Nieuws uit de parochie

Effeta: Ga open
ma 10 september '18

Zondag 9 september 2018 – 23ste zondag door het jaar (jaar B)

Het leven is iets dat ons overkomt. Op een gegeven moment worden wij in het leven gegooid en dat naakte feit hebben wij in ieder geval niet aan onszelf te danken. Wij hebben er niet zelf voor gekozen, het overkomt ons. En zo zijn er vele, heel belangrijke dingen in ons leven waar wij geen enkele zeggenschap over hebben, waarin wij op geen enkele manier kunnen kiezen. Wij bepalen niet het tijdstip van onze geboorte, niet wie onze ouders zijn, niet de omgeving, niet het milieu en niet de opvoeding die we zullen krijgen. Wij beslissen niet over de genen, de mogelijkheden en de gebreken waarmee we geboren worden.
En zelfs in de belangrijke levenskeuzen die we later zullen maken, blijken allerlei factoren mee te spelen die weinig te maken hebben met autonomie.

Illusie
En die autonomie, die zelfbeschikking staat nochtans hoog aangeschreven in onze samenleving. Wij geloven heel sterk in de maakbaarheid van het leven.
Wij geloven niet alleen dat wij het recht hebben om over ons eigen lot te beschikken, maar wij menen dat wij ook inderdaad schepper zijn van ons eigen geluk of ongeluk. Op zich is dit een positieve en vruchtbare gedachte: ze bevrijdt ons van passiviteit en berusting en ze roept ons op om ons leven in handen te nemen, om creatief te zijn en iets te doen met de mogelijkheden die ons gegeven zijn. Maar die nadruk op onze mogelijkheden vertelt slechts het halve verhaal. “Op menig terrein”, zegt de jonge schrijver Alain Verheij, “is persoonlijke keuzevrijheid een illusie” (Alain Verheij in “God en Ik”, uitgeverij Atlas Contact).
En helemaal ontnuchterend wordt het natuurlijk als je kijkt naar het grotere plaatje, als je ziet wat er – volkomen buiten onze wil om – allemaal gebeurt in onze wereld: mooie, maar ook veel minder fraaie dingen.

Hoop
Daar gaat trouwens het Oude Testament over: over de rauwheid van het leven.
Over al de heerlijke maar ook de afschuwelijke dingen waar de mens toe in staat is, ook de afschuwelijke dingen die zomaar gebeuren, zonder dat iemand er kan aan doen. Wie denkt dat geloof een zoethoudertje is met mooie verhaaltjes om mensen in slaap te wiegen, die heeft duidelijk nog nooit in de Bijbel gelezen. Wat het Oude Testament met al die verhalen echter vooral beoogt is een bodem van hoop te leggen onder de barsheid van het bestaan.
Jesaja (eerste lezing) leefde in een tijd waarin er maar geen einde kwam aan de ellende van oorlog, pest en hongersnood. Jesaja biedt geen goedkope troost.
Wel hoop: ooit komt er een einde aan. Daarom nu nog niet. Maar ooit . . .
Geen pijnstiller dus, geen drug. Maar een bodem van hoop onder alle ellende.

Appel
En toen kwam Jezus.
En Jezus bevestigt heel sterk de geldigheid van die hoop. Voor Hem is God liefde, ook al begrijpen wij die liefde niet altijd en overkomen ons verschrikkelijke dingen. God is voor Jezus – de uitdrukking is van een Nederlandse protestantse dichter wiens naam ik vergeten ben – God is voor Hem “een bodem van ontferming”. Ik vind dat nog altijd een ongelooflijk mooie omschrijving: een bodem van ontferming. Wat je ook overkomt, hoe zwaar je het ook te verduren krijgt, uiteindelijk vangt Hij je op. Hoe akelig diep je ook valt, uiteindelijk val je altijd in zijn handen. Maar God is nog meer.
Voor Jezus is God vooral ook een oproep, een appel, een zweepslag om op te staan, om iets te doen, om de uitdagingen aan te gaan.

Effeta
De God van Jezus gaat radicaal in tegen de passiviteit en de berusting die zich nogal eens durft hechten aan religies. De God van Jezus is één gigantische schreeuw om zelf te leven en anderen tot leven te brengen. Het geloof in Jezus is pas echt als het leven in je leven brengt, als je er door ontbolsterd en bevrijd wordt. En als je er door opgezweept wordt om ook andere mensen te verlossen van welke vorm van slavernij dan ook. Als het je ertoe brengt om de gehechtheid aan jezelf van je af te zetten en open te komen voor de vraag in het gelaat van de ander. “Effeta”, zegt Jezus voortdurend tegen ieder van ons. Ga open, leef, durf jezelf te geven. Vind je geluk, niet in het voortdurend zoeken van jezelf maar juist in het loslaten van jezelf en in open te komen voor anderen. Ga open.

