Nieuws uit de parochie

De andere crisis
zo 30 juli '23

Vrijdag 11 november 2022, wapenstilstand

Mijn mama heeft mij vaak verteld dat er bij de rijkste boer van haar dorp maar twee keer per jaar de “grote was” werd gedaan. De meiden en de knechten spanden dan extra wasdraad en de hele boomgaard hing dan vol met linnen, kleren en ondergoed. En daar ging het om. Want die mensen waren niet bijzonder lui of onhygiënisch. Die mensen wilden vooral tonen dat ze genoeg kleren, ondergoed en beddengoed hadden om niet verplicht te zijn -zoals al de anderen- om elke week de was te doen.
En zo had en heeft iedereen zijn eigen, soms potsierlijke manier om de anderen te overtroeven. En dát zit -bij de een wat meer, bij de ander wat minder- maar dat zit bijna in iedere mens. De neiging om zich te vergelijken met anderen en die anderen te zien als concurrenten. Eigenlijk gaat het om macht en aanzien.
Vaak denk je dat alle miserie voortkomt uit geldzucht. Maar is geld ook niet vaak gewoon een middel om meer macht te hebben?
Alleszins wijst het eerste Bijbelverhaal, het verhaal van Adam en Eva in die richting.
De oerzonde die ze begingen, het bijten in de appel, wordt in de volksverbeelding ietwat benepen gelinkt aan seksualiteit. Maar daar ging het niet om. In het paradijs hadden ze immers alles wat hun hartje verlangde. Dus ook seks. Er was maar één ding dat hun ontbrak: dezelfde macht hebben als God. En dáárom beten ze in de appel. Daar ging het om.

MACHT
En het directe gevolg van dat streven naar macht lees je al op de volgende bladzijde: Kaïn die zijn broer de schedel inslaat.
Waar God liefde mag zijn, bewerkt Hij dat mensen broeders worden.
En beseffen wij dat wij elkaar nodig hebben om levensvervulling en geluk te vinden. Dat bezit alleen en eenzaam genot geen enkele waarde geeft aan ons leven. Dat alleen liefde, warmte en genegenheid mensen echt doet leven.
En dat, waar dat menszijn-voor-elkaar geen kansen krijgt, verdrongen wordt, mensen zo goed als automatisch concurrenten en vijanden worden.
Wij zijn geen lieverdjes van nature. In ons zitten naast verheven strevingen die ons boven onszelf laten uitstijgen, ook krachten die ons neerhalen en die ons kunnen verleiden tot weerzinwekkende daden.
Laten wij nu even de stap zetten naar het domein van de macht en het streven ernaar bij uitstek: de politiek.

DEMOCRATIE
Als er één domein is waar het streven naar macht soms hallucinante vormen aanneemt, dan is dat wel de politiek. Daar waar beslist wordt hoe de samenleving eruit moet zien en wie daarover beslist.
Omdat bijna ieder van ons nooit iets anders gekend heeft dan de democratische staatsvorm, denken wij automatisch dat democratie “het normale” is en dictatuur een afwijking van het normale, een uitzondering.
Dat is helemaal niet waar. Vanaf de dageraad van de mensheid zijn tirannie, dictatuur en autoritaire onderdrukking het “normale”.
Democratie is een heel recent verschijnsel in onze geschiedenis.
Bij het Atheens probeersel, de Magna Carta en zelfs bij het protestantisme ging het om aristocratie en rijke burgers die een stuk macht van de vorst naar zichzelf toetrokken. Maar het volk zelf bleef op zijn honger. Pas met de Franse Revolutie werd, na heftige barensweeën overigens, de democratie geboren. Maar die democratie is altijd in gevaar gebleven.

CRISIS
Ook vandaag. Het aantal landen dat democratisch bestuurd wordt, neemt al decennialang af. En binnen de landen die democratisch bleven, nemen steeds minder mensen deel aan de verkiezingen. Wat toch op een serieuze crisis wijst.
Wij moeten echt weten wat we willen.
In een democratie kan een partij aan de macht zijn die niet de uwe is. Maar die wordt wel in het gareel gehouden door instellingen en door al de anderen. In een dictatuur ben je nooit zeker dat je niet op een nacht van je bed gelicht wordt, gefolterd wordt, verdwijnt.
Als je nu die retoriek hoort in Oost-Europa over het “heilige vaderland”, het recht op gebiedsuitbreiding enz., denk je toch: mijn hemel, hoe is dat nog mogelijk in 2022?
Hoe worden die mensen toch voor de gek gehouden, dom gehouden?

KIEZEN
Wij zijn niet goed bezig. Overal in de wereld zie je hoe democratisch gekozen leidersfiguren de democratie systematisch uithollen en alle macht naar zich toe trekken. Het gaat niet langer om enkele kolonels die in een of andere bananenrepubliek via een staatsgreep aan de macht komen.
Het gaat om mensen die democratisch verkozen zijn en die dan beginnen met alle macht naar zich toe te halen en de democratie de nek om te wringen.
Het zou ons alert moeten maken om bij alle middelmatig geknoei en het gebrek aan echt leiderschap dat vaak eigen is aan een democratie, toch elke verzuchting naar een “sterke man” in de kiem te smoren.
Geen enkele mens in heel de wereld verdient een dictatuur.
Politiek gezien is democratie ons kostbaarste bezit. En dat moet koste wat kost gekoesterd worden.
Het alternatief is terugval in barbarij.

Bestaat God echt?
zo 30 juli '23

Zondag 6 november 2022, tweeëndertigste zondag door het jaar (jaar C)

Het evangelie van vandaag brengt ons het nogal bevreemdend verhaal van 7 broers die achtereenvolgens met dezelfde vrouw moeten huwen omdat ze alle 7 sterven voordat de vrouw hun een nageslacht kan geven. Het was een verhaal dat een groepje sadduceeën aan Jezus voorlegden. Sadduceeën waren wetgeleerden die, in tegenstelling tot de farizeeërs, niet geloofden in een leven na de dood.
En zoals dat wel vaker het geval is bij zo’n mensen, voelden ze een onweerstaanbare drang om het geloof van anderen te ridiculiseren. En ze doen dat aan de hand van een verhaal dat alleen maar aantoont dat het belachelijk maken van mensen die anders denken dan jij, vaak alleen maar moet verbergen dat je geen goeie argumenten hebt.

Verrijzenis
Dat geloof in het leven na de dood was overigens een vrij recent verschijnsel in Jezus’ tijd. Het ontstond in de periode van de Makkabeeën, zo’n 100 jaar voor Christus.
De eerste lezing komt uit die periode. Mozes en Abraham kenden dat geloof dus niet.
Tenminste toch niet in de zin van een echt, verrezen leven na de dood.
In een vaag bestaan na de dood heeft men altijd wel geloofd. Denk aan de voorwerpen en zelfs het eten dat men al van in de oertijd meegaf in het graf. Maar het besef, het geloof in echt verrezen leven, in ten volle en leven bij God, dat is pas echt doorgedrongen na de verrijzenis van Christus.
Zo sterk zelfs dat het verrijzenisgeloof centraal staat in het christendom.
Het geloof namelijk, dat Christus verrezen is. En dat als gevolg daarvan ook wij erop mogen vertrouwen dat God ook ons niet in de dood zal achterlaten.
Als we tenminste geprobeerd hebben te leven zoals Jezus dat van ons vraagt.

Zekerheid?
Maar het gaat dus wezenlijk over geloof en vertrouwen.
Het gaat niet om een wetenschappelijke zekerheid. Trouwens, ook als het om een wetenschappelijke zekerheid zou gaan, zou dat relatief zijn.
Want wetenschap gaat juist vooruit doordat opvattingen die vandaag nog algemeen aanvaard worden als onomstotelijk bewezen, morgen worden vervangen door nieuwe inzichten. Eveneens “onomstotelijk bewezen”.
Denk aan het mechanisch universum van Newton. Na hem kwam Einstein en nog recenter, de kwantumfysica die zo goed als al het voorgaande in twijfel trok. Om maar te zeggen hoe relatief ook wetenschappelijke “zekerheden” zijn. Hoe moeten we dan zekerheid krijgen over godsdienstige opvattingen? Opvattingen die op geen enkele manier “meetbaar” zijn en die aan elke wetenschappelijke controle ontsnappen?
Het antwoord is dat wij over die dingen nooit zekerheid kunnen krijgen.
Ik moet nu denken aan Thomas van Aquino, de grote middeleeuwse theoloog. Een geniale man, waarschijnlijk ook de laatste mens die al de kennis en alle wetenschap van zijn tijd, op elk domein, volledig beheerste.
Thomas was ook de man die een aantal beroemd geworden godsbewijzen heeft opgesteld.
Maar toen hij aan het eind van zijn leven zijn hele werk overzag, zou hij gezegd hebben: “Eigenlijk is het allemaal niet meer dan een hoopje stro”.

Atheïsme
God ontsnapt aan ons begrip, wij kunnen Hem gewoon niet vatten.
En dus ook niet bewijzen. En de mensen van het atheïstisch geloof zitten met hetzelfde probleem. Want ook het atheïsme is een geloof, gewoon omdat atheïsme net zomin kan steunen op bewijzen als religieus geloof.
Atheïsten doen wel vaak alsof hun geloof “wetenschappelijker” is dan het onze. Maar dat geloven ze alleen maar. De vraag blijft dan: hoe kunnen wij dan als gelovigen ons hele leven bouwen op een opvatting, een geloof dat niet kan “bewezen” worden? Wat toch erg riskant is.
Het antwoord daarop is dat je, wat God betreft, wel nooit een overtuigende laboratoriumproef of een wiskundige formule kunt voorleggen. Maar je kan voor jezelf wel degelijk een sterke en zelfs proefondervindelijke overtuiging opbouwen.
Maar je moet dan eerst een sprong maken.
Zeggen, zoals Pascal met zijn beroemde weddingschap: “J’accepte, ik waag het erop.”

God ervaren
Je moet ervan uitgaan dat wat Jezus zegt, wat het christendom zegt, gewoon waar is. Dat God liefde is en dat Hij oneindig veel van je houdt. En dat Hij wil dat je zelf ook meer en meer de weg van de liefde opgaat.
Dat je echt werkt aan jezelf. En als je dat doet, zal je steeds duidelijker voelen dat Hij er is. Dat Hij je draagt en je helpt. Maar alleen dán. God gaat je niet helpen om de lotto te winnen. Maar wanneer je toelaat dat Hij aan je timmert, je helpt om een meer liefdevol iemand te worden, zal je Hem in je leven ervaren. En zal je diepe zekerheid krijgen dat Hij er is. En er ook altijd zal zijn.
Het is een zekerheid die niet in boeken te vinden is. En dat leidt tot de belangrijke conclusie dat je eigenlijk zelf God in je leven moet ervaren.
Je moet daarbij wel alles wat je meent te ervaren zorgvuldig rationeel onderzoeken en uitbenen en ontleden en besnuffelen.
Maar uiteindelijk kan je er dan niet meer naast kijken: Hij is er wel degelijk.
En dát kan niemand je nog afnemen.

Koninkrijk in wording
zo 30 juli '23

Zondag 30 oktober 2022, eenendertigste zondag door het jaar (jaar C)

Het verhaal van Zacheüs laat eens te meer zien welk een volstrekt unieke mens Jezus was. Je kan Hem niet in één van de gewone hokjes onderbrengen.
Hij is bijvoorbeeld geen sociale hervormer, hoezeer zijn bekommernis ook uitging naar misdeelden en verschoppelingen. Hij had volstrekt andere criteria dan deze die wij gewoon zijn. Wanneer zijn hart uitging naar een mens in de kou, dan kon dat evengoed gaan om een steenrijke woekeraar als om een straatarme bedelaar. Net voor Jezus Jericho binnentrekt, geneest Hij nog een arme blinde.
Maar even verder gaat zijn aandacht en zijn bekommernis helemaal uit naar Zacheüs, een schatrijke oppertollenaar. En vorige week hebben we het er nog over gehad hoe verschrikkelijk gehaat die tollenaars waren.
Geld en bezit zijn voor Jezus echter geen criterium, hoezeer dit soms ook wordt gesuggereerd. Voor Jezus telt het feit dat iemand in nood is, ziek, eenzaam of verdrietig. En zo’n mens wordt geholpen, rijk of arm.

PURE LIEFDE
Wat betreft het hulp bieden aan mensen in nood maakt Jezus ook geen enkel onderscheid tussen mensen die een moreel hoogstaand leven leiden en sukkelaars die wat dat betreft maar wat aanmodderen of zelfs helemaal verkeerd, soms zelfs misdadig bezig zijn. Hij kijkt naar de nood van mensen en ontfermt zich over hen, wie ze verder ook zijn. Hij neemt de door iedereen verachte publieke zondares in bescherming. En bij Zacheüs, die door al zijn stadsgenoten hartsgrondig gehaat werd, nodigt Hij zichzelf uit om bij hem te gaan eten.
Iets wat je toch alleen maar doet bij een vriend of vriendin, iemand die je heel nabij is.
Jezus heeft lef, Hij gaat de controverse niet uit de weg.
Maar hij choqueert niet om te choqueren. Jezus is de verpersoonlijking van Gods liefde voor de mens, voor elke mens, speciaal de mens die in nood verkeert.
Als Hij de goegemeente tegen de haren instrijkt, dan is dat om ons erop te wijzen dat wij vaak hard en onbarmhartig zijn voor mensen die het zo al moeilijk hebben. Dat wij ons meer moeten spiegelen aan God, die pure liefde is.

ONZIN
Hoe onchristelijk, hoe door-en-door oudtestamentisch of zelfs heidens zijn toch die beelden van een wraakzuchtige en straffende God.
Dat is, wat het verder ook moge zijn, in ieder geval niet de God van Jezus.
Soms lees je, in artikels of boekjes, over een of andere verschijning waarin Onze Lieve Vrouw klaagt dat ze “nog slechts met de grootste moeite de straffende kant van haar zoon kan tegenhouden”.
Als ik zoiets tegenkom, hou ik onmiddellijk op met lezen.
Dit is zo fundamenteel on-Jezus dat het zelfs godslasterlijk is.
Alsof Jezus alleen maar knarsetandend zit te kijken naar onze zonden en alleen maar wacht op een gunstig moment om ons allemaal te verdelgen. . .
Je moet al totaal geen besef hebben van wie Jezus werkelijk is om zoiets uit te kramen.

PROCES
Jezus is een icoon van Gods liefde.
God heeft ons geplaatst in een wereld die op zich al niet al te knus en lief en vriendelijk is voor mensen. Wij worden bij onze geboorte in een wereld gegooid die ook serieus kwalijke kanten heeft. Een wereld met ziekten, natuurrampen, hongersnood, strijd om te overleven.
En onder de mensen de constante neiging om te haten, elkaar te bevechten en uit te buiten, om oorlog te voeren en te onderdrukken.
Sinds Jezus weten wij dat God, die ons liefheeft, in die onvolmaakte wereld wil doordringen.
En dat Hij ons daar uitdrukkelijk wil voor nodig hebben.
In Jezus roept Hij ons op om ons daarvoor in te zetten. Om ziekten en natuurrampen te bestrijden. Om zwaarden om te smeden tot ploegijzers.
Om van elkaar te houden in plaats van elkaar het hoofd in te slaan.
God wil ons nodig hebben om met zijn liefde in onze wereld door te dringen, om van onze wereld steeds meer een hemel op aarde te maken.
Jezus is daarbij ons lichtend voorbeeld. En Hij helpt ons daadwerkelijk en echt voelbaar telkens wij ons daarvoor inzetten.
Laten we toch de laatste restanten van die heidense God die ons wil straffen en wraak op ons wil nemen uit ons hoofd verjagen.
God is een God die oneindig veel houdt van zijn mensen. En die van mensen hetzelfde vraagt. En die niets liever doet dan ons daarbij te helpen: opdat wij evenveel zouden houden van zijn mensen als Hijzelf.

Hoezo “arme zondaar”?
zo 30 juli '23

Zondag 23 oktober 2022, dertigste zondag door het jaar (jaar C)

Het verhaal van de farizeeër en de tollenaar die naar de tempel gaan om te bidden is tamelijk goed gekend.
Maar 20 eeuwen christendom hebben gemaakt dat onze sympathie automatisch uitgaat naar de rouwmoedige tollenaar, terwijl de farizeeër ongenadig voor de bijl gaat als hoogmoedig, schijnheilig en vals.
In Jezus’ tijd echter was dit helemaal anders en moet deze parabel, ook bij gewone mensen, heel schokkend zijn overgekomen.
Want tollenaars werden gehaat. Ze inden de belastingen voor de Romeinse bezetters, ze collaboreerden op grote schaal en bovendien bestalen ze de eigen mensen door—voor eigen rekening—de verschuldigde bedragen fors te verhogen.

BEWONDERD
De farizeeërs daarentegen stonden zeer hoog in aanzien bij het volk.
Want hoewel de gewone mensen zich meer en meer lieten inpalmen door de verlokkelijke Romeinse way of life, met wagenrennen, eet- en drinkfeesten, met theater en met andere “heidense” gewoonten, bewonderden ze de farizeeërs, die daar niets mee wilden te maken hebben.
De farizeeërs leefden sober, gaven aalmoezen en leefden helemaal volgens de oude voorschriften en wetten van Mozes. En ze werden er mateloos om bewonderd door de gewone mensen, die er zich hadden bij neergelegd dat dergelijke hoogstandjes niet voor hen waren weggelegd.
Om maar te zeggen dat Jezus met dit verhaal zijn toehoorders mateloos choqueert.

PRETENTIE
Het moge wel duidelijk zijn dat Jezus nooit een bepaalde groep viseert.
Het gaat Hem altijd om zijn toehoorders, zijn volgelingen, bij wie hij neigingen aantreft of voorziet, die zo typisch zijn voor de farizeeërs: pretentie, denken dat ze uitverkoren zijn omdat ze doen wat God van hen vraagt, omdat ze perfect de wetten en voorschriften volgen.
Eigenlijk zijn ze zelf perfect, daarvan zijn ze stilaan overtuigd geraakt.
Eigenlijk moet God dankbaar en fier zijn dat Hij over zo’n volgelingen kan beschikken.
Het is een mentaliteit die geen enkele ruimte laat voor het nood hebben aan God. Zoals het openstaan voor zijn barmhartigheid, het vertrouwen op zijn vaderlijke nabijheid, zijn liefde en zijn genegenheid.
Het is de kille zelfvoldaanheid van de mens die, overtuigd van zijn eigen kracht en perfectie, met pure minachting neerkijkt op al wie niet tot zijn goddelijke hoogten kan doordringen.

VERWACHTING
De farizeeër wordt dus niet afgewezen om zijn potsierlijke verwaandheid maar om zijn onvermogen en zijn onwil om ook maar iets te verwachten van Gods vaderlijke goedheid. Hij heeft niemand nodig, ook God niet.
Het enige wat hij van God verwacht is een soort goddelijke bevestiging van zijn prima levenswandel. Goddelijke goedkeuring, goddelijke bewondering zelfs voor het feit dat hij helemaal leeft zoals het hoort.
De tollenaar is van een heel ander kaliber. Hij is door-en-door corrupt en leeft van het bedriegen en bestelen van zijn medemensen.
Maar hij is zich daar heel goed van bewust. En in zijn betere momenten voelt hij zich heel klein in Gods aanwezigheid en durft hij van schaamte zijn hoofd niet ophouden. Hij maakt zelfs niet eens het voornemen om anders te gaan leven. Maar hij is wel al diep beschaamd over zijn huidige manier van doen. De deur naar nieuw leven staat tenminste op een kier.
Bij de farizeeër is die helemaal dichtgemetseld. Vandaar Jezus’ verwonderlijke sympathie voor de ene en zijn afkeuring van de andere.

ZELFRESPECT
Een kanttekening toch nog bij dat “beschaamd zijn”.
Soms zeggen mensen mij dat ze niet meebidden als in het gebed woorden komen als “ik ben niet waardig” of “arme zondaars”. Ze menen dat dit afbreuk doet aan hun zelfrespect, aan de gezonde positieve kijk op zichzelf. Ik denk dat het hier om een misverstand gaat.
Wij zijn alleen maar “arme zondaars” en “niet waardig”, als wij onszelf in de aanwezigheid stellen van de oneindige liefde van God. In geen enkele andere omstandigheid. Je kan wel ontzag hebben voor de kennis en de kunde van anderen en er hen om bewonderen. Maar gelovige christenen worden op geen enkele wijze opgeroepen om zich onwaardig of pietluttig te voelen ten aanzien van andere mensen.
Integendeel. Het christelijk geloof is pas geslaagd als een mens die, om welke reden ook, altijd gebogen heeft gelopen, uiteindelijk zijn rug kan rechten en iemand wordt te midden van de anderen.
God schept geen behagen in mensen die kruipen voor andere mensen. En ook niet in mensen die kruipen voor Hem.
Hij houdt van mensen die goed leven omdat ze dat zelf willen en die terzelfdertijd vertrouwen op Hem en zich koesteren in zijn liefde.

De puntjes op de i
zo 30 juli '23

Zondag 28 augustus 2022, tweeëntwintigste zondag door het jaar (jaar C)

Gelovige joden zagen en zien zichzelf nog altijd als het uitverkoren volk.
God heeft met Abraham immers een verbond gesloten. Eeuwen later heeft Hij het volk gered uit het slavenhuis van Egypte. En nog later heeft Hij hen tot
tweemaal toe terug thuisgebracht uit ballingschap in vreemde landen.
Als jood zit je dus duidelijk goed: alle Israëlieten die de wet onderhouden zullen deel uitmaken van de komende wereld. En alleen zij.
Daar waren ze van overtuigd.
Sommige teksten van Jesaja lijken dat echter breder te zien. En van Jezus zijn de Schriftgeleerden dus helemaal niet zeker.
Vandaar de vraag aan Hem of het er “velen” zijn die gered zullen worden.
Zoals bij de tempelreiniging veegt Jezus hier ook deze misvatting gewoon van tafel.
Joodzijn is niet het criterium. Maar ook christenzijn niet!
Later moet ik niet afkomen met: Jezus ik ken U, ik ben gedoopt, ik ging naar de mis, heb met U gegeten, heb tot U gebeden.
Dat is mooi. Maar dát is niet het criterium.

KLERIKALISME
De vraag die Jezus ons stelt is: “Heb je betekenis gehad voor andere mensen?
Heb je van hen gehouden? Hen verzorgd, hen tot rust gebracht, hen gelukkig gemaakt?”
Heb je echt van God gehouden en heb je dat getoond in het beminnen van zijn mensen? Dát is het criterium. Niet het behoren tot een land, een volk of een groep.
En terwijl ik dit schrijf moet ik ineens denken aan de gerechtvaardigde verontwaardiging van Paus Franciscus over elke vorm van klerikalisme, dat hij met wortel en tak wil uitroeien. Klerikalisme, dat is het denken dat je beter bent, dat je meer mag, dat je boven de mensenwet staat omdat je behoort tot een “priesterkaste”. Denk aan het gebruikelijk (en redelijk aanvaarde) excuus van priesters die te veel eten: “Ik mag toch iets hebben, ik mis al zoveel”. Maar die mentaliteit speelt ook bij het vergoelijken van ergerlijke feiten en het toedekken van misbruiken.
Ook dat heeft zijn oorsprong in het “klerikalisme”.
Maar om bij God te horen is alleen het respect en de liefde die ik heb voor andere mensen het criterium.

STRAF
Er is nog een tweede en serieuze horde die deze week moet genomen worden.
Het is niet simpel wat Paulus ons hier in de eerste lezing door de keel ramt.
Wij blijven daar een heel ongemakkelijk gevoel aan overhouden.
“De Heer”, zegt Paulus, “tuchtigt hen die Hij liefheeft”. En hij vergelijkt de straffende God met een vader die zijn kind straft met de bedoeling het een degelijke opvoeding te geven, zodat het later stevig staat en gezond en gelukkig door het leven kan gaan. Lijden zou dus een straf kunnen zijn.
Met het grootste respect voor de reus van een apostel die Paulus is, waag ik het toch te vermoeden dat hij zoals het hier geformuleerd staat, hier wat kort door de bocht gaat.
Het lijden is er nu eenmaal, en het bestaan ervan is een van de grootste mysteries. Maar het behoort tot de schepping en als God ook de Schepper is, zal dat lijden toch wel ergens een functie hebben. Maar zeggen dat het een straf van God is, kan in ieder geval niet de hele waarheid zijn, vermits dat lijden ook totaal onschuldige en voorbeeldig levende mensen treft.

LOUTERING
Wat je wel kan zeggen is dat lijden, soms, een sterk omvormende kracht ten goede kan zijn. Maar dat heeft alles te maken met onze bereidheid om het een plaats te geven, het moedig te dragen. Er eerst en vooral met alle mogelijke middelen tegen te vechten. En als blijkt dat we machteloos zijn, het zoveel mogelijk te aanvaarden.
En dat laatste lukt gemakkelijker als bij ons het sterke besef leeft dat God, ook in pijn en verdriet, dicht bij ons is, met ons meeleeft.
Laten we niet vergeten dat in Jezus, God ons lijden van binnenuit heeft gekend en doorgemaakt. En dat Jezus de beker tot op de bodem heeft gedronken.
Het besef dat God ons nooit verlaat, ook niet in de grootste “verlatenheid”, kan mensen helpen om gelouterd uit de beproeving te komen.
Maar dat heeft niets te maken met “opvoedkundige straffen”.
Het heeft alles te maken met ons geloof, met dat diepe besef dat zo prachtig verwoord wordt in psalm 73:
“Bij U, ik ben altijd bij U.
Gij houdt mij vast, Uw hand in mijn hand.
Alles zult Gij ten goede leiden.
Gij voert mij mee in Uw raadsbesluit.
Wat is de hemel voor mij zonder U?
Al wordt mijn lichaam ook afgebroken.
Al sterft mijn hart. Gij zijt mijn rots. ”
Mijn God, de toekomst die op mij wacht.

(vertaling Huub Oosterhuis)

Over ijdelheid en hoogmoed
zo 30 juli '23

Zondag 21 augustus 2022, eenentwintigste zondag door het jaar (jaar C)

De lezingen van vandaag hebben het over de christelijke deugd van de nederigheid. Het is inderdaad een uitgesproken christelijke deugd, maar ze wordt ook in niet-christelijke milieus zeer geapprecieerd.
Door mensen die een verantwoordelijke functie uitoefenen bijvoorbeeld. Die vinden de deugd van de nederigheid uitermate geschikt en aanbevelenswaardig voor diegenen over wie ze hun gezag uitoefenen.
Minder geschikt voor henzelf natuurlijk.
Omdat de deugd van nederigheid speciaal in kerkelijke middens sterk werd aangemoedigd en vooral in kloosters werd beoefend, kan je er zeker van zijn dat ze vele heiligenlevens heeft geïnspireerd en bewerkt.
Maar evenzeer heeft dat benadrukken van de nederigheid, samen met de daaraan verwante “heilige gehoorzaamheid”, het leven van nogal wat nonnetjes en broeders verzuurd. Waar mensen samenleven, gebeuren zo’n dingen nu eenmaal.

HOOGMOED
Maar waarom heeft de Kerk die nederigheid dan altijd (en nu nog) zo belangrijk gevonden? Ik denk dat je dat alleen maar kan begrijpen als je aandachtig kijkt naar het compleet tegenovergestelde van de nederigheid: de hoogmoed.
Hoogmoed is, veel meer nog dan “gewoon atheïsme”, de meest volmaakte anti-Godhouding. De gedachte dat iemand—mens of God—boven hem of haar staat, is voor een hoogmoedig mens onverdraaglijk.
Hoogmoed is wezenlijk concurrentieel. Ik ben het absolute centrum van de kosmos en ieder ander is, vergeleken met mij, zo goed als niets.
Voor een hoogmoedig mens zijn alle andere mensen concurrenten, vijanden eigenlijk.
Andere ondeugden kunnen met sommige deugden samenleven.
Een oversekst iemand kan soms ook nog echte liefde voor een andere mens voelen. En een dronkaard kan soms ook iets doen dat echt mooi en goed is voor anderen.
Maar voor een echt hoogmoedig mens is dat uitgesloten. Iedere andere mens is waardeloos. Een echt hoogmoedig mens heeft alleen maar minachting voor andere mensen.

IJDELHEID
Een fout die heel vaak gemaakt wordt is denken dat hoogmoed een vorm van ijdelheid is. Een erge vorm van ijdelheid. Helemaal fout.
Ik zie mijzelf bijvoorbeeld als iemand die wel ijdel is, maar niet hoogmoedig. En dan bedoel ik daarmee dat ik complimentjes van mensen erg op prijs stel, ook al probeer ik dat meestal te verbergen. Iemand die hoogmoedig is, interesseert zich totaal niet aan complimentjes, aan wat anderen over hem denken.
Een ijdel iemand kan, in zijn ijver om anderen te behagen, zich zelfs schikken naar verwachtingen en verlangens van anderen. En dingen zeggen en doen om bij anderen goed over te komen.
Een hoogmoedig mens hecht geen enkele waarde aan de mening van anderen.
Als het geloof, de Kerk en Jezus zelf zo’n belang hechten aan de nederigheid, dan moet dat in die context gezien worden. Hoogmoed is in wezen atheïstisch en volkomen onverenigbaar met christelijk geloof. Andere vormen van atheïsme, het verwerpen van een god die geboren wordt uit menselijke angsten en fantasieën bijvoorbeeld, zijn wel verenigbaar met het christendom. De eerste christenen werden trouwens massaal terechtgesteld als atheïsten omdat ze de hele Romeinse santenkraam van goden en godinnen verwierpen.
Maar voor diezelfde christenen is echte hoogmoed de meest fundamentele anti-Godhouding die er bestaat. Omdat het wezen ervan het verachten van de mens is.

ZELFHAAT
Tot slot nog dit -Nederigheid- is een christelijke deugd. De huidige Europese gewoonte om door het stof te kruipen en om voortdurend vergiffenis te vragen over ons verleden is dat niet. Wij hebben als blanken, Europeanen en als christenen in het verleden vele en soms zware fouten gemaakt. Dat kan ook moeilijk anders, als je een paar duizenden jaren op elk gebied de spits afbijt.
Maar wij hebben nog oneindig veel meer om fier over te zijn.
Nederigheid is een christelijke deugd. Zelfhaat is een ziekte.
Wij hebben als westerlingen een gigantische bijdrage geleverd aan de beschavingsgeschiedenis, aan de plaats waar de mens nu staat.
En, jazeker, het heeft heel lang geduurd eer wij, naast al onze zelfverzekerdheid, ons ook wat meer verdraagzaam en nog later zelfs respectvol en waarderend gingen opstellen ten aanzien van mensen en culturen die anders waren.
Maar nu moeten we samen verder. Een christen is iemand die zijn fouten erkent, ervan leert, eruit groeit en dan met nieuwe moed verdergaat. Revanchisme is achterlijk, volkomen misplaatst en het doorkruist elk verlangen naar een vredevolle samenleving.
Zielig is hij die verlangt dat een mens zich moet blijven verontschuldigen en moet blijven vergiffenis vragen omdat hij blank is, Europeaan of christen.
Het moet ook niet té gek worden. . .

Modern heidendom
zo 30 juli '23

Zondag 14 augustus 2022, twintigste zondag door het jaar (jaar C)

Zoals dat wel vaker het geval is brengt het evangelie van vandaag ons uitspraken van Jezus die onverwacht en paradoxaal overkomen. Woorden die in strijd lijken met andere uitspraken en die de eenheid in zijn visie schijnen te ondermijnen. Maar dat lijkt alleen maar zo.
Als Jezus zegt dat Hij vuur op aarde komen brengen is, dan lijkt dat in strijd met de kern van zijn Boodschap: vrede op aarde en liefde en verbondenheid tussen de mensen. Maar dat komt omdat wij bij de woorden liefde en vrede onmiddellijk denken aan rozengeur en maneschijn en hippieachtige toestanden.

WIL
Maar de liefde waar Jezus het over heeft is op de eerste plaats een wils-act.
Liefde heeft bij Jezus niet op de eerste plaats te maken met romantiek en met gevoelens. Het gaat om een bewuste keuze die je maakt.
Wanneer ik op Jezus’ vraag beslis om van mensen te houden, om verbondenheid en dienstbaarheid na te streven in plaats van mijzelf in het centrum van de kosmos te plaatsen dan is dat een beslissing die ik neem.
Een keuze die ik maak.
Een beslissing die meer met verstand en met wil en wilskracht te maken heeft dan met romantische gevoelens. Ook al omdat die beslissing ook slaat op mensen die ik zelfs nog nooit in mijn leven ontmoet heb.
En al kan die beslissing wel haar oorsprong en aanleiding vinden in een gebeurtenis, een getuigenis, een plots inzicht, een verliefdheid, iets met sterke emoties gepaard gaat, dan nog zal mijn veranderde houding veel volharding vergen. Veel inspanning en wilskracht om mijn keuze vol te houden.
Met zachte romantiek en liefelijke plaatjes heeft dit eigenlijk weinig te maken.
Dat geldt, meen ik, trouwens ook voor de liefde tussen twee partners.
Aanvankelijk is er de verliefdheid, het gefascineerd zijn, een overweldigd worden door gevoelens. Maar wil die liefde standhouden, zich verdiepen en groeien, dan moet er toch een serieuze plaats ingeruimd worden voor verstand en wil. Voor trouw. En voor vergeving.

EVANGELISEREN
Bovendien vraagt Jezus van ons dat we ons geloof ook met veel enthousiasme zouden doorgeven, er zo veel mogelijk mensen bij betrekken, hen ervan laten genieten, om het wat meer hedendaags te zeggen.
Want dat moet natuurlijk onze bekommernis zijn. Wanneer wij evangeliseren, dan zou dat niet mogen zijn om zoveel mogelijk leden te winnen, om veel gewicht in de schaal te werpen, om te groeien in macht en aanzien.
Maar omdat wij ervan overtuigd zijn dat Jezus levensvervulling brengt, dat wat Hij van ons vraagt ook zin geeft aan ons leven.
Omdat geloven ons gelukkig maakt.
En dat is ook de reden waarom het geloof toch zal overleven, ondanks de overmacht van materialisme en atheïsme in de media, de reclame en het onderwijs en, van daaruit de enorme beïnvloeding van de massa.
Omdat wat het christelijk geloof beweert, gewoon WAAR is. Omdat mensen niet gelukkig worden door alles naar zich toe te trekken en alleen maar voor zichzelf, voor hun carrière, hun aanzien en hun geld te zorgen. Maar omdat je als mens alleen maar gelukkig wordt als er mensen in je leven zijn waar je echt van houdt en die ook om jou geven en je gelukkig willen.
Je wordt pas gelukkig in het gelukkig willen maken van anderen en in het voelen dat je zelf ook bemind wordt.

LEUGEN
En daarom kan, ondanks de schijnbare ondergang van de Kerk, het hedendaagse oppermachtige heidendom het uiteindelijk niet halen. Gewoon omdat het niet waar is.
Het hedendaagse ongeloof kan dan wel met veel lawaai de draak steken, niet met het geloof zelf, maar met haar eigen oubollige kennis van het geloof, maar de kern van wat het propageert is een leugen: mensen worden niet gelukkig met alleen maar “goed te zorgen voor zichzelf”. Integendeel.
En daarom, omdat dit hedendaags ongeloof uiteindelijk alleen maar naar de woestijn leidt, moeten wij terug evangeliseren, het geloof terug uitdragen, ook en vooral onder jongeren.
Niet om hun vrijheid aan banden te leggen (dé grote schrik van onze tijdgenoten), maar om hen, in ons spreken en doen te bewijzen dat Jezus juist bevrijdt van alles wat mensen beperkt en gevangen houdt.

Waakzaam zijn
zo 30 juli '23

Zondag 7 augustus 2022, negentiende zondag door het jaar (jaar C)

Elk van de lezingen van vandaag brengt ons een oproep tot meer waakzaamheid. Of daar met groot enthousiasme op zal gereageerd worden, valt te betwijfelen. In onze samenleving, die bijna helemaal scheefzakt onder de prestatiedrang, de hectiek van het doorhollen en de stress die daar het gevolg van is, doet “waakzaamheid” vooral denken aan het verplichte alert zijn voor telefoonoproepen, berichtjes, e-mails en “social media”. Allemaal hulpmiddelen die bedoeld zijn om het leven lichter en gemakkelijker te maken, maar die het vaak alleen maar drukker en zwaarder maken. Die soms een regelrechte aanslag kunnen zijn op je persoonlijke vrijheid en op je verlangen om te genieten van een meer “eenvoudig” leven. En waar we in ieder geval van af willen zijn tijdens onze vakantie.
Voor niet weinigen onder ons is dát juist vakantie: geen gsm, geen e-mail, geen Facebook, Instagram of YouTube. Maar, op reis of thuis, genieten van de leuke dingen van het leven, helemaal los van de opdringerige kant ervan.
Je kan er natuurlijk wel van uitgaan dat wanneer in de Bijbel sprake is van waakzaamheid, het niet gaat over op je qui-vive zijn voor elektronische berichten.

Blind geloven?
Als ik Paulus goed begrijp, dan prijst hij de grote figuren uit het Oude Testament die hij in zijn Hebreeënbrief oproept, omwille van hun standvastig geloof. En om hun constante waakzaamheid om hun hele handel en wandel tot in de details, in overeenstemming te brengen met hun geloof.
En dit is des te meer bewonderenswaardig, zegt Paulus, omdat het ging om een onvoorwaardelijk geloof. Abraham bijvoorbeeld vertrouwde blindelings op God en zijn belofte. Maar Abraham heeft nooit de inlossing van die belofte meegemaakt. En dat kon ook niet. Want hem was een talrijk nageslacht beloofd, een groot volk zou uit hem voortkomen.
En je kan tijdens je leven wel 1 of 2 generaties afstammelingen meemaken, maar je kan niet controleren waar je nageslacht binnen 1000 jaar zal staan.
Dus, concluderen we (veel te vlug!) dat we niet moeten vragen naar zekerheden of argumenten, dat we ook niet verlangen dat God ons persoonlijk zou helpen om te geloven, ons zou overtuigen.
Neen, zei men in mijn jeugd, je moet geloven. Daar komt het op aan.

Genuanceerd
Maar uit alles blijkt dat Abraham een zeer nuchter en praktisch man was.
Een stamhoofd dat regelmatig ruziënde fracties uit mekaar moest halen en verzoenen. En het regelmatig ook moest opnemen tegen rovers en vijandige volken.
Als Abraham blindelings vertrouwde op Jahweh’s belofte, dan kan dat alleen maar omdat hij vanuit andere ervaringen met God, heel goed wist dat hij God kon vertrouwen. Hetzelfde kan je trouwens ook zeggen van de zogenaamde “ongelovige Thomas”. Als Jezus zegt: “Zalig die niet zien en toch geloven”, dan is dat een terechtwijzing aan het adres van die mensen die mordicus niet willen geloven.
Mensen voor wie het niet MAG waar zijn. Want die zijn er ook.
Maar Thomas geloofde. Hij was Jezus gevolgd, hij had van alles met Hem meegemaakt. Hij geloofde in Jezus. Alleen dat laatste, de Verrijzenis, dat was voor hem, op dat moment, erover.

Kans
En zo komen we bij onszelf. Moeten wij blindelings geloven?
Neen! Wij moeten gemotiveerd geloven. D.w.z. wij moeten God de kans geven om ons te tonen dat Hij geloofwaardig is. Dat Hij er wel degelijk is en van ons houdt en ons wil helpen.
Wij moeten niet terug zoals vroeger God overstelpen met verzoeken om genezing van allerlei kwaaltjes. Hoewel je daar zelf moet in beslissen wat je doet.
Maar ik zal God bijvoorbeeld wel vragen om mij af te helpen van mijn meest ergerlijke karaktertrekken. Ik maak de vraag heel concreet en ik bid daar dan voor.
En dan merk ik soms in mijzelf groeiende gevoelens die ik vroeger niet kende.
Terwijl ik heel zeker weet: dit heeft niets te maken met Freud & Co.
Dit ligt helemaal niet in de aard van het beestje. Dit is God.
En dat sterkt je geloof en je vertrouwen.

God ervaren
Omdat je dan beseft dat God met je bezig is.
En dát is meer overtuigend dan welk intellectueel godsbewijs ook.
God in je eigen leven ervaren, vaak heel discreet en niet opdringerig, maakt veel meer indruk op je dan grote filosofische of theologische argumenten.
Eigenlijk komt alles hierop neer: wij moeten God de kans geven om zich aan ons te tonen.

Meer dan recht alleen
zo 30 juli '23

Zondag 31 juli 2022, achttiende zondag door het jaar (jaar C)

Toen ik als tiener het boek Prediker leerde kennen, vond ik dat het iets heel hippieachtigs had. Alles wordt er sterk in gerelativeerd. Elke opvatting die doorgaans als vaststaand geldt en heilig, wordt hier ijdel genoemd, geleuter, dikke zever. Alles wat traditioneel, toen en nu, als wijsheid wordt verkondigd, slaat volgens Prediker zo goed als nergens op.
De idee bijvoorbeeld dat als je hard werkt je er wel zult komen; dat als je rechtvaardig in het leven staat, je daar de vruchten van plukt: “Wie goed doet, goed ontmoet.” En dat, als je heel je leven lang, verstandig zorgt voor jezelf, dat je dan rijk en gezond en gelukkig oud zult worden, gezegend met vele liefhebbende kinderen.
Allemaal ijdel, zegt Prediker, geloof het maar niet. Want er overkomt je voortdurend van alles dat als een mes door die mooie plaatjes snijdt.
Prediker komt met zijn scepticisme heel dicht in de buurt van het boek Job.
Geloof de mooie praatjes niet, bouw er je leven niet op, want het is allemaal ijdel.
Eén tikje van het lot, en je bent alles kwijt.

RECHTSPRAAK
En toch vind je bij Prediker geen echt nihilisme. Niet álles is absurd, niet elke manier van leven is zinloos.
Alleen, zegt Prediker, begrijpen wij niet altijd wat ons overkomt en waarom.
Maar we mogen er zeker van zijn dat alles kadert in wat God met ons voorheeft. Maar dan moeten wij terug leren aanvaarden dat God per definitie een mysterie is en al onze voorstellingen doorkruist.
Het leven blijft ondertussen dus onzeker en onvoorspelbaar. Vandaar het bij Joden zeer sterk ontwikkeld gevoel voor rechtspraak, de nood om het leven en de maatschappij toch enige vastigheid te geven. En vandaar ook de gewoonte om rabbi’s, mensen die een zekere autoriteit hadden op gebied van geloof, aan te klampen en hen te raadplegen. Hun te vragen om recht te spreken bij twisten en onenigheid.
Volgens de Talmoed gaat rechtspreken zelfs rechtstreeks terug op een uitdrukkelijk gebod dat God aan Noah gaf om een rechtspraak in te stellen om ruzies op te lossen.
De reden is duidelijk en wordt tot op heden als een grondslag van de rechtspraak aanzien: om te voorkomen dat “de sterkste automatisch zou winnen en de zwakkere systematisch beroofd zou worden”, zoals Prediker zegt.
En dus worden rabbi’s voortdurend aangeklampt om te pas en te onpas scheidsrechter te spelen.

ANDERS WORDEN
Jezus weigert daar echter resoluut op in te gaan. Hij wil geen scheidsrechter zijn tussen ruziënde mensen. Hij wil dat ze gewoon ophouden met ruziën en vechten.
Recht is de basis, de noodzakelijke voorwaarde voor vrede.
Maar het is niet genoeg om tot een duurzame vrede, om tot verzoening te komen.
Na een rechterlijke uitspraak bij een conflict zijn de strijdende partijen uit elkaar gehaald en is de beslissing van de rechter bindend en definitief. Maar die uitspraak brengt zelden vrede in het hart van de betrokkenen omdat geen van hen volledig gelijk kreeg.
En daarom wil Jezus de zaken radicaler aanpakken. Hij wil ons stimuleren om andere mensen te worden. Mensen die in plaats van te ruziën en de anderen als concurrenten te zien, zich laten inspireren door Gods geest, die liefde en barmhartigheid is.

ANTI-GOD
Ruzie komt altijd voort uit zelfzucht, de werkelijke oerzonde van de mens.
Die onzalige cluster van hebzucht, zelfzucht en egoïsme, niets verwijdert ons meer van God, niets is zo anti God als de aanbidding van ons eigen ik.
“De wereld”, zegt paus Franciscus, “is in oorlog”.
“Maar het is geen oorlog van godsdiensten, rassen, ideologieën. Het is een oorlog van belangen, van geld en van middelen”.
Alleen het delen met onze broeders is een waarborg voor vrede en is ook de weg die God van ons verlangt. Maar hoe kennen wij die weg, hoe weten wij wat God van ons wil als het ons niet meer verkondigd wordt en we ook niet meer bidden?
Dan weten wij dat gewoon niet. En dan lopen wij gewoon alles achterna wat in de wereld gangbaar is. Dan doen wij wat de dwaas uit het evangelie deed na een overvloedige oogst: hij bouwde grotere schuren om zijn bezit veilig te stellen en er volop van te genieten. Er staat: hij overlegde bij zichzelf. Hij overlegde dus niet met God en zijn geweten en hij had geen oog voor de armen.
Hij “verzamelde alleen maar schatten voor zichzelf”.
Maar diezelfde nacht nog stierf hij. En hij had elke kans verkeken om een ander mens te worden en om te doen wat God van hem verlangde.

Over het smeekgebed
zo 30 juli '23

Zondag 24 juli 2022, zeventiende zondag door het jaar (jaar C)

De eerste lezing brengt ons het verhaal—een van de bekendste uit het Oude Testament—van hoe Abraham met heel veel tactisch talent de vernietiging van Sodom probeert af te wenden.
Ik zeg nu wel: “Met heel veel tactisch talent”, maar eigenlijk kan je Abrahams manier van doen ook doodgewoon marchanderen en afpingelen noemen.
En dan vraag je je af: wat wil dat verhaal ons leren?
Moeten we nu echt geloven dat je met niet aflatend bidden en smeken God van gedacht kan doen veranderen?
Dat, als je maar lang genoeg volhoudt, God niet anders kan dan zijn mening herzien. Maar dat klopt toch niet met onze eigen ervaring?
Want hoe hartverscheurend rauw en echt en hoe bewonderenswaardig volgehouden, is vaak het smeken van mensen voor de redding van een vriend, de genezing van een kind?
Maar de vriend wordt niet gered en het kind gaat toch dood.
Het kan dan toch niet de bedoeling zijn dat we als gevolg hiervan God gaan vervloeken? Of onszelf, omdat wij zogenaamd niet hard genoeg gebeden hebben?
Er moet toch een andere uitleg zijn!

HET ONZEVADER
Misschien moeten we onze verwachtingen naar het effect van ons bidden eens onder de loep nemen.
Misschien verwachten wij, zonder daar veel over na te denken, te veel van ons bidden.
Misschien staan wij te weinig stil bij wat we allemaal verwachten als we bidden. Te weinig bij de vraag of het wel “logisch” is wat wij vragen aan God.
Laten we daarom eens heel aandachtig kijken naar het “Onze Vader”, het gebed dat Jezus zelf ons geleerd heeft.
Laten wij, om onze geest wat te prikkelen, dat gebed eens van achter naar voor bekijken. Beginnen we met de laatste bede.
Wat wij vragen is dat God ons onze fouten zou vergeven. Nadat wij anderen al vergeven hebben wat zij ons hebben aangedaan. Elders zal Jezus verduidelijken dat dit de voorwaarde is om zelf vergiffenis te krijgen.
Het volgende dat wij vragen is: geef ons heden ons dagelijks brood.
Dus niet “nu en morgen”: een voorraadje aanleggen. Neen. Geef ons vandaag wat wij nodig hebben om te leven.

KERN
En in de rest van het gebed, en nu zitten we bij het eerste en voornaamste deel, vragen we niet dat God zijn wil zou aanpassen aan wat wij verlangen, maar precies het tegenovergestelde. Wij vragen dat God ons zó zou veranderen dat wij alleen nog verlangen zijn wil te doen. Dat God zodanig zou ingrijpen in ons leven dat wij andere mensen worden. Mensen wier enig verlangen nog is, de wereld te veranderen in Gods Geest.
En dat wil zeggen: vragen dat God maakt dat ons enig verlangen nog is, te werken aan zijn Koninkrijk van liefde, vrede en rechtvaardigheid.
Geen spoor dus van iets vragen voor jezelf in de gewone betekenis van het woord.
Maar het spreekt vanzelf dat je alleen maar zo kan bidden als je er diep van overtuigd bent dat God oneindig veel van je houdt. Dat Hij zo al het beste met je voor heeft, ook al lijkt dat niet zo. Het gaat hier dus om een bijna onwezenlijk vertrouwen in God. Hij weet wat het beste voor je is. Ook als de ziekte doorzet, Hij zal me nooit laten vallen. Ook niet als ik doodga. Laat mij me dus maar volledig geven aan zijn Koninkrijk. Hij draagt wel zorg voor mij.

EN TOCH. . .
Hoezeer ik er ook van overtuigd ben dat ik mij moet schikken in Gods wil en niet omgekeerd; hoezeer ik ook begrijp dat ik God niet kan manipuleren, toch blijf ik bidden als iemand waar ik van hou, ziek is of in een andere zware nood verkeert.
Ik heb daar twee redenen voor.
Ten eerste kan God zijn doel op oneindig verschillende manieren bereiken. Hij kan ingaan op mijn gebed en toch zijn eigen doel bereiken.
En bovendien: zegt Jezus niet zelf dat we moeten blijven bidden?
Immers, zegt Hij, een Vader zal zijn zoon toch geen steen geven als hij Hem om brood vraagt. . .
Er zit een tegenstrijdigheid in het geheel. Maar ik waag het erop. Ik blijf bidden.
In het volste vertrouwen. . .

Pagina's