de Kerk daar veel te weinig oog voor gehad. Mensen willen op de eerste plaats gelukkig zijn. Iedere mens wil een gelukkig leven, genieten van vele dingen en gespaard blijven van ziekte en van pijn. Duizenden jaren lang hebben de mensen voor al deze dingen hun toevlucht gezocht in het geloof. En nu ineens is God geen wonderbare bondgenoot meer die hen daarbij helpt, maar een appel om eerst het geluk van anderen na te streven.

Verzuim
Men heeft te veel verzuimd de mensen duidelijk te maken dat een leven van inzet voor anderen geen moeizame plicht is, maar juist de beste weg naar diep geluk voor jezelf. En dat verzuim bleek een historische blunder zonder voorgaande. En dus verlieten de oudere generaties de kerk en bleven ze alleen de bedevaartsplaatsen trouw. Want daar kan je nog terecht met vragen om hulp en genezing. En de jongere generaties, die zoeken het geluk gewoon ergens anders. Want ondertussen was er natuurlijk ook de fors gestegen welvaart . . . Men heeft gedacht de mensen te bevrijden door Latijn, wierook en wijwater in de kast te zetten. Maar daar ging het helemaal niet om. De echte uitdaging voor de Kerk is mensen van vandaag, met al hun welvaart, ervan te overtuigen dat menselijk geluk en zinvol leven het doel is van het geloof, maar dat je pas echt gelukkig wordt in de mate dat je anderen gelukkig maakt.
Én dat God je dáárbij helpt. Op wonderbare wijze.

Het ondraaglijk compliment
ma 28 januari '19

Zondag 27 januari 2019, 3de zondag door het jaar (jaar C)

Vorige week vertelde het verhaal van de bruiloft in Kana ons dat God liefde is en dat Hij onnoemelijk veel van ons houdt. En dat zijn liefde geen positieve welwillendheid is maar een dynamisch gebeuren. Dat Hij niet van ons houdt zoals een instemmend toekijkende opa die zelf ook content en gelukkig is als het jonge volkje het goed maakt. Maar dat Hij actief wil ingrijpen om van ons leven een feest te maken, een bruiloftsfeest met wijn en vreugde in overvloed.
Maar we zijn toen wel geëindigd met te stellen dat we begrip kunnen opbrengen voor mensen die het moeilijk hebben om dat te geloven.
Want vanzelfsprekend is die gedachte in ieder geval niet.

Tegenspraak
Als wij God de Schepper noemen van alles wat bestaat, dan valt die schepping op het eerste gezicht toch moeilijk in overeenstemming te brengen met de idee dat God pure liefde is. Want als God “alleen maar” liefde is, dan zou je toch mogen veronderstellen dat Hij een wereld zou maken die ideaal is. Een wereld zonder pijn en afzien, een wereld zonder haat en ziekte en dood. Maar zo is het duidelijk niet. Er is de vaak adembenemende pracht van de natuur, er zijn de intrigerende diepten en geheimen van het leven en de raadselachtige schoonheid van de menselijke liefde. Er is de bijna onstuitbare kracht van de menselijke geest, die zich overal doorheen boort. En er is de hoop, het geloof en het verlangen dat in ons leeft en dat maakt dat wij bergen kunnen verzetten.
Maar dat is de mooie kant van de schepping.
Daarnaast is er ook nog wat anders.
De natuur kan liefelijk, mooi en aangenaam zijn, maar evengoed slaan aardbevingen en tsunami’s ongenadig toe en vegen ze tienduizenden onschuldige mensen en dieren van de aardbodem. Epidemieën roeien een ganse bevolking uit. Er zijn misoogsten en overstromingen. Mensen komen om van honger en dorst en kinderen krijgen kanker. Het kost dan toch wel moeite om hierin de hand van een liefdevolle God te zien. En toch beweren wij christenen dat die liefdevolle God er wel degelijk is en zich ook laat voelen in ons leven. Soms, in bepaalde, kostbare momenten ervaren wij Hem. En onze ervaring wordt bevestigd door een indrukwekkend aantal getuigen uit alle tijden en culturen.

Oerervaring
Maar hoe kan je die twee nu rijmen?
Misschien komen wij al een eind dichter bij een uitweg uit dit dilemma als wij de mythische opvatting laten varen dat een liefdevolle God ook een ideale, perfecte en liefdevolle wereld moet scheppen. Want wij weten dat niet en het strookt in ieder geval ook niet met wat wij vaststellen. Laten we dus terugkeren naar de oerervaring in het joodse en het christelijke denken. En die oerervaring is er een van gered-zijn. De Joden hebben God ervaren als diegene die hen gered heeft uit het slavenhuis van Egypte. En de eerste christenen hadden precies dezelfde ervaring van gered-zijn door Christus, die genoemd werd de Redder van de wereld, de Verlosser van de mens. Een groot theoloog beschreef de stemming onder de eerste christenen met “a tremendous sense of salvation”: een ongelooflijk gevoel van gered-zijn.
Die ervaring van gered-zijn door een oneindig liefdevolle God is de oerervaring.

Redenering achteraf
Pas later is men gaan redeneren: die God die ons gered heeft en zoveel van ons houdt, die is zo onvoorstelbaar machtig, die moet wel de Schepper zijn van alles wat bestaat. De kernervaring in de joods-christelijke beleving is dus niet die van een God die alles geschapen heeft, maar een God die van ons houdt en ons ook reddend nabij is als wij ons voor Hem openstellen. Dat is de christelijke oerervaring. Wij ervaren dus God niet allereerst als Schepper. Dát is het resultaat van geredeneer achteraf. Ik ken overtuigde christenen die de opvatting dat God Schepper van hemel en aarde is, volkomen onbelangrijk vinden. Voor hen hoeft dat niet eens zo te zijn. Ze zeggen dat God zich laat kennen als een liefdevolle Kracht die doordringt in de schepping, maar dat Hij ook de Schepper zou zijn, is voor hen niet relevant. Een nogal ongewone en onverwachte visie binnen het christendom, maar daarom zo gek nog niet.
In ieder geval is het zo, dat wij duidelijk geworpen zijn in een onaffe wereld.
Dat de wereld dus zeker niet perfect en ideaal in elkaar steekt.
Wij hebben het daar moeilijk mee, maar het is nu eenmaal zo. Dat God, als Hij liefde is, ook een volmaakte wereld en volmaakte mensen moet scheppen is een menselijke fantasie. Dat hoeft helemaal niet zo te zijn.

Verantwoordelijkheid
Christenen zijn met de tijd meer en meer gaan begrijpen dat de liefdevolle Kracht die wij God noemen ons wil stimuleren om van deze onaffe wereld een paradijs te maken. Hij lokt en roept en zweept ons op om met hart en ziel, met wilskracht en verstand de schepping te vervolmaken. Hij wil de scheppingskracht die in ons is steeds verder activeren. Sommigen noemen dat het “ondraaglijk compliment”. God wil ons van schepselen immers tot scheppers maken. Een onvoorstelbare eer die Hij ons brengt maar tegelijk een drukkende verantwoordelijkheid, een ondraaglijk compliment.
God gelooft in ons.

Water wordt wijn
di 22 januari '19

Zondag 20 januari 2019, 2de zondag door het jaar (jaar C)

Ik heb geen Grieks-Latijnse humaniora gevolgd en ik heb dat altijd als een leemte en een gemis ervaren. Want daardoor is er veel kennis over de cultuur van Grieken en Romeinen aan mij voorbijgegaan. Wat ik wel begrepen heb is dat de klassieke goden een nogal cynisch allegaartje waren. Ze kenden dezelfde hartstochten als de mensen. D.w.z. dat het kon gebeuren dat ze je hielpen als het hun goed uitkwam. Maar even zo vrolijk konden ze je een ferme loer draaien en dan had je ze veel beter niet aangeroepen. Laat het nu precies op dit vlak zijn dat zich het “blije” van de christelijke “Blijde Boodschap” situeert. Op het vlak namelijk van onze persoonlijke verhouding met God. “Blijde Boodschap” is geen begrip ontleend aan een of andere heilsleer, het slaat niet op een of andere extatische toekomstverwachting: dat ooit iedereen op deze wereld vast werk en eten zal hebben. Of dat er nergens meer oorlog zal zijn en kanker definitief overwonnen.

Nabije God
“Blijde Boodschap” gaat erover dat God, om te beginnen, wel degelijk bestaat.
En dat Hij onnoemelijk veel van ons houdt. Dat Hij geen verre, onbereikbare God is, maar dat Hij ons integendeel onvoorstelbaar nabij is, ons beter kent dan wij onszelf kennen. In ons diepste binnenste aanwezig is. Het is belangrijk om te zien dat die liefde van God fel, actief en opwindend is. Het is niet het soort tevreden toekijken van een opa die het leuk vindt dat het jonge volkje het naar zijn zin heeft. Het is de liefde van een God die op ons betrokken is en die leven in ons leven wil brengen. Die zo sterk van ons houdt dat Hij ons leven tot een bruiloftsfeest wil maken. Want dat is het wat het verhaal van de Bruiloft in Kana ons wil vertellen. De echte Bruidegom is God. God, die met ons wil huwen. Met ons, met zijn mensen, zijn Kerk, met ieder van ons afzonderlijk.
God wil een intieme, tedere relatie met ons aangaan. Hij is . . . verliefd op ons.
En Hij wil maken dat het water van ons leven verandert in wijn. Hij wil dat ons leven een feest wordt en onze vreugde volkomen.

Onwennig
Ik weet dat wij, u en ik, ons nogal onwennig voelen bij heel die huwelijksretoriek. “Mag het niet een beetje minder”, hoor ik u al denken.
En, inderdaad, ik heb het zelf ook redelijk moeilijk om mij de Schepper van hemel en aarde voor te stellen als iemand die naar ons kijkt zoals een jongen met ogen van een verliefde otter naar zijn meisje kijkt. En toch is het precies dat wat de evangelist ons wil vertellen. En dus worden wij geacht – ook als dat beeld ons niet zo lekker zit – daar niet te veel van af te pingelen. Want als het ons wat ongewoon in de oren klinkt, kan dat erop wijzen dat wij de Boodschap wat eenzijdig activistisch hebben opgevat. Jezus mag dan wel onze inspiratiebron zijn, Diegene die ons oproept om ons in te zetten voor de wereld, om ons te geven voor de medemens. Maar dan, denken wij, is het natuurlijk aan ons. En hangt alles af van onze inzet en onze overgave, onze bekwaamheid en ons inzicht, onze plannen en onze projecten. Zo zien wij het meestal. Maar dat schijnt toch niet echt de bedoeling te zijn. Wat het evangelie ons vertelt, is dat we dan volop bezig zijn met het aandragen van water. En zorgen voor water is goed en is zeker ook nodig.

Vreugde
Maar God wil van dat water wijn maken. Wijn van vreugde voor onszelf en voor de mensen voor wie wij ons inzetten. Water van onze inzet wordt wijn als wij heel bewust – van het begin tot het einde – God betrekken in alles wat we doen. Als wij God in ons en via ons laten werken. Als wij doen wat Maria van ons vraagt – “doe maar wat Hij u zeggen zal” – dan krijgt alles wat we doen, zelfs de lastigste karwei, ook iets van een feest. Omdat wij dan partner zijn van Hem die voortdurend water in wijn verandert. Dan geeft onze inzet voor anderen ons méér dan alleen maar voldoening omdat we iets goeds doen, dan beleven we er ook intense vreugde aan.

Verantwoorden
Op dit punt gekomen, wordt het natuurlijk wel tijd dat ik mij een beetje ga verantwoorden. Want dat is allemaal gemakkelijk gezegd: God wil ons leven in een feest veranderen. En “God is verliefd op ons”. Maar als je nuchter naar de wereld en naar je eigen leven kijkt dan merk je daar, op het eerste gezicht, niet zoveel van. Als God werkelijk liefde is, als je dat wil geloven, dan is het eerste wat je opvalt als je naar de wereld kijkt: de afwezigheid van God.
Heel de natuur kreunt onder verschrikkingen en rampen die genadeloos toeslaan en waar niemand iets kan aan doen. En in ons eigen leven is er naast vreugde ook ziekte, aftakeling en dood. Waar is God dan?
Dat is een ongelooflijk belangwekkende vraag, waar wij een antwoord moeten op geven als wij willen dat de mensen ons enigszins serieus kunnen nemen.
Ik wil proberen een aanzet te formuleren maar dat kan niet in 3 zinnen.

Come and see next week
Daarom zal ik er volgende week uitgebreid op terugkomen.
Voorlopig zijn we dus gestrand bij een dubbele vaststelling:
1. Het evangelie, ons geloof zegt ons dat God liefde is en dat Hij onnoemelijk veel van ons houdt.
2. Als je nuchter in de wereld en in het leven staat, dringt die gedachte zich meestal niet aan je op en merk je echt wel wat anders.
Hoe moet dat nu?
Een vette kluif voor volgende week.

Moeilijk gaat ook
ma 14 januari '19

Zondag 13 januari 2019, Doop van de Heer (jaar C)

Wij kijken tegenwoordig anders naar kunst dan tijdens de voorbije eeuwen. Onze waarderingscriteria zijn anders. Kunst moet blijkbaar niet langer mooi of aangenaam zijn of getuigen van talent en vakmanschap. Kunst moet op de eerste plaats “vernieuwend” zijn, “baanbrekend”, “grensverleggend”. En zo komt het dan dat je soms naar een schilderij of een beeldhouwwerk moet kijken waarbij je onmiddellijk voelt dat inderdaad nooit eerder iemand er in slaagde zo iets lelijks op de wereld te zetten. En in die zin is dat natuurlijk “grensverleggend”. Maar dat blijkt dus juist de kracht van het stuk te zijn.

Menswording
Iets dergelijks begon zich ook voor te doen in de verkondiging, al van in de jaren 80 toen ik nog priesteropleiding volgde. Vroeger probeerde de theologie het christelijk geloof inzichtelijk en aanneembaar te maken voor elke nieuwe tijd, voor elke nieuwe generatie met haar eigen vragen, gevoeligheden en problemen. Ineens bleek dat ouwe koek te zijn en hopeloos voorbijgestreefd. Het was plots niet langer zo, dat geloofspunten werden uitgediept en de presentatie en vormgeving ervan werd aangepast aan de tijd: de geloofspunten zelf werden ontleed, gefileerd en uiteindelijk plat geredeneerd en afgevoerd.
Neem nu de goddelijkheid van Christus. Toch een centraal punt in ons geloof. God die zich laat kennen in een mens. Mensen van deze tijd hebben het daar moeilijk mee: ze hebben langer gestudeerd en kijken daar veel rationeler
tegenaan dan de mensen vroeger en ze schrijven zoiets vlugger af als een mythologische voorstelling. Het is echter de taak van de verkondiging om i.p.v. alles te relativeren, de mensen van onze tijd duidelijk te maken dat die menswording, God die zich laat kennen in een mens, helemaal niet zo irrationeel is als het misschien lijkt. We geloven toch ook dat het de bedoeling is dat God steeds meer mens wordt in ons. Dat wij in ons eigen leven God steeds meer gestalte geven, zodat mensen aan ons iets van God beginnen te vermoeden. Waarom zou dat dan niet in 1 mens op volmaakte wijze kunnen gebeurd zijn: een mens, Jezus Christus, die zo totaal openstond voor God dat, in Hem, God werkelijk onder ons kwam.

Kan niet
Hier ligt de taak van theologie en verkondiging. Niet: afkomen met allerlei “slimmigheden” zoals: dat de Joden iedere voortreffelijke Jood “zoon van God” noemden en dat het dus een vergissing is daar méér achter te zoeken. Dat Jezus een geweldige mens was, een bijzondere profeet en een groot leraar.
Maar dat is gewoon onzin. Iemand die van zichzelf zegt: “Wie mij ziet, ziet de Vader”. En “Ik en de Vader, wij zijn één”, die kan onmogelijk een groot leraar zijn. Die is ofwel volslagen gek, ofwel wie Hij zegt te zijn: een tussenweg is niet mogelijk. Bovendien, iemand die de dingen van mij vraagt die Hij van mij vraagt, en voor wie ik allerlei dingen doe en laat omdat Hij het vraagt, moet wel God zijn, want anders ben ik gek als ik Hem volg. Ik bedoel: geen enkele mens – hoe groot en edel ook – moet zulke dingen van mij vragen.
Want mensen – hoe groot ook – vergissen zich. En ik ga niet het gevaar lopen heel mijn leven te vergooien aan een vergissing.

Gemakzucht
Wanneer in onze tijd belangrijke geloofspunten door diegenen die het geloof moeten doorgeven zo sterk gerelativeerd worden dan heeft dat, denk ik, waarschijnlijk meer te maken met gemakzucht dan met kwade trouw. Het bespaart je tenslotte veel hoofdbrekens als je tegen een jongere van vandaag zegt dat Jezus een groot leraar en een geweldige mens was, i.p.v. dat je zo’n jongeren probeert uit te leggen dat Jezus én God, én mens was, op een manier dat ze het vanuit hun jeugdige en hedendaagse ingesteldheid onmiddellijk inzien. Dezelfde neiging om te relativeren uit gemakzucht vinden we natuurlijk ook terug in ons eigen leven. En meer bepaald in de mening dat we ook geen uitslovers moeten zijn. Vorige week had ik het nog over het feit dat velen die zich christenen noemen, het in onze dagen allang goed vinden als ze binnen de grenzen van de wet blijven, als ze geen wetten overtreden. Als ze doen wat wettelijk moet en laten wat wettelijk niet mag.

Uitdaging
Maar Christus vraagt van ons veel meer dan alleen maar dat. Christus vraagt van ons niet dat we fatsoenlijke burgers zouden zijn die braafjes in het gareel lopen en zorgvuldig binnen de lijntjes kleuren. Hij vraagt van ons juist iets buitensporigs: Hij vraagt dat wij volmaakt zouden zijn. Hij eist van ons dat we niet tevreden zouden zijn met brave-burger-spelen. Hij daagt ons uit tot meer, Hij jaagt ons op: je kan het! Ik herinner mij hierbij een beeld van C.S. Lewis.
Het is voor een ei misschien wel moeilijk om in een vogel te veranderen, maar het zou nog heel wat moeilijker zijn te leren vliegen terwijl het een ei blijft.
Wij zijn misschien ook een soort ei. Je kan niet onbeperkt gewoon een fatsoenlijk ei blijven. Als je wil worden zoals je bedoeld bent, moet je uitkomen en vliegen. Of anders bederven. Een compromis is hier niet mogelijk.

Evangelie en verlichting
ma 07 januari '19

Zondag 6 januari 2019, Openbaring van de Heer – Driekoningen (jaar C)

Het feest dat wij vandaag vieren en dat in de volksmond gewoon “Driekoningen” heet, wordt in het Oosten met een Grieks woord “Epifanie” genoemd, wat Openbaring betekent. En dat feest wordt daar met evenveel luister gevierd als Kerstmis zelf. Op deze dag herdenken wij dat God zich in Christus aan alle volkeren heeft laten kennen als Brenger van het heil, als Diegene die redt. De drie heidense wijzen staan symbool voor alle volkeren. En ze zijn een voorafbeelding van de geloofszekerheid dat ooit de hele wereld Jezus zal erkennen als de Verlosser en meewerken aan de liefdevolle plannen van God met de mens. Dit zal echter niet zomaar, zonder slag of stoot, gebeuren.

Kwaad
Al van bij het prille begin, al van bij de geboorte van Jezus openbaart zich het Kwaad dat al zijn vernietigende kracht in de strijd zal gooien om de vestiging van het Rijk Gods, een vreedzame en liefdevolle, menselijke samenleving te dwarsbomen. Dat Kwaad (met een hoofdletter) bestaat. Het lijkt me buitengewoon onwaarschijnlijk dat iemand onder u het bestaan daarvan nog nooit zou gemerkt hebben. Het is natuurlijk heel moeilijk om in deze tijd nog te spreken over de duivel omdat de oude catechese, stripverhalen en films daar een heel dwaas en kolderiek figuurtje van gemaakt hebben. Maar volgens mij bestaat dat Kwaad wel degelijk. En met dat Kwaad bedoel ik iets “zelfstandigs”, iets dat een eigen leven leidt, dat niet helemaal samenvalt met het kwaad dat wij waarnemen: ziekten en natuurrampen, of het kwaad dat wij elkaar aandoen.
Het is iets dat daar wel een rol in speelt, maar dat blijkbaar over een eigen intelligentie lijkt te beschikken. Hier stop ik want het is zeker niet mijn bedoeling om duivel en demonen terug uit de kast te halen, ik ben veel te blij dat we eindelijk af zijn van onze angst voor de hel.

Iets
Maar voor mij is het duidelijk dat er “iets” is. Soms zeggen mensen dat over God: er is iets. Ze hebben een of een aantal ervaringen opgedaan, die hen ertoe doen besluiten dat God wel degelijk bestaat. Er is iets, zeggen ze dan.
Ik bedoel daarmee iets anders. Waarschijnlijk zal u van mij wel willen aannemen dat ik in God geloof. Wanneer ik dus zeg “er is iets” dan bedoel ik dat andere, die geheimzinnige Kracht die naar beneden zuigt en tegenwerkt.
En niet zo’n klein beetje. En die je trouwens ook vooral in jezelf waarneemt. Probeer maar eens om iets grondig ten goede te veranderen aan jezelf, om je leven bijvoorbeeld meer in overeenstemming te brengen met het evangelie. En je zal merken, diep in jezelf, dat a.h.w. hele legers in beweging gezet worden om dát te voorkomen. En ik denk niet – ik hoor u al afkomen – dat psychologische uitleg volstaat om dit verschijnsel te verklaren. Er is iets. En dat iets manifesteerde zich uiteraard ook bij de geboorte van Jezus. Het liet zich kennen in de weerzinwekkende figuur van Herodes. Jezus belichaamt al wat er aan goeds leeft in de mens en al wat goed is voor de mens: Jezus is zachtmoedig. Hij wil mensen bevrijden, rechttrekken, helpen, troosten, genezen, moed inspreken. En, vooral, hen verlossen van datgene waar zijn “tegenspeler” Herodes vol van is: ongebreidelde hebzucht en machtswellust en de vaste wil om alles meedogenloos uit de weg te ruimen wat hem daarbij hindert.

Verlichting
Nu we het toch over macht hebben, kunnen we misschien ook nog een ander probleem aanraken dat in onze dagen weer heel actueel geworden is. Gesteld dat datgene wat ons geloof van ons vraagt niet in overeenstemming is met wat de burgerlijke wetgeving ons oplegt, wat moeten wij dan doen? Ik denk dat voor christenen die vraag momenteel vlug beantwoord is. Wij hebben de Verlichting verwerkt. Eerst hebben wij er ons tegen afgezet. Daarna hebben wij er ons mokkend bij neergelegd. En uiteindelijk hebben wij de Verlichting omarmd en in ons hart gesloten. Goed beseffend immers dat die Verlichting diepchristelijke roots heeft en een aantal thema’s naar boven haalde die heel christelijk zijn maar voorheen niet echt uit de verf kwamen. Er zijn geweldige conflicten geweest tussen vertegenwoordigers van beide strekkingen. Maar dat ging altijd om de macht. Want er is geen enkele tegenspraak tussen het Evangelie en de Verlichting. Concreet wil dat zeggen dat wij er ons van bewust zijn dat wij christenen momenteel niet de enigen zijn in onze maatschappij. Dat wij samenleven met moslims, boeddhisten, atheïsten enz. en dat wij elkaar moeten respecteren. En dat kan het best door zelf respect te hebben voor een wetgeving die het respect voor elke groep garandeert. Dat houdt dus in dat christenen wel kunnen evangeliseren, mensen overtuigen, niet proberen om, vanuit een wereldse machtspositie, hun ideeën OP TE LEGGEN aan anderen.
Dat is ooit wel anders geweest. De gedachte dat God ooit “alles in allen” zal zijn en dat heel de wereld ooit de God van Liefde van Jezus zal erkennen en volgen, heeft wel eens aanleiding gegeven tot gewelddadige conflicten. Het waren tijden dat wij de ideologische toer opgingen en Christus op een weinig christelijke manier een handje wilden helpen. Wij hebben dat niet uitgevonden. Het is een typische kinderziekte waar elke gedachtestroom last van heeft. Wij zijn daar uit. Sommige anderen (ook sommige atheïsten!) duidelijk nog niet. Wij wel.

Relativisme
Ondertussen moeten wij ons, denk ik, ook hoeden voor relativisme. De wet vervangt voor ons nog niet het evangelie. De wet is vaak heel breed omdat zoveel mogelijk mensen en groepen zich in haar moeten kunnen vinden.
Wij, christenen, gaan die wet niet minimaliseren, maar Jezus vraagt méér van ons dan wat de burgerlijke wet voorschrijft of toelaat. De rechtstaat schept een kader waarbinnen de verschillende levensbeschouwingen kunnen samenleven.
Maar de wetten vervangen de levensbeschouwingen niet. Steeds meer mensen vinden het al lang goed als ze in orde zijn met de wet. En dat is ook een levenshouding natuurlijk. Maar het is zeker niet de christelijke.

Pagina's