Levende Heer
Maar ook hier weer dat heel bijzondere van Jezus. Heel belangrijk vooral in een tijd als de onze, waar men het christendom wil verengen tot een kwestie van waarden en normen. Jezus is GEEN moralist en GEEN filosoof. Jezus is de levende Heer. Hij zegt niet alleen: “Ga open”. Hij belooft ook: als je het durft, ben ik bij je en zal ik je steunen. En je zal ook wéten dat ik bij je ben.
Ik ben echt wel meer dan een historische figuur, een profeet uit het verleden.
Ik ben de Verrezen Man van Nazareth. Tegen ieder van ons zegt Hij, ook in 2018: “Ga open, durf te leven zoals ik dat van je vraag, en je zal ervaren dat ik er ben. En met je meega. Effeta”. Durf open te gaan.

De binnenkant van de wet
wo 05 september '18

Zondag 2 september 2018 – 22ste zondag door het jaar (jaar B)

De centrale gedachte in het joodse geloof is de verbondsgedachte: het verbond tussen God en Israël. God zal zorg dragen voor zijn volk, maar het volk moet zich dan ook strikt houden aan de voorschriften van de Thora.
Het tot in de kleinste details naleven van niet alleen de 10 geboden maar ook nog de meer dan 600 andere voorschriften, geboden en verboden, was voor de joden ook een middel om hun eigen identiteit te benadrukken.
Militair en economisch betekende Israël niet veel, vergeleken met de omringende grote naties: Egypte, Babylon, Assyrië en Perzië. Wellicht hielp het rigoureus naleven van hun wetten hen ook om niet cultureel opgeslorpt te worden door andere volkeren. En heeft de opvallende kledij en haartooi van de orthodoxe joden ook vandaag nog dezelfde functie als 2000 en 3000 jaar geleden.

Pervertering
Het gevaar dat daarbij voortdurend op de loer ligt laat zich raden: het gevaar van wetticisme. Het gevaar dat men zich strikt houdt aan de letter van de wet en dat men de geest van de wet verwaarloost. Het gevaar dat je bijvoorbeeld wel zeer secuur alle reinigingsvoorschriften vóór het eten nakomt, maar geen moment meer stilstaat bij de gedachte dat je met “propere handen” in het leven moet staan en je niet met vuile zaakjes moet bezighouden.
Jezus kon absoluut niet overweg met wetticisme omdat dit een pervertering, een verwording is van iets dat op zichzelf goed is. Wetten, regels en reglementen zijn goed op zich, ze dienen het leven, maken het gewone leven zelfs mogelijk omdat ze de chaos tegengaan.

Tirannie
Zonder wetten krijg je automatisch het recht van de sterkste. Waar wetten onbestaande zijn of met de voeten worden getreden, worden kleinen en geringen altijd weggeduwd en onderdrukt door de sterken en de machtigen.
Een mooie illustratie van die gedachte vind je in de Verenigde Staten.
Bijna de hele Amerikaanse bevolking stamt af van mensen die in vorige eeuwen gevlucht zijn voor tirannie, wetteloosheid en onderdrukking. Afkeer voor tirannen en respect voor “Law en Order” zit de Amerikanen in het bloed. Vandaar dat in een doorsnee stad in dit toch wel zeer Bijbels gekleurde land, het meest imposante gebouw meestal niet de kerk maar het gerechtsgebouw is.
Wetten en regels beschermen mensen en maken het samenleven mogelijk.
Maar het gaat inderdaad om de geest van de wet, niet de letter. Ieder van ons kan zo uit de losse hand tientallen voorbeelden geven van situaties waarbij iemand iets doet wat totaal niet door de beugel kan en toch keurig binnen de lijntjes van de wet blijft.

Gebed
Vandaar dat Jezus zo scherp ingaat tegen wetticisme. Wellicht niet het minst omdat je het ook vaak tegenkomt in het godsdienstig leven.
Sinds vele jaren had ik de gewoonte aangenomen om mijn dagelijkse rozenkrans te bidden in de wagen. Dat feit alleen wees al een beetje in de richting van “niet te veel tijd verliezen”. Dat ik bovendien ook nog nooit tegen een boom ben aangereden bewijst dat ik toch nog altijd meer met de weg dan met het gebed bezig was. Ik ben daarmee dus gestopt en doe dat nu op een ander moment van de dag. Bovendien is het goed om extra zorg te besteden aan het spreken met God in je eigen woorden. Vijf of tien minuten met horten en stoten, stamelend of zelfs woordeloos, maar intens “bezig zijn” met God is veel belangrijker dan een uur gedachteloos en achteloos, geijkte gebeden opzeggen, de quota halen, het lijstje afwerken.
Een andere reden waarom het belangrijk is naar de binnenkant, naar de geest van de wet te kijken en ernaar te leven, is het feit dat je de formele wet ook kan gebruiken om er anderen mee om de oren te slaan. Je moet eens nagaan wat je eigenlijk beoogt als je termen gebruikt als “sorry, maar de wet is de wet” of “just is just” en “reglement is reglement”.
In ieder geval wil je daarmee niet het kameraadschappelijk samenleven bevorderen.

Haat
En dan is er tenslotte nog de meest zwaarwichtige reden waarom je meer moet letten op de geest dan op de letter van de wet. Leven naar de geest helpt het kwaad in jezelf in de kiem, van bij het begin, te bestrijden.
Als je razend op iemand bent moet je daar iets aan doen vooraleer je kwaadheid verziekt en blijvende haat wordt. Je mag dat niet onderschatten.
Iemand haten is willen dat die mens dood was, niets meer of niets minder.
Dat is echt geen boutade. Moesten wij leven in tijden van oorlog of revolutie, in een periode van wetteloosheid, dan zouden velen onder ons hier niet meer zitten, ze zouden zijn omgebracht. Zonder wetten eindigt haat in moord.
Iemand die Jezus wil volgen, zorgt ervoor dat er voor haat geen plaats is in zijn hart. En dat hij niet aan kwaad toekomt, niet uit schrik voor de wet en de straf maar omdat hij haat geen kans geeft om zich te ontwikkelen.
Als je iemand echt haat heb je in je hart die ander al vermoord.

Niets is wat het lijkt
ma 27 augustus '18

Zondag 26 augustus 2018 – 21ste zondag door het jaar (jaar B)

Het gebeurt niet vaak dat alle twee de lezingen van de zondag aanleiding kunnen geven tot serieuze misverstanden en discussies.
Laten we beginnen met het evangelie waarin Jezus zegt: “Als gij mijn vlees niet eet en mijn bloed niet drinkt, kunt gij het leven niet bezitten”. Velen van zijn volgelingen zijn zwaar gechoqueerd door die woorden. En terecht. De woorden doen denken aan heidense rituelen en aan mensenoffers, een gruwel die de Joden al sinds de tijd van Abraham achter zich gelaten hadden.
En toch gebruikt Jezus deze woorden. En dat kan alleen maar betekenen dat elke andere formulering een afzwakking zou zijn van wat Hij werkelijk bedoelt.

Sacrament
Wat Jezus ons zegt is dat als wij het echte leven willen bezitten, wij helemaal één moeten worden met Hem. Dat wij dus niet een bepaald moreel gedrag of deugdzame levensstijl moeten aannemen, maar dat wij zijn lichaam en zijn bloed, d.w.z. zijn hele persoon in ons moeten opnemen. Ons helemaal verenigen met Hem.
Vandaar het Sacrament: de mogelijkheid om tot die wonderlijke vereniging te komen met Jezus. Mij zal je dus zeker nooit horen zeggen dat de communie een “diep symbool” is. Het is oneindig veel meer. Wanneer wij de vaste wil hebben om, zoals Jezus, gebroken brood en wijn, leven gevend voedsel te worden voor mensen, en als wij daarom vereniging zoeken met Hem, komt Hij werkelijk onder ons. En hoe meer Hij deelneemt aan ons leven, hoe meer wij opgenomen worden in het zijne.
Als wij dat goed beleven, dan worden wij getuigen van een van de meest wonderlijke paradoxen van het christendom: hoe meer Christus deel wordt van ons leven, hoe meer onze eigen persoonlijkheid uit de verf komt. We moeten dus geen angst hebben dat onze persoonlijkheid in dat proces gaat weggedrukt of tekortgedaan worden.
Persoonlijkheid is niet iets dat diep in ons als een embryo verscholen ligt en tot ontwikkeling moet gebracht worden. Persoonlijkheid is iets dat pas echt tot bloei komt in contact met de Heer. Maar dat is natuurlijk een uitspraak die komt uit de geloofservaring. Een psycholoog zal je zoiets nooit horen zeggen. Het klinkt ook zo ongelooflijk, dat je het inderdaad eerst moet ervaren eer je het kan geloven. Maar dát bedoelt Jezus dus met “Wie mijn vlees eet . . .”

Pragmatisch
En dan is er nog een ander, zo mogelijk nog gevoeliger varkentje dat vandaag moet gewassen worden, namelijk de uitspraak van Paulus in de eerste lezing, waar hij zegt dat de man het hoofd is van het gezin. Dat de vrouw het gezag van de man moet aanvaarden. Om te beginnen dit: gemakshalve wordt nogal eens vergeten dat Paulus er ook bij zegt dat ze elkaars gezag moeten erkennen.
Maar vooral: hij zegt nadrukkelijk dat de man zijn vrouw moet liefhebben zoals Christus de Kerk heeft liefgehad, en zich voor haar heeft overgeleverd. Paulus zegt hier noch min noch meer dan dat de man zo moet liefhebben dat hij bereid is zijn leven te geven voor zijn vrouw.
Maar waarom sprak hij dan niet door, waarom ging hij niet verder?
We zijn hier getuigen van een stukje gezond verstand. Je mag het zelfs gerust noemen: het geniaal pragmatisme van Paulus en van de eerste christelijke leiders. Blijkbaar waren ze zich heel scherp bewust van het vuur dat ze in handen hadden, van de explosieve maatschappij-onderuithalende kracht die in het christendom verborgen zat. En dus besloten ze niet onnodig te bruuskeren, de structuren voorlopig gerust te laten, maar van binnenuit mens en maatschappij te vernieuwen.

Wijs
Enkele weken geleden zagen we dat nog i.v.m. de slavernij. De eerste christenen hebben bij de Romeinse senaat geen petities ingediend om de slavernij af te schaffen. De tijd was daar niet rijp voor en zijzelf waren dat wellicht ook niet. Maar ondertussen traden de slaven massaal toe tot de Kerk.
Want daar, in de gemeenschap van christenen, werden ze voor het eerst in de geschiedenis behandeld als mensen, als broeders.
En zo was dat ook met de positie van de vrouw. Paulus was geen stichter van Womens’ Lib Movement en Dolle Mina. Maar in een maatschappij waarin sinds mensenheugenis vrouwen als kind al werden uitgehuwelijkt of het om koopwaar ging, stelde hij de liefde als fundament van het verbond tussen man en vrouw.
Paulus liet dus de façade ongemoeid. Hij bezag de zaken praktisch.
Hij was een wijs man. Tenslotte moet in het gezin, zoals in elk verbond, iemand leiding nemen. Laat dat dan de man maar zijn, zoals dat al altijd zo geweest is. Maar vanaf dan is er het gebod van de liefde als fundament. En zal de man zelfs zijn leven moeten geven voor zijn vrouw.

Ontwikkelingen
Latere eeuwen hebben bewezen dat het pragmatisme van Paulus de explosieve, revolutionaire kracht van het christendom intact heeft gelaten.
En dat die bleef doorwerken, zelfs in stromingen die ingingen tegen een bij tijden vastgeroeste Kerk.
Zoals ook God zelf trouwens zich steeds verder openbaart in de tijd, naarmate onze kennis toeneemt. Zo ook het christendom dat blijft doorwerken, zelfs in een opnieuw heidens wordende wereld.
Want hoe opgewonden wij ook wijzen naar Galilei en naar Darwin, naar de Verlichting en naar het marxisme, naar het verschijnen van de rechtstaat en het democratische denken, zelfs die wereldse ontwikkelingen hebben zich niet toevallig hier wel voorgedaan en niet bij de Azteken of in Indië of in Afrika.
Uiteindelijk heeft het allemaal te maken met de Man uit Nazareth.
Zonder Hem is het andere gewoon ondenkbaar.

Geloof: natuurlijk, nuttig en gezond
zo 19 augustus '18

Woensdag 15 augustus 2018 – Onze-Lieve-Vrouw Ten Hemelopneming (kerkelijk jaar B)

Sigmund Freud leefde in een tijd van strenge kerkelijke moraal en van burgerlijk fatsoen. Een tijd waarin de Victoriaanse preutsheid nog volop doorwerkte.
En een van zijn grootste ontdekkingen was het verband tussen het onderdrukken van seksuele gevoelens en allerlei ziekten, lichamelijk zowel als psychisch. Dat was toen. Freud stierf in 1939.
Op dit ogenblik hebben we mei ’68 gehad en de hele seksuele revolutie en komt extreme onderdrukking van erotische verlangens waarschijnlijk nog wel voor bij enkelingen, maar het is zeker geen maatschappelijk verschijnsel meer.
Tegelijk tekent zich nu een andere tendens af. Psychiater Van den Berg was de eerste die het nieuwe fenomeen benoemde: mensen die in toenemende mate ziek worden door de afwezigheid van God, het onderdrukken zelfs, van elke gedachte aan God.
Die visie had eerst heel weinig succes. Tot voor kort geloofde men immers bijna blindelings het atheïstische dogma dat religieuze overtuigingen en gevoelens aangepraat zijn. Dat religie door opvoeding en onderwijs de kinderen ingepompt wordt. Indoctrinatie dus. Maar het wordt steeds duidelijker dat die opvatting onzin is. Bepaalde beelden, voorstellingen en verhalen worden natuurlijk wel doorgegeven. Maar het religieus-zijn zelf wordt ons absoluut niet aangepraat.
Het besef dat we deel uitmaken van een groter geheel dat ons draagt en tegelijk ook helemaal overstijgt, dat besef zit diep in ons en hangt samen met ons menszijn. “Gij hebt ons geschapen naar U toe” zei Augustinus 1.600 jaar geleden, en elk nieuw onderzoek in onze tijd bevestigt zijn woorden: het religieuze zit in ons, het is van alle tijden en van alle culturen, het hangt helemaal vast aan ons menszijn.
Als er iets ons aangepraat wordt, dan is dat atheïsme.

Positief
Geloven doen we spontaan, het zit in onze natuur. Bovendien blijkt geloven ook heel gezond te zijn.
Elk wetenschappelijk gefundeerd onderzoek daaromtrent (en daar wordt heel veel onderzoek naar gedaan) wijst in dezelfde richting: mensen die geloven zijn doorgaans niet alleen gelukkiger maar hebben, statistisch bewezen, ook aanzienlijk minder last van een zeer groot aantal ziekten.
En daarbovenop wijzen onderzoeken uit dat gelovige en praktiserende mensen doorgaans ook maatschappelijk meer betrokken zijn en zich sociaal meer inzetten dan andere mensen.
Waarom zeg ik dat nu allemaal? Zeker niet om triomfalistisch te doen, want dat zou wel erg misplaatst zijn in deze tijd van bijna volledig wegdeemsteren van het geloof.
Maar opdat wij er ons meer bewust zouden van worden dat gelovigen zich niet moeten verantwoorden. De bewijslast ligt niet bij ons, wij hoeven niets te bewijzen. Religieus geloof is natuurlijk, het is algemeen menselijk, het gaat niet in tegen ons verstand, het is gezond voor de individuele mens en het werkt ook gunstig voor de gemeenschap.
Wie kan bewijzen dat ongeloof het beter doet, mag dat altijd proberen.
Je kan natuurlijk ook zeggen: Kerk en geloof hebben niet alleen veel goeds gedaan, zij waren soms ook oorzaak van veel ellende. Dat is juist. Maar mensen maken nu eenmaal misbruik van dingen die goed zijn op zich, zoals geloof, vaderlandsliefde, wetenschap en zelfs kunst.
Niet-gelovige mensen en instellingen doen dat trouwens evenzeer als gelovigen.
Maar hoe komt het dan dat de secularisering zo snel en zo grondig is gegaan? Toch niet omwille van de “argumenten” van het atheïsme, ook niet die van de zogenaamde “nieuwe atheïsten”, want die “argumenten” zijn zo oud als de straat en al honderd keer weerlegd. Ik denk, gewoon omdat ongeloof nu eenmaal beter past bij onze huidige welvaart en onze libertijnse levensstijl. Geloof wordt als je veel geld en kansen hebt iets hinderlijks, een pretbederver eigenlijk.

Onbehagen
En toch voelen velen zich in die huidige situatie steeds minder happy.
Zij missen iets.
Dat komt omdat wij, zoals gezegd, vanuit onze natuur gelovig zijn.
Maar ook om nog iets anders. Onze cultuur, ons denken en zelfs ons politiek handelen zijn helemaal doordrongen van het christelijk geloof.
Terwijl wij over dat christelijk geloof steeds minder weten. Wij kennen bijna alleen nog de aberraties ervan.
Veel tijdgenoten kennen bijvoorbeeld wel de onzin en de leugens die erover verkocht worden in de “Da Vinci code”. Maar wanneer zij voor een religieus schilderij van Da Vinci staan weten ze niet waar hij het over heeft. Het lijkt wel of onze navelstreng is doorgesneden.
Wij zijn ontheemden geworden, vreemden in eigen huis.
En daarom gaan er, juist vanuit ongelovige hoek, steeds meer stemmen op om terug meer ruimte te geven aan het christendom, maar dan een christendom zonder God.
Een soort cultureel christendom, een moreel christendom, een christendom van waarden. Een christendom van de onzin dus.
Want christendom is nu eenmaal niet verkrijgbaar zonder God.
Trouwens, dat soort christendom zonder God hebben we eigenlijk al.
Dat is precies wat we nu hebben in het Westen. Maar het is een lege doos.

Gewoon doen
Waarom het in godsnaam zo moeilijk maken?
Laten wij gewoon terug meer aandacht opbrengen voor God in ons leven en voor ons geloof. Er wat aan doen.
Niemand zal ontkennen dat een zekere secularisering nodig en nuttig was omdat het geloof, zeker in sommige landen, te drukkend en te bevoogdend aanwezig was. Maar die secularisatie is te ver doorgeschoten en is atheïsme geworden.
‘Overreacting’ is nooit goed. Nederland bijvoorbeeld, waar ze tot voor kort rondliepen met zwarte kousen tot onder hun kin, is een door-en-door atheïstisch land geworden. Wij mogen het zover niet laten komen.
Vooral ook omdat dat atheïsme, omwille van de hogergenoemde redenen, waarschijnlijk van voorbijgaande aard is.
En het is niet goed op een trein te springen die nergens naartoe rijdt.
Laten we het verdere afglijden tegengaan. En ons bewust opnieuw keren naar het geloof dat alles heeft om van ons bevrijde en gelukkige mensen te maken.
En laten we het ook terug doorgeven aan onze kinderen. Niet zozeer omdat dat onze plicht zou zijn, maar omdat onze kinderen daar recht op hebben in een wereld van vooral leegte en lawaai.

Wonderen
ma 13 augustus '18

Zondag 12 augustus 2018 – 19de zondag door het jaar (jaar B)

De vroegere pastoor van Roosbeek, Mr. Cleynen, had een oom die toen hij 90 was nog korte ritjes deed op z’n paard.
Maar ja, 90 is 90 en stilaan begon hij toch last te krijgen van allerlei kwaaltjes en ongemakken. Maar wanneer hij dan zijn huisarts daarover aansprak kreeg hij altijd weer hetzelfde te horen: het in de hedendaagse geneeskunde legendarisch geworden advies “daar moet ge leren mee leven”.
Waarop oompje dan telkens zijn vermanend vingertje naar boven haalde om op plechtige toon tegen de huisarts te zeggen: “Dokters zijn er tegenwoordig genoeg, maar geneesheren, dat is wat anders.”

Eigen kracht
Hoe sympathiek dit kranige oompje ook was, hij had toch niet helemaal gelijk. Immers, ook geneesheren genezen je niet echt, toch niet in de strikte zin van het woord. Anders zouden het wonderdoeners zijn.
En geneesmiddelen genezen je eigenlijk ook niet.
Ons lichaam bezit een geweldig vermogen om spontaan te herstellen, om wonden te genezen en ziekten te bevechten. Je ziet dat heel goed als je een kleine verwonding of een lichte aandoening opgelopen hebt.
Geef je lichaam de nodige tijd en het geneest zichzelf. Men noemt dat, met een groot woord, het regeneratievermogen van ons lichaam.
Soms echter zijn wij zo verzwakt of is de ziekte zo sterk dat het vermogen van ons lichaam om zichzelf te herstellen moet geholpen worden.
En dat is nu precies wat artsen en geneesmiddelen doen. Ze proberen dat oorspronkelijke vermogen om zichzelf te genezen te versterken of te activeren.

Teken
Iets gelijkaardigs vind je terug bij de meeste wonderen die in de Bijbel vermeld worden. Neem nu de wonderbare broodvermenigvuldiging.
Jezus zorgt niet voor een wondermiddel waardoor de honger van de mensen verdwijnt en ze nooit meer honger krijgen. En hij zorgt er ook niet voor dat geen enkele arme in Israël of in de hele wereld nooit nog tekort zou hebben. Jezus is geen tovenaar uit een fantasy reeks op tv. Jezus is een Icoon van God.
Zijn wonderen zijn altijd tekenen. Tekenen van de zorg van God voor zijn mensen.
Op een gegeven moment zijn enkele duizenden mensen hem, volgens het verhaal, al dagen aan het volgen en ze krijgen honger. Maar blijkbaar zijn er maar 5 broden beschikbaar. Het spreekt echter vanzelf dat de meesten van hen een goedgevulde zak met proviand bij hebben, anders waren ze allang terug naar huis. Wat Jezus hier via zijn woorden en via zijn uitstraling bereikt is dat iedereen begint te delen met iedereen. En ineens is er overvloed.
Als je weet hoe hebberig wij zijn en hoe wij normaal reageren, besef je dat dit wonder veel spectaculairder is dan welk toverkunstje ook.

Geloof
Maar zo’n wonder kan dus, als je maar echt gelooft. Geloven is het sleutelwoord.
En op de eerste plaats werkt geloof op het stimuleren van de kracht die in onszelf zit. Denk aan de geneeskunde. Telkens als wij een dip doormaken, neerslachtig zijn, heel veel verdriet hebben, geen uitkomst meer zien, gaat geloof ons helpen door de genezende kracht die in ons zit te mobiliseren en onze moeilijkheden te overwinnen.
Jezus zegt: geloof dat wat je vraagt, je al verkregen hebt – dat de oplossing bij manier van spreken al “onderweg is” – en je zal het verkrijgen.
Het is wat Mariah Carey en Whitney Houston in hun liedje “When you believe” zo prachtig onder woorden brengen.
Maar is gebedsverhoring dan het resultaat van een succesvol psychologisch trucje? Neen. Het gaat niet om trucs, gegoochel of magie.
Normaal zal God niet ingaan tegen zijn eigen schepping.
Niet tegen onze natuur, niet tegen ons verstand en niet tegen onze psychische mechanismen. Zelfs de meest opzienbarende genezingen – en regelmatig zijn daar meldingen van – gaan niet tegen de natuur in, gaan over duizelingwekkend versnelde natuurlijke processen.

Suggestie?
Maar de vraag blijft: gaat het dan toch niet om een psychologische truc die deze processen op gang zet?
Zoals bij het gebruik van placebo’s: het werkt, zolang je maar gelooft dat het water dat ze je inspuiten een wonderlijk geneesmiddel is. Het antwoord is andermaal neen. En wel om deze reden.
Het niet te ontkennen succes van placebo’s is gebaseerd op bedrog. Eens dat je dat door hebt werkt het niet meer. Bij religieus geloof is dat helemaal anders. Hoe vurig je ook gelooft, je krijgt bijna nooit wat je precies vraagt.
God staat duidelijk niet voortdurend klaar om jou op je wenken te bedienen.
Maar terwijl je financiële toestand verder achteruitgaat of je vrouw je toch definitief verlaat of een geliefd iemand toch doodgaat, ben je uit het hele proces toch sterker uitgekomen. Omdat je heel die tijd van beproeving hebt mogen ervaren dat God je draagt en van je houdt, je nooit zal laten vallen.
En dat geeft enorme kracht en een eigenaardig soort blijheid in al je miserie.
Je gaat ook meer zelf de handen uit de mouwen steken, je meer inzetten en minder vlug ontmoedigd zijn.
Misschien is dat wel het grootste mirakel van God: dat Hij ons krachtig helpt om zonder mirakelen toch ten volle te leven.
Waar het werkelijk om gaat is: het weten dat God je draagt, dat – wat je ook overkomt – je veilig bent in zijn hand.

Maar
Dit gezegd zijnde is het echter duidelijk dat je als christen ook openstaat voor miraculeuze zaken waarbij je verstand tilt slaat.
Wij kunnen niet anders. Immers, het centrale thema van ons geloof, de verrijzenis van Christus, is er zo al een.

Méér dan brood en spelen
ma 06 augustus '18

Zondag 5 augustus 2018 – 18de zondag door het jaar (jaar B)

Economie, dat is de bedrijvigheid die probeert ervoor te zorgen dat de behoeften van de mensen zo goed mogelijk bevredigd worden.
Dat is natuurlijk geen academische definitie, maar ik denk dat het daar wel ongeveer op neerkomt.
Je hebt natuurlijk soorten behoeften en daar zit ook een duidelijke gradatie in.
Je hebt bijvoorbeeld de basisbehoeften aan eten en drinken waar op de allereerste plaats aan moet voldaan worden.
Een staatsbestel dat heel veel zorg draagt voor het leger of de Schone Kunsten maar er niet in slaagt zijn bevolking van het nodige voedsel te voorzien krijgt binnen de kortste keren een revolutie op zijn dak.
Vandaar dat de Romeinse oorlogsvloot bijvoorbeeld, bijna uitsluitend diende om de zeeroverij te bestrijden en ervoor te zorgen dat het graan van Egypte ongehinderd in Rome geraakte.
Want daar moest een miljoenenbevolking rustig gehouden worden.

Amusement
De Romeinen hebben nog een tweede grote ontdekking gedaan op het gebied van de staatshuishoudkunde. Ik weet eigenlijk niet of ze het zelf uitgevonden hebben, maar ze hebben het in ieder geval als eersten op grote schaal en met groot succes toegepast: het inzicht namelijk, dat je als overheid niet alleen voor brood moet zorgen maar ook voor amusement. Je moet de mensen ook bezighouden. Het moet ook allemaal een beetje plezant zijn.
Misschien kan je dat “Brood en spelen” van de Romeinen naar onze tijd toe als volgt vertalen. De overheid moet er niet alleen voor zorgen dat er voldoende werkgelegenheid is. Ze moet ook de organisatie van muziekfestivals en sportevenementen promoten en nog duizend andere zaken meer, die moeten maken dat de mensen op een aangename manier hun vrije tijd kunnen invullen, hun geld laten rollen en daarmee ook de economie stimuleren.
Zodat er nieuw geld en nieuwe jobs gecreëerd worden en de mensen nog meer kansen krijgen om hun leven aangenaam in te richten.

Positief
Ik zeg dat met opzet omdat velen onze huidige consumptiemaatschappij – want daar hebben we het natuurlijk over – zien als de oorzaak van het materialisme en de morele oppervlakkigheid in onze samenleving.
Waarschijnlijk terecht. Maar je kan toch ook niet ontkennen dat diezelfde consumptiemaatschappij het leven ook veel gemakkelijker en ook aangenamer heeft gemaakt.
Bovendien gaat de vergelijking met het “Brood en spelen” van het antieke Rome ook niet helemaal meer op. De inspanningen van de huidige overheden hebben niet langer de uitsluitende bedoeling om de massa dom en rustig te houden en zo opstanden te voorkomen.
Onze huidige politieke partijen bijvoorbeeld hebben, hoezeer ook verschillend van visie en aanpak, allen de eerlijke bedoeling het leven van de burgers aangenamer en gelukkiger te maken.
Je kan ervan uitgaan dat ze het tenminste goed met ons voorhebben.
Nu de staat over gigantische middelen beschikt heeft hij zelfs een aantal verantwoordelijkheden overgenomen die eeuwenlang naar de Kerk werden doorgeschoven: de armenzorg, het onderwijs en de gezondheidszorg.
Eigenlijk worden wij – hoewel we nogal tegen het communisme zijn – door de staat gepamperd van de wieg tot aan het graf.
Er wordt niet alleen voorzien in onze primaire behoeften van eten en drinken, maar er wordt ook voorzien in middelen en mogelijkheden om aan al onze andere noden tegemoet te komen. Onze behoefte aan cultuur bijvoorbeeld, aan reizen, aan genot, aan ontwikkeling, carrière en succes.
Voor zowat elke nood zijn er voorzieningen opdat mensen die dat echt willen aan hun trekken kunnen komen.

Diepere honger
Maar wat moeten wij in godsnaam dan nog met Jezus?
Niets. Volslagen niets, indien Jezus alleen maar de verstrekker is van een aantal waarden en normen. Volslagen niets, indien Jezus alleen maar datgene is wat het godsdienstonderwijs er de laatste decennia van gemaakt heeft: de compleet impotente promotor van de “christelijke waarden”.
Maar dat is Jezus niet!
Jezus is diegene die ons zegt dat zelfs als onze hogergenoemde noden en behoeften volledig bevredigd worden, dat we dan nog onvoldaan achterblijven.
Omdat onze diepste behoefte van religieuze aard is.
“Gij hebt ons geschapen naar U toe”, zegt Augustinus. Onze diepste honger, of we ons daar bewust van zijn of niet, is onze honger naar God. “Hoe meer God uit onze maatschappij verdwijnt”, zegt de grote psychiater Vandenbergh, “hoe meer mensen ziek worden aan zijn afwezigheid. Zonder dat ze het beseffen”.
In de tijd van Freud waren velen psychisch ziek vanuit een verdrongen seksualiteit. In onze tijd zijn vele mensen ziek door het verdringen van God.
Modern onderzoek wijst uit dat religieus geloof aangeboren is en fundamenteel behoort bij ons menszijn. Je kan dat niet zomaar straffeloos verdringen.
“Ik ben het levende brood” zegt Jezus, “het brood van eeuwig leven”.
Echte levensvervulling is alleen te vinden als het verlangen naar God niet wordt weggeduwd.
En als je die God ook – af en toe – ervaart in je leven.
Een God die je draagt en van je houdt. En waarvan je weet dat Hij je nooit zal laten vallen, wat je ook overkomt.

Brusselse toestanden
ma 30 juli '18

Zondag 29 juli 2018 – 17de zondag door het jaar (jaar B)

Er is een tijd geweest dat iedereen, iedereen kende in een dorp. Er was dan wel het kleine ongemak dat iedereen ook meende alles te weten over iedereen, maar dat nam je er dan maar bij. Je moest wel. Want je kon er toch niets tegen beginnen. Radio Trottoir – dat was de Dag Allemaal van toen – zorgde ervoor dat de kennis op peil bleef. Het moest overigens niet allemaal waar zijn wat er gezegd werd. Als het maar plezant was om te vertellen. Minder leