Nieuws uit de parochie

De prijs van echt leven
ma 31 juli '23

Zondag 5 maart 2023, 2de zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Vandaag lezen we over de roeping van Abraham.
Roeping heeft in het joods-christelijke denken altijd de betekenis gehad van weggezogen worden uit je vertrouwde omgeving, breken met je oude manier van denken en doen. Je hele vroegere manier van leven achter je laten, vaak ook je vrienden en de omgeving die je gewend was.
Abraham moet zelfs zijn volk verlaten en op zoek gaan naar een nieuw land zonder te weten waar en of hij dat vinden zal. “Op goed vallen uit”.
Een nog radicalere vorm van breken met het verleden kan ik mij moeilijk voorstellen, zeker in een tijd dat er geen smartphones bestonden, niet eens een postbedeling. Er waren geen contacten meer.

ONZEKERHEID
Roeping gaat dus altijd ook gepaard met onzekerheid. Over de toekomst word je volledig in het ongewisse gelaten. Je kan alleen vertrouwen. Vertrouwen dat het goedkomt. En er is nog iets dat niet zo prettig is om horen.
Roeping -u heeft al lang door dat het hier gaat om de roeping van elke christen, niet alleen van paters en nonnetjes- roeping heeft zoals gezegd altijd te maken met verleid worden om je oude manier van leven achter je te laten en te vervangen door een ander, een nieuw bestaan dat zinvoller is, meer in overeenstemming met de bedoeling die God met je heeft.
Maar je hebt op geen enkele manier de garantie dat je leven ook aangenamer of leuker zal worden. Je zou zelfs geneigd zijn het tegendeel te denken.
Al was het maar omdat je juist uit de gezapigheid en het comfort van je gesetteld leventje wordt weggehaald en in een situatie terechtkomt die je niet onder controle hebt en die je aanvankelijk ook erg ongelukkig kan maken.

PERSPECTIEFWISSEL
Ik blijf hier wat langer bij stilstaan omdat het om een zeer belangrijk punt van ons geloof gaat. Het gaat hier om niet minder dan een Copernicaanse revolutie in het religieuze denken.
Typisch voor het heidendom is dat je de goden probeert gunstig te stemmen.
Want die kunnen je het leven ook bijzonder zuur maken. En dus breng je beter offers om ze aan je kant te krijgen. Om gunsten te bekomen. Om hun van alles te vragen.
In het christelijk geloof is het op de eerste plaats God die vragende partij is.
Is het God die iets van jou verlangt. En niet zomaar iets. Hij verlangt dat je je leven afstemt op wat Hij van je wil in plaats van dat Hij ons hulpje is als wij bezig zijn met goed voor onszelf te zorgen.
Je voelt al onmiddellijk dat dit heidense denken het niet zomaar opgegeven heeft.
Je vindt het nog overal terug. Maar in wezen is ons godsdienstig perspectief gewijzigd. God wil ons helpen om een zinvol leven te leiden. En dat is iets anders dan het geloop van de ene genieting naar de andere.

LEVENSVERVULLING
Dat wil niet zeggen dat wij onszelf geen aangenaam leven mogen wensen.
En genieten van “les bonnes choses de la vie”: af en toe een feestje, lekker eten en drinken, vakantie nemen en op reis gaan, het hoort er allemaal bij, het geeft kleur aan ons leven. Christenen zijn absoluut geen geheelonthouders.
Maar het genieten van “de goeie dingen van het leven” geven op zich geen levensvervulling. Als je het aantal “leuke momenten” altijd maar opvoert en altijd maar meer en vaker feestviert en lekker eet en reist en geniet, dan word je daar niet gelukkiger om. Geluk en levensvervulling vind je in het iets betekenen voor anderen. In het belangrijk zijn voor je vrouw, je kinderen, je vrienden.
In het iets betekenen voor mensen die je nodig hebben. Dat kan soms moeite kosten en veel van je vragen. Maar iets betekenen voor anderen geeft juist betekenis aan je eigen leven.
Soms kan dat extreem ver gaan. Zijn, er helemaal willen zijn voor anderen, kostte Jezus uiteindelijk zelfs zijn leven.

ROES
Het heeft dus ook geen zin om de navolging van Jezus voor te stellen als een soort triomftocht, als een opeenvolging van hoeramomenten.
Als je Hem wil navolgen, ook als je dat gematigd en bedachtzaam aanpakt, zal je momenten in je leven kennen dat je God heel sterk nabij weet en kracht krijgt om verder te gaan. Tabor-momenten zeg maar.
Maar evengoed zullen er de momenten zijn van mislukking, teleurstelling, je alleen-gelaten voelen. Het leven is nu eenmaal zo. Als er in je leven alleen maar momenten van verrukking zijn, dan leef je in een kunstmatig in stand gehouden roes. Echt leven is iets anders.
Het is dus niet toevallig dat de drie apostelen, die getuige zijn van Jezus’ verheerlijking op de Tabor, precies dezelfde zijn die getuige zijn bij zijn diepste vernedering en zijn aanvaarding van het lijden in de Olijfhof.
En dat geldt ook voor ons.
Verrukking én verbijstering bij wat je overkomt, horen er beide bij.
Dat is de prijs die wij betalen als wij echt willen leven.

Woestijnervaringen
ma 31 juli '23

Zondag 26 februari 2023, 1ste zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Als God liefde is, dan is een volmaakte mens een volmaakt liefdevolle mens.
Maar zo volmaakt worden wij niet op de wereld gezet. In de eerste lezing hoorden we dat wij van bij onze geboorte al bekoord worden om juist niet liefdevol, d.w.z. op het goedzijn voor anderen gericht, te zijn. Maar alleen maar op het zorgen voor onszelf. Ook als dat schadelijk is voor anderen.
En meteen hebben we het daarmee gehad over de 2 fundamentele richtingen die een mens kan inslaan: gericht zijn op genegenheid, vriendschap en liefde voor anderen of alleen maar bezig zijn met jezelf, met het jezelf in het midden van de kosmos plaatsen en alles, ook de andere mensen, gebruiken om aan je eigen doelen en verlangens tegemoet te komen.
Voor de meesten van ons is die gerichtheid niet zo extreem eenzijdig, gaat het eerder om het bewandelen van een soort compromis tussen de twee.
Als God liefde is, dan is te ver overhellen naar het promoten van jezelf “zonde”, zeker als je daar anderen mee benadeelt. Wat bijna altijd het geval is.
En dan is bekoring niets anders dan verlokt worden om vooral goed voor jezelf te zorgen. Wat trouwens ook altijd leuker lijkt dan te zorgen voor anderen.
Als de menswording werkelijk heeft plaatsgevonden, als Jezus echt God was in de gestalte van een echte mens, dan heeft Hij die bekoringen ook gekend.

MACHT
En de eerste bekoring waar Hij mee te maken kreeg, was de aantrekkingskracht van geld, en de macht en het aanzien die je ermee kopen kan.
Meer zijn dan een ander, meer betekenen dan een ander, meer lijken dan een ander, belangrijker zijn dan een ander, meer macht hebben dan een ander.
Het is een van de meest vernietigende hartstochten die een mens kan bezielen. En tegelijk is het misschien ook wel de meest universele. Iedere mens kan erdoor gestuurd en zelfs ervan bezeten geraken.
En ze kan spelen in alle mogelijke situaties van het leven. Het is een hartstocht die kan zorgen voor conflicten tussen landen zowel als tussen enkelingen. In werksituaties, in gezinnen, in de sport, overal kan ze in de kop opsteken en de relaties verzuren en verzieken.
De aantrekkingskracht van geld en macht is altijd problematisch tot zelfs vernietigend. Zowel voor diegenen die zich erdoor laten overmannen als voor diegenen die er het slachtoffer van worden.
Soms denkt men dat mensen macht nastreven om aan meer geld te geraken.
Maar waarschijnlijk is dit alleen het geval bij de kleintjes onder de strevers.
Voor de grote jongens is macht de echte drijfveer.
En is geld alleen maar een middel om macht te verkrijgen of te vergroten.
Macht is de echte drijfveer. En geld dient alleen om nog meer macht te hebben over anderen.
In het verhaal dat we vandaag lezen, worden de verlokkingen van de macht aangedragen door de duivel. En de duivel wordt in de Bijbel nogal eens gesymboliseerd door een slang.
In dit geval heel terecht. Met de bekoring van de macht valt niet te onderhandelen. Vanaf het moment dat ze de kop opsteekt, moet je ze onmiddellijk neerslaan. Eens gebeten, ben je verloren.

DOM
De volgende bekoring waarmee Jezus in de woestijn geconfronteerd wordt is de bekoring van het vermetel vertrouwen. Ervan uitgaan dat je heel riskante en onwijze dingen mag doen vanuit de overtuiging dat God jou als gelovige wel zal behoeden. Een erg onnozele opstelling. Ik geloof dat God erg veel van ons houdt en ons wil helpen. Ik geloof vooral in de heilige Geest. Ik geloof dat als wij een beter mens willen worden, wij inzichten krijgen die echt van God komen en die ons leven voller en gelukkiger maken. Daarbij geloof ik wel dat ik niet de norm ben. Dat God andere mensen kan helpen op heel andere manieren. Ik geloof dat ook fysieke mirakelen mogelijk zijn. Maar ik geloof ook dat gelovige mensen die overmatig eten, drinken en roken evenzeer vroegtijdig sterven als niet-gelovigen.

KNIELEN
En over de laatste vertolking van de duivel kunnen we kort zijn. Het voor hem knielen wil zeggen: systematisch en bewust kiezen voor het kwaad.
Ik geloof niet dat iemand zo door-en-door slecht kan zijn dat God en zijn liefdevolle Genade hem niet meer kunnen redden.
Hoewel een psycholoog mij ooit zei dat door-en-door slechte mensen bestaan.
Maar dat was een psycholoog, geen theoloog.
Ik zou zo graag geloven wat Thérèse van Lisieux zei: “Ik geloof dat de hel bestaat, maar ik geloof niet dat daar Iemand in is”.
Ik wil dat ook graag geloven. Maar. . . misschien is dat ook een bekoring?

De spiraal van geld doorbreken
ma 31 juli '23

Zondag 19 februari 2023, 7de zondag door het jaar (jaar A)

Vandaag lezen we voor de derde achtereenvolgende keer een stuk uit de Bergrede. In die Bergrede zet Jezus op een bijzonder kernachtige en radicale manier uiteen hoe Hij wil dat christenen in het leven staan. En Hij gebruikt daarbij een stijlfiguur die in die tijd erg populair was: de overdrijving als middel om aandacht te krijgen en je stelling te benadrukken.

Letterlijk?
Het is belangrijk voor ons om daar doorheen te zien en ons niet te ergeren door wat gezegd wordt letterlijk te nemen.
Als Jezus bijvoorbeeld zegt: “Als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe.”
Als je die aansporing letterlijk neemt, dan zouden wij ons moeten gedragen als makke schapen die je kan duwen waar je ze hebben wil en die je kan slaan waar je ze krijgen kan. En je kan toch moeilijk aannemen dat dit de essentie is van het geloof dat even na Jezus’ dood als een storm over de wereld zou gaan.
Je kan ook niet aannemen dat Jezus omwille van dit soort uitspraken tegen een kruis is geslagen. En dat zijn volgelingen lange tijd vervolgd werden als vijand nummer 1 van het oppermachtige Romeinse Rijk. We moeten dus achter de woorden gaan zoeken wat Jezus werkelijk wilde zeggen. Dat procedé, de werkelijkheid zoeken achter de woorden, is trouwens niet alleen geoorloofd, het is zelfs noodzakelijk. En dat geldt voor de hele Bijbel, die gaat over diep aangevoelde overtuigingen die je alleen maar kan uitdrukken in een poëtische en evocatieve taal; een taal die gebruik maakt van vergelijkingen, overdrijvingen, parabels en allegorieën. Waardoor het letterlijk aannemen van wat er staat bijna noodzakelijk ketters is.
Toch iets om over na te denken. Zeker voor mensen die graag met Bijbelcitaten anderen om de oren slaan.

Vergelden?
Jezus zegt wel: “Als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe.” Maar wanneer Hij wordt gevangengenomen is er een soldaat die hem brutaal in het gezicht slaat. Jezus keert hem niet de andere wang toe. Hij eist integendeel van de soldaat dat die zijn brutaliteit verantwoordt. Met zijn nogal halfzacht klinkende uitspraak over het toekeren van de andere wang bedoelt Jezus dat je niet zomaar kwaad met kwaad moet vergelden. Niet om de brave, inschikkelijke zwakkeling uit te hangen, maar omdat kwaad vergelden met kwaad een eindeloze spiraal van geweld oproept. Een spiraal die je alleen maar kan doorbreken door er op een bepaald moment resoluut uit te stappen. Door tot een gesprek te komen, of beter nog, door de ander te vergeven. En dus de sterkere te zijn.
Ook dat “tot een gesprek komen”, met je tegenstander, met diegene die je fout en vijandig behandeld heeft, moet je niet zien als een soort “terugkrabbelen”, als een slap toegeven, als de ander laten triomferen. . .
In het boek Leviticus staat letterlijk: “Wees niet haatdragend tegen uw broeder.
Wijs elkaar terecht, dan maak je u niet schuldig aan de zonde van een ander.”
Met andere woorden: je moet je niet zomaar ondergeven, maar juist de ander op zijn fouten wijzen, hem terechtwijzen.
Anders, zegt de Bijbel, bevestig je de ander in zijn foute levenshouding.
En daardoor maak je jezelf medeschuldig aan wat hij (verkeerd) doet.
Je voelt dus zeer goed waar de Bijbel, waar Jezus naartoe wil.

Verstand
Jezus was niet Iemand die, zoals wij, opgroeide met Freud en Jung, maar Hij wist zeer goed hoe de menselijke psyche werkt.
Hij wist perfect dat zelfs een kleine irritatie die jarenlang gevoed en gekoesterd wordt uiteindelijk wederzijds alleen maar sterkere haat- en wraakgevoelens opwekt. En dat voortdurend meppen en terug meppen, mekaar altijd maar lik op stuk geven, de aanvankelijk lichte ontstemming als een monsterlijk groeiend koraalrif laat uitmonden in goesting om de ander te vermoorden.
Iemand van de twee partijen moet dus sterk genoeg zijn om een stap opzij te zetten, uit de slagorde te stappen en het gesprek te openen. Niet om zich gewonnen te geven, maar om in het meningsverschil het verstand terug de plaats te geven die het toekomt.
Dat bedoelt Jezus: niet dat je je altijd schaapachtig en onderdanig moet laten doen, maar dat je integendeel de tegenpartij uitnodigt om het conflict rationeel te benaderen.
In plaats van toe te laten dat wilde gevoelens de zaak laten escaleren en totaal uit de hand laat lopen.

Licht brengen
ma 31 juli '23

Zondag 12 februari 2023, 6de zondag door het jaar (jaar A)

Vorige keer hebben we het al uitgebreid gehad over de zaligsprekingen en over de Bergrede in het algemeen. Het gaat over sterke en nogal opzwepende uitspraken van Jezus. De Bergrede is zowat de Marseillaise van het christendom.
Het is niet alleen een rede die tot de verbeelding spreekt, ze zweept ook op om de droom tot werkelijkheid te maken.
Gij zijt het zout der aarde, zegt Jezus, het licht van de wereld.
Zijn volgelingen moeten, met andere woorden, smaakmakers zijn, zij moeten leven geven aan het leven van mensen.
Er kleur en smaak aan geven. Mensen helpen om hun leven als zinvol en levenswaard te ervaren.
M.a.w. ze moeten echt goed zijn voor andere mensen. Echt iets voor hen betekenen.
En, we hadden het er de vorige keer al over, wij moeten onze methoden en middelen daarvoor niet gaan zoeken in een of ander ideologisch arsenaal, ons niet per se laten leiden door één of ander politiek ideaal.

FANATISME
Wij willen niet minder dan de wereld veranderen. Maar dan van binnenuit. En wij moeten ons radicaal opstellen. Maar dan radicaal in de liefde. Het geluk van onze medemensen moet onze maatstaf zijn, het hoeden van onze broeders ons doel.
Maar niets is ons vreemder dan politiek of religieus fanatisme.
Fanatici zijn gestoorde mensen die vaak ontelbare andere mensen opofferen met het oog op een toekomstige ideale maatschappij. Maar die ideale maatschappij wordt ofwel nooit gerealiseerd, ofwel zou ze er ook wel gekomen zijn zonder al die doden.
Fanatisme en extreme uitgangspunten moeten dus sowieso te allen tijde gemeden worden.
In een tijd waarin de mensen geen ideologisch dak meer boven hun hoofd hebben. In een tijd van alsmaar toenemende normenvervaging en stijgende misdadigheid en dus ook van het onveiligheidsgevoel, wordt de roep om sterke leiders en een nieuwe ordening steeds sterker.
Wij moeten ons daarvoor hoeden.

ALTERNATIEF
Interessant daarbij is het verhaal in het toneelstuk “De moeder” van Karel Capek, zoals geciteerd door Tomáš Halik.
Op de vraag wat dat is, de orde herstellen, antwoordt de uiterst rechtse, oerconservatieve zoon: “Je zet de dingen terug op de plek waar ze eerder stonden”.
Zijn broer, een radicale socialist, beweert daarentegen: “Je zet de dingen neer op de plek waar ze horen”. De moeder heeft echter nog een ander idee van orde.
Orde betekent voor haar: “De dingen neerzetten op de plek waar ze het goed zullen doen”. Laten we, vervolgt Tomáš Halik -deze onvolprezen hedendaagse Tsjechische theoloog- laten wij niet de illusie koesteren dat wij zouden weten waar de dingen moeten zijn. En ook onze tijd niet verspillen met vergeefse pogingen ze neer te zetten waar ze eerst stonden, want dat zal niet meer lukken (we weten niet eens meer precies waar ze stonden).
De christelijke weg bevindt zich niet ergens tussen “Links” en “Rechts”, maar tegenover die twee.
De wijsheid van de moeder in dit stuk zou de kerk sieren: stil, deemoedig en geduldig voor de dingen en de mensen een plaats zoeken waar het echt goed met ze gaat, waar ze het best tot hun recht komen.
Als wij dat doen, zullen we de mensen terug aanspreken.

VERGEEFS GELEEFD?
Gij zijt het licht der wereld, zegt Jezus. Uw licht moet stralen voor het oog van de mensen opdat ze uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken, die in de hemel is. En dat is ook zo.
Hoezeer onze pers ook haar best doet om alleen maar negatief nieuws te brengen, toch kent iedereen dokter Moreels en zijn heldhaftig werk in Congo. Omdat wij hem wíllen opmerken. Omdat wij, gelovigen en niet-gelovigen, hem willen zien. Al was het maar om niet te moeten wanhopen aan de mensheid.
Deze diepchristelijke man, die ooit topdokter en daarna ook minister geweest is, liet alles varen en leeft nu nog enkel voor de armste der armen.
Als je leeft zoals Christus dat van je vraagt, zal het licht dat je laat schijnen niet verborgen blijven.
Wij kunnen wel niet allemaal grote lichtbakens zijn. Maar dat hoeft ook niet.
Zelfs als wij maar voor enkele mensen, zelfs maar vóór 1 iemand een licht op de weg geweest zijn, hem geholpen hebben om een plaats te vinden waar hij tot zijn recht kwam en kansen kreeg om gelukkig te zijn, dan hebben we niet vergeefs geleefd.

Meer dan het gewone
ma 31 juli '23

Zondag 29 januari 2023, 4de zondag door het jaar (jaar A)

Het woord “asjre” dat Jezus gebruikte -Jezus sprak Aramees- is hier heel gebrekkig vertaald met “zalig”.
Het Aramese woord “asjre” heeft iets te maken met lopen, met gaan, met “op weg gaan”. In plaats van “zalig” zou je dus beter kunnen zeggen: “Je zit goed, je bent op de goeie weg als je zo en zo in het leven staat”.
En dan begrijp je ook beter de acht “zaligheden” in het geheel van de Bergrede, want die “zaligheden” zijn er maar een stukje van.
In die Bergrede legt Jezus omstandig uit wat Hij van ons doen en laten verwacht, hoe Hij wil dat wij in het leven staan.
Heel ons denken en doen zou volgens Hem moeten gericht zijn op het realiseren van gerechtigheid en vrede. En dan nog vanuit die typisch christelijke grondhouding van mededogen en vergevingsgezindheid.

RADICAAL
En even typisch christelijk daarbij is, dat Jezus van ons verwacht dat wij daarbij een radicale inzet en een vasthoudendheid tonen die wat redelijkerwijze van ons verwacht mag worden, ver achter zich laat.
Heel de Bergrede zou je kunnen samenvatten met: meer dan het gewone.
Van een christen zou mogen verwacht worden dat hij in de liefde, in het opkomen voor mensen in de kou en in het streven naar vrede en rechtvaardigheid, meer doorzettingsvermogen aan de dag legt dan wat “normaal” is, meer dan de rede en het burgerlijk fatsoen nodig en voldoende vinden.
Gij zijt het zout der aarde en het licht der wereld, zegt Jezus.
Als het zout zijn kracht verliest, dient het nergens meer voor dan om weggeworpen te worden. En zo gaat dat maar door, de hele Bergrede lang.
Zijn woorden lijken op een stortbui die over je heen gestort wordt, een pletwals, die over je heen raast en die je zou vermorzelen als je niet de zekerheid had dat ze werden uitgesproken door een man die heel en al liefde was.

OVERDRIJVING
Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders gezegd is: gij zult niet doden.
Wie doodt zal strafbaar zijn voor het gerecht.
Maar ik zeg u: “Al wie vertoornd is op zijn broeder zal strafbaar zijn voor het gerecht. En wie tot zijn broer zegt: dwaas, zal strafbaar zijn met het vuur van de hel. Gij hebt het gehoord dat er gezegd is: gij zult geen echtbreuk plegen. Maar Ik zeg u: wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd.
Gij hebt gehoord dat er gezegd is: gij zult uw naaste beminnen en uw vijand haten. Maar Ik zeg u: bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel, die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Als gij bemint die u beminnen, wat voor recht op loon hebt ge dan? Doen tollenaars niet hetzelfde?
Gij hebt gehoord dat er gezegd is: oog om oog en tand om tand. Maar Ik zeg u: als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe.”

LIEFHEBBEN
Jezus gebruikt hier kwistig de stijlfiguur van het overdrijven, een overdrijven dat soms zelfs tegen de borst stuit. Maar het onderstreept zeer goed de radicaliteit van zijn eisen als het gaat over de liefde.
Hier zitten we immers bij de kern van zijn leer: liefhebben, liefhebben en nog eens liefhebben.
Niet onbelangrijk bij dit alles is op te merken dat als Jezus het heeft over liefhebben, het bij Hem niet gaat over romantische gevoelens. In de liefde waar Hij het over heeft spelen onze wil en ons verstand evenzeer, misschien zelfs meer, dan ons gevoel.
Het gaat om een fundamentele keuze om andere mensen positief te benaderen, te respecteren, om iets voor hen te willen betekenen, te zien wat je voor hen kan doen. Om hen te vergeven als ze je iets misdeden, om er voor hen te zijn, om hun gelukkig-zijn in de hand te werken. En om zelf daarin je eigen geluk te vinden.
We moeten dat als christenen overigens niet doen vanuit een of ander ideologisch kader van links of van rechts. Eerder pragmatisch, deemoedig en geduldig, samen met de mensen zoeken naar een plaats waar ze tot hun recht komen, waar het echt goed met ze gaat.

De levende Heer
ma 31 juli '23

Zondag 22 januari 2023, 3de zondag door het jaar (jaar A)

Een tijdje geleden las ik een leuk stukje van de hand van Toon Hermans. Het ging zo:
“Jezus
Ik heb zijn beeltenis maar vaag in mijn gedachten
en ‘k weet haast niets van hoe Hij sprak en keek.
‘k Zou willen weten hoe Hij liep en hoe Hij lachte.
‘k Zou willen weten hoe Hij door zijn haren streek,
hoe Hij appels at of noten
en hoe Hij hoestte als Hij aan de oever stond.
‘k Zou iets willen weten van zijn oogopslag,
hoe Hij sliep en hoe Hij heeft ontbeten
en of Hij wel eens met de deuren heeft gesmeten.
Plechtig klinkt in alle talen wat Hij heeft gezegd,
maar ik zoek gewoon de man van Nazareth.”
Je herkent Toon Hermans in deze tekst onmiddellijk.
De man die met zoveel mensenkennis en milde humor, maar ook met zoveel genegenheid voor mensen, op de alleraardigste manier zo graag de vijf minuten met ons ging.

DIEPER
Maar we lezen het stukje toch ook met gemengde gevoelens.
Want enerzijds herkennen wij het wel. Die nieuwsgierigheid naar allerlei anekdoten en eigenaardigheden van bekende mensen is ons zeker niet vreemd.
Heel de roddelpers leeft daarvan.
Maar tezelfdertijd weten wij ook dat die “interessante weetjes” ons niets essentieels leren over de persoonlijkheid van zo’n figuren.
Dat Hitler verzot was op roomtaartjes zegt ons niets over wie hij werkelijk was en wat hij voor de mensen betekend heeft.
En zo is dat ook met Jezus.
Het is normaal dat ieder van ons zich al eens afgevraagd heeft hoe Jezus was als kind en als jongere. Want daar vertellen de evangelies ons niets over.
Was Hij een haantje de voorste op elk gebied? Ravotte Hij graag met zijn kameraden? Keek Hij ondertussen ook wel naar de meisjes?
Het zijn inderdaad allemaal interessante weetjes, maar ze raken nergens de essentie.
Bij de vraag: “Wie is Jezus?” gaat het over: wat heeft Hij gezegd en wat heeft Hij gedaan dat Hij zoveel betekend heeft en nog altijd zoveel betekent voor zovele mensen?
Wie is Hij eigenlijk?

ARIUS
Is Jezus een ontzagwekkend groot man, een onvergelijkbare profeet, een lichtbaken, een vuurtoren voor de mensheid, één van de grootste of misschien wel de grootste mens die ooit geleefd heeft?
Of is Hij meer, is Hij wie Hijzelf zegt te zijn: een mens in wie God zelf zich aan ons laat kennen. Een mens in wie God onder ons zichtbaar werd.
Of zoals Hij het zelf zegt: “Wie mij ziet, ziet de Vader”.
En dat is iets heel anders dan een groot profeet of filosoof.
Ik denk dat we hier echt terug een keuze moeten maken.
Veel wijst erop dat nogal wat christenen geruisloos terug Arianen geworden zijn.
De Arianen ontkennen de goddelijke natuur van Christus en in de laat-romeinse tijd vormden ze in vele landen de meerderheid onder de christenen. Het was dus een serieuze beweging.
Maar uiteindelijk moet je het Arianisme loslaten als je Jezus echt wil volgen in je leven. En wel om heel menselijke redenen.
Je kan gewoon niet je hele leven in dienst stellen van en laten leiden door een mens die 2000 jaar geleden stierf en die, omdat Hij mens was, zich kon vergissen in wat Hij zei en wat Hij deed.

RELATIE
Als we dat wel deden waren we als kerk niet het Lichaam van Christus op aarde, maar een sekte, blinde volgelingen van een soort goeroe.
En dan kan je ook niets doen met wat mijn persoonlijke, en in mijn preken steeds terugkerende, mantra geworden is: dat christelijk geloof in onze tijd alleen maar kan standhouden als je werkt aan een persoonlijke relatie met Jezus.
Een Jezus die je ook echt ervaart in je leven. En dat kan niet als je Hem alleen maar kent als een mens die 2000 jaar geleden heeft geleefd.

Teksten verklaren, niet “vervangen”
ma 31 juli '23

Zondag 15 januari 2023, 2de zondag door het jaar (jaar A)

De nieuwjaarsperiode is de tijd bij uitstek om goede voornemens te maken.
Om dingen die we wat verwaarloosden terug meer aandacht te schenken.
Om wat afgezwakt is terug op koers te brengen en op zoek te gaan naar wat verloren ging en nu gemist wordt.
Toegepast op het geloof, denk ik dat we in onze tijd terug meer aandacht moeten besteden aan het verantwoordelijk en zorgzaam omgaan met de geloofstaal. Geloofstaal, de taal waarin het geloof wordt uitgedrukt, is een aparte taal. Een evocerende taal, een taal die een werkelijkheid probeert op te roepen die niet in de gewone taal te vatten is. Het is een andere taal dan de koel beschrijvende taal van de wetenschap. De taal van het geloof kan je nog het best vergelijken met de taal van de poëzie. Ze is niet exact beschrijvend zoals de taal van de fysica bijvoorbeeld dat wel is. Maar ze beschrijft een werkelijkheid die je niet met de woorden van de fysica en wiskunde kan duidelijk maken. Wanneer een jongen tegen zijn meisje (of een meisje tegen haar jongen) zegt: ik zou je wel kunnen opeten, dan is het voor iedereen duidelijk dat daar geen neiging tot kannibalisme moet achter gezocht worden.
Maar het is wel goed dat ze die wonderlijke taal ter beschikking hebben. Want, wat die twee voor elkaar voelen, gaan uitleggen in termen van chemische reacties zou compleet bespottelijk zijn.

Onderschatten
Geloofstaal heeft dus, net als poëzie, haar eigen onvervangbare reden van bestaan. Het is goed dat ze verklaard en uitgelegd wordt aan mensen die er niet mee vertrouwd zijn. Maar helemaal verkeerd is elke poging om de geloofstaal te vervangen door de vlakke taal van het gewone leven.
Omdat geloofstaal uitdrukking geeft aan een werkelijkheid die wel sterk aangevoeld en vermoed wordt, maar niet in “1+1=2” kan uitgedrukt worden.
In de meeste gevallen echter moet er ook niet echt veel “verklaard” en uitgelegd worden.
Wanneer in de geloofsbelijdenis bijvoorbeeld staat dat “Jezus zit aan de rechterhand van de Vader”, dan moeten wij ook heel gewone mensen niet te veel onderschatten. Ook mensen die geen diploma theologie op zak hebben, maken zich daarbij geen voorstelling van twee grote stoelen boven de wolken, met op de ene stoel. . . Kerkmensen, die dergelijke voorstellingen altijd willen “ontmythologiseren” onderschatten meestal schromelijk het gezond verstand van hun toehoorders.

Vervangen
En zo kom ik bij een nogal delicaat punt.
Het is de laatste jaren een beetje mode geworden om eeuwenoude teksten zogenaamd dichter bij de mensen van vandaag te brengen. En dat gebeurt dan soms door hele zinnen weg te laten en nieuwe toe te voegen, soms zelfs door hele stukken tekst te vervangen door een eigen tekst. Waardoor heel vaak de betekenis van het stuk verandert. En dat kan toch niet de bedoeling zijn? Of toch?
Want dan zit je onder het mom van christelijk geloof een eigen brouwsel, waarin vooral de huidige tijdsgeest doorklinkt, te verkondigen.
Een voorbeeld. Soms vragen ouders om zelf de teksten klaar te maken voor het doopsel van hun kind. Daarbij gebruiken ze ook bijna altijd boekjes die in omloop zijn van andere dopen en die hen onmiddellijk aanspreken. Niet omdat ze zo christelijk zijn, maar omdat ze dat juist niet zijn. Omdat ze helemaal de huidige materialistische, individualistische tijdsgeest ademen.
Typisch is bijvoorbeeld de belofte van de ouders dat ze er zullen over waken dat hun kind zal worden wat het wil. Je kan daar op zich natuurlijk niet echt iets tegen hebben, maar typisch christelijk is het alleszins niet. Typisch christelijk in het engagement van de ouders is: erover waken dat je kind uitgroeit tot een liefdevolle mens, die gelukkig wordt in het goed zijn voor anderen. En die daarbij de hulp van God vragen om hun taak goed te volbrengen.

Heidens
Wij moeten bij die dingen echt met meer zorg omgaan. En voorkomen dat wij zelfs tot in het hart van het geloof, tot in de sacramenten toe, een taal gebruiken die meer de taal van de media is dan de taal van het geloof.
Meer de taal van het hedendaags heidendom dan die van het christendom.
Ik lees soms, ook op blaadjes in een kerk, zogenaamde “geloofsbelijdenissen” waarin de woorden “God” en “Jezus” niet eens in voorkomen. Teksten die alleen maar vol staan met “ik zal dit” en “wij zullen dat”, . . . Dat is heel mooi.
Maar dat is geen geloofsbelijdenis.
Wij moeten daar echt beter op letten. Het is bovendien, meen ik, een typisch Europees verschijnsel, dat de eenheid met de Wereldkerk verbreekt.
Als er woorden zijn die de hedendaagse mens niet meer begrijpt, dan moeten die uitgelegd worden, niet geschrapt en vervangen door iets van derde persing.
Zeker nu ook mensen met 5 diploma’s op zak vaak nog heel weinig kennis van het geloof bezitten, mogen wij ze niet met een kluitje in het riet sturen.
Tenslotte gaat het om het christelijk geloof, een hoofdpijler van onze beschaving. En voor gelovigen een uiterst belangrijk gegeven in hun leven.
Je kan daar niet zomaar een potje van maken.

Het kindje in de kribbe
zo 30 juli '23

Zaterdag 24/zondag 25 december 2022, Kerstmis (jaar A)

Sinds de dageraad van de mensheid beseffen wij van als wij geboren worden, dat wij niet alleen zijn. Dat er iets is dat ons overstijgt.
En van in het begin wordt datgene wat ons overstijgt geassocieerd met macht en majesteit. Het kan om God gaan of de goden, of de wetten en gewoonten van de stam, een manier van leven. Maar we ervaren het als iets absoluuts.
Je moet er goed mee staan, je leven, je gezondheid, je geluk, je eigen macht en majesteit zou je kunnen zeggen, hangen ervan af.
En het is blijkbaar ook iets dat je anderen mag opdringen. Omdat het de waarheid is, boven alles verheven is, omdat het goddelijk is.
En dat hebben mensen dan ook altijd driftig gedaan: hun eigen manier van leven, hun eigen overtuigingen en leefgewoonten, hun eigen waarheden, zelfs hun eigen manier om kunst en wetenschap te beoefenen, opgedrongen aan anderen.
Heel vaak ook met geweld.

MYTHE
Dat het geloof in iets dat ons overstijgt, het geloof in God, van dat geweld de oorzaak is, blijkt niets meer dan een hardnekkige mythe te zijn.
Geloof, seculier of religieus, maakt niet uit, is altijd alleen maar een excuus als wij met onze eigen macht en glorie bezig zijn.
De atheïstische oorlogsbazen van de 20ste eeuw en van onze tijd bleken nog oneindig veel tirannieker en meedogenlozer dan hun gekroonde en gemijterde voorgangers.
Welk een verademing betekent het dan, het kerstverhaal te mogen lezen.
Een engel die aan herders vertelt dat hij een vreugdevolle boodschap voor hen heeft. Speciaal voor mensen zoals zij, verschoppelingen, mensen in de kou.
Voor hen is een redder geboren. En ze zullen hem vinden in een stal, als een kind dan nog: even weerloos, ongeteld en voortdurend bedreigd als zijzelf.

ASSISI
God blijkt de totaal-Andere te zijn. Wanneer Hij uiteindelijk uit de wereld van de mythen treedt en zich aan ons laat kennen in een mens, zakt onze macht-en-majesteitfantasie helemaal in mekaar.
Maar. . . toch kunnen we het niet laten.
Ter ere van het kind dat geen bedje had, maar geboren werd in een voederbak voor dieren hebben wij later schitterende kathedralen gebouwd in glas en marmer en goud.
Ik moet nu denken aan Assisi. De catechisten van zone Glabbeek—Franciscus is hun patroonheilige—gaan dit jaar op bedevaart naar Assisi.
In Assisi staat nog altijd het aandoenlijk-armzalige kapelletje van Franciscus.
En wat hebben wij ermee gedaan? Ter ere van Franciscus, “Il Poverello”, Gods kleine arme? Wij hebben een beetje gegeneerd en tegen de goesting, dat kapelletje laten staan. Maar we hebben er een enorme marmeren basiliek overheen gebouwd. We kunnen het niet laten. . .
God moet majestueus en machtig zijn. Omdat dat dan ook op ons afstraalt.

KLIK
Maar dat is niet wat het evangelie ons vertelt.
God is de gans-Andere. Wij zullen Hem nooit helemaal kunnen vatten.
Maar wij weten nu tenminste hoe wij Hem kunnen eren en beminnen.
En dat is de Blijde Boodschap waar de engel het over heeft: de zekerheid dat wij nu weten hoe wij Hem in waarheid kunnen dienen.
En hoe daardoor, Hij die wij niet kunnen kennen, toch binnen ons bereik komt.
Wij weten wat Hij wil. Sinds Jezus weten wij dat niet een of andere ambtsdrager, maar de weerloze en kwetsbare mens, de vertegenwoordiger van God is in onze wereld.
En dat wij God dienen in het ons ontfermen over de eenzame, de gekwetste, de arme, de gemeden mens. En het is niet eens veel, wat het kind in de kribbe van ons vraagt: wat eten en drinken, een dak, wat aandacht en tederheid.
Het vraagt wat bijna iedere mens kan geven.

KERN
En het mooie is dat wij dat eigenlijk in het diepste van ons hart ook willen.
Alleen dáár zitten we bij het echte, bij de waarheid over ons leven.
God is een ander woord voor wat absoluut is in ons leven. En dat is liefde.
De goden van zilver en van goud zijn ons aangepraat. En het alleen maar zorgen voor jezelf leidt nergens naar.
Alleen liefde geeft zin en volheid aan ons leven.
Wat het kind van Bethlehem ons leerde, valt helemaal samen met wat wijzelf ten diepste weten.

Ontvankelijkheid en aanvaarding
zo 30 juli '23

Zondag 18 december 2022, 4de zondag van de Advent (jaar A)

De eerste lezing confronteert ons met de -voor gelovigen- buitengewoon belangrijke kwestie of je God om een teken mag vragen.
Volgens Jesaja blijkbaar wel. Sterker nog, volgens hem ergert koning Achaz God door dat juist niet te doen. Door Hem niet om een teken te vragen.
Toen ik jong was kregen wij nochtans het tegenovergestelde te horen. Je moest geloven, zonder te verlangen naar bewijzen, naar tekens of mirakelen.
En men verwees dan naar de bekoringen in de woestijn. Waar de duivel aan Jezus voorstelde: gooi je van boven op een hoog gebouw naar beneden.
En als God echt van je houdt zal Hij engelen sturen om je op te vangen en je val te breken.

SERIEUS BLIJVEN
Men noemde dat in de catechismus: vermetel vertrouwen. En wij begrepen onmiddellijk dat dit “vermetel vertrouwen” niet ver afstond van helemaal geschift.
Oké. Maar wie heeft er nu gelijk, de ouwe catechismus of Jesaja?
Ik denk allebei. Alles hangt af van waarom je om een teken vraagt.
Omdat “tekens” niet om de haverklap gegeven worden, kan je er bijvoorbeeld om vragen wanneer je iets moeilijks en zwaars tegen de goesting zou moeten doen. Bij het afleren van een slechte gewoonte of een verslaving. Je eet of drinkt te veel bijvoorbeeld. Je kan dan zeggen: geef mij een teken dat ik moet stoppen. Wanneer het teken dan uitblijft, kan je dus rustig verder doen. Denk niet te vlug: dit is toch té kinderachtig. Jazeker. Maar ook in godsdienstige kwesties kan de menselijke psyche bijzonder creatief uit de hoek komen.
Persoonlijk denk ik dat wij wel degelijk om een teken mogen vragen.
En dat wij wel degelijk bepaalde voorvallen of situaties als een teken van God mogen zien.

RELATIE
Ik ben daarvan overtuigd omdat het in onze tijd meer dan ooit belangrijk is om een persoonlijke binding met God te hebben.
Je gelooft niet meer automatisch omdat je ouders geloven.
Maar ook niet omdat de Kerk het zegt of de Bijbel. En ook niet omdat je het getuigenis van echte gelovigen hoort of sterke boeken leest. Al die zaken zijn heel belangrijk om je geloof te bevestigen. Maar als je niet gelooft of door diepe twijfels geplaagd wordt, trekken ze je niet over de streep.
Het enige wat je in onze tijd tot echt geloof brengt of je bestaand geloof levend maakt, is het ontwikkelen van een echte relatie met God. Door, via gebed en door aandachtig in het leven staan, God een vertrouwde werkelijkheid in je bestaan te laten worden.
Je moet dan niet meer om een teken vragen. Je merkt ze overal zonder ook maar in het minst neurastheniek-gelovig te worden en je voortdurend van alles te gaan inbeelden.
Neen, je hebt dan een rustig, volwassen geloof waarbij je vertrouwd bent met de aanwezigheid van God. Zowel in zijn zwijgen als in zijn spreken.

SINT-JOZEF
Tot slot zou ik, in de aanloop naar Kerstmis, toch ook graag nog iets willen zeggen over Sint-Jozef. Jozef die er in de kerststal toch een beetje verwaaid bijstaat, zo’n beetje als het vijfde wiel aan de wagen.
Alles draait rond het kind en zijn moeder. Maria is het absolute toonbeeld van volledige beschikbaarheid. En ze wordt daar de eeuwen door voor geprezen.
Maar eigenlijk is Jozef dat niet minder. En is hij, evenals Onze-Lieve-Vrouw, een rolmodel. Maar dan voor mannen.
En dan natuurlijk niet in zijn maagdelijkheid, maar in zijn totale beschikbaarheid voor God en voor de mensen. Het is allemaal nochtans niet erg logisch.
Maria, een eenvoudig en totaal machteloos meisje, gelooft in de mogelijkheid dat God zich door haar manifesteert. Wat toch niet vanzelfsprekend lijkt.
En Jozef, een man, iemand die gelooft in daden en in zijn eigen kracht, aanvaardt wat hem vanwege God gezegd wordt. Dat het kind niet van hem is.
Hij aanvaardt dat. En hij aanvaardt het kind tot in zijn onderbewuste toe, tot in zijn slaap.
Hij weet dat men nooit de kinderen heeft waarvan men gedroomd heeft, en hij aanvaardt het. Hij stemt erin toe het kind te beschermen, het te begeleiden, het te onderrichten, het zijn vak als man te leren zonder zijn rivaal te zijn (Françoise Dolto). Hij leert ons, met andere woorden, onze kinderen onvoorwaardelijk te aanvaarden i.p.v. ze eindeloos te berispen.
Hij leert ons ontvankelijkheid en aanvaarding.
Zijn verhaal gaat veel dieper dan de flauwe mopjes over zijn huwelijksstatus laten vermoeden.
Jozef hoort helemaal thuis bij het hoge gezelschap in de kerststal.
Hij is, meer dan wie ook, één van hen.

Leve het loket
zo 30 juli '23

Zondag 11 december 2022, 3de zondag van de Advent (jaar A)

Ik ga even een stukje van het evangelie opnieuw hernemen.
Johannes hoort in de gevangenis over Jezus en hij wil dat zijn leerlingen informeren of hij de langverwachte Messias is. Jezus antwoordt hun: “Vertel Johannes gewoon wat je hoort en ziet. Blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen. Doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd”. M.a.w. Jezus bracht mensen die er op een of andere manier niet meer bij hoorden terug bij elkaar. Hij verbond mensen met elkaar. Tegenwoordig zouden we zeggen: Hij bouwde bruggen i.p.v. muren.
Jezus deed natuurlijk nog veel meer. Hij nam angst weg bij mensen, Hij leerde ons wie God werkelijk is. De opsomming die Hij hier zelf geeft, was dus niet volledig. Maar wel zeer relevant, als je weet voor wie ze bestemd was.
Johannes was immers een typisch oudtestamentische figuur, een beetje verdwaald in het Nieuwe Testament. Johannes was een erg excentrieke verschijning, die de mensen uitschold om hun zonden en hen bedreigde met allerlei straffen.

Mensen verbinden
Jezus daarentegen is de incarnatie van Gods liefde voor de mensen.
En zijn eerste bekommernis ging altijd uit naar de verkommerden, de uitgestotenen, de mensen in de kou. Hij deed dus precies het tegenovergestelde van Johannes. In plaats van mensen te verketteren en af te wijzen bracht hij hen terug samen.
M.a.w. wat tegenwoordig een echt modewoord geworden is: mensen verbinden, dat deed Jezus 2000 jaar geleden, zoals niemand anders dat ooit gedaan heeft.
En het leert ons onmiddellijk ook waar zijn volgelingen, waar wij christenen, zouden moeten in uitblinken: in het afbreken van scheidingsmuren en het samenbrengen van mensen. En laat dát in onze tijd meer nodig zijn dan ooit.
Want, als ik daarnet zei dat “mensen verbinden” een modewoord geworden is dat je voortdurend overal tegenkomt, dan wijst dat er juist op dat er in onze tijd grote nood aan is.

Elkaar groeten
Onze gemeenschappen, ook onze aloude dorpsgemeenschappen brokkelen af. Zo erg zelfs, dat je je afvraagt of ze niet gewoon aan het verdwijnen zijn. Zodat we straks alleen nog zitten met individuen die wonen in een bepaalde buurt of dorp, maar die geen enkel organisch verband meer vormen. Die alleen nog, sporadisch en tijdelijk, contact hebben met elkaar als hun dat goed uitkomt.
Je kan dan natuurlijk de grote woorden bovenhalen en het uitgebreid hebben over materialisme en carrièrisme en egocentrisme maar al dat gepreek en de boeken en de praatprogramma’s daarover, het haalt blijkbaar allemaal niets uit. De vervreemding van de mensen rondom ons neemt alleen maar toe.
Als wij nu eens onze kinderen terug zouden leren om de mensen die ze op straat tegenkomen te groeten. Meer moet dat voorlopig niet zijn. Maar dat zou een enorm effect hebben als mensen elkaar terug meer zouden groeten.
Ook als ze elkaar niet kennen.

Verwerpelijk
Als onze samenleving in één bedje ziek is, dan is het wel hierin: dat wij altijd maar meer en meer naast elkaar door leven. En als wij als christenen op maatschappelijk vlak ons voor iets moeten inzetten, dan is het wel dat wij terug meer verbonden leven, dat zo weinig mogelijk mensen zich uitgesloten voelen.
Je weet dat de adventsactie van Welzijnszorg zich dit jaar helemaal toespitst op het ingaan tegen digitale uitsluiting. Een raar woord, maar het gaat om iets heel concreets, iets heel reëels, iets heel verwerpelijks.
Het gaat over het feit dat onze leefwereld heel sterk digitaal wordt, dat je voor je inkopen, je bankverrichtingen, je pensioen, de zorg die je krijgt, eigenlijk gewoon alles, steeds meer moet werken met computer, smartphone, apps en wat weet ik al meer. En dat heel veel mensen niet meer meekunnen.
Natuurlijk is het wel zo dat al die technologieën bedoeld zijn om het leven gemakkelijker te maken. Maar als je -om welke reden ook- niet meekan (al was het maar omdat je het allemaal niet kan betalen), dan bewerkt de digitalisering dat een groot aantal mensen gewoon worden buitengesloten.
Dan komt er een nog grotere ongelijkheid in onze maatschappij.
Dan ontstaat er meer en meer een nieuwe klasse van “armen”: mensen die aan de kant zitten omdat ze niet meer meekunnen.

Actie
En daarom wil Welzijnszorg dit jaar deze reële bedreiging aankaarten en ook actie ondernemen. En één van de voornaamste oogmerken is de verschillende instanties, bedrijven, zorgverleners enz. te overtuigen om, naast de digitale wegen, ook nog een opening te laten voor mensen die—om welke reden dan ook—niet meekunnen. Dat een mogelijkheid overblijft om hun zaken per brief, per telefoon of via een loket te regelen.
In een wereld waarin de verbondenheid sterk achteruitgaat, moeten wij kost wat kost voorkomen dat er nog een nieuwe klasse van uitgestotenen bijkomt.

Pagina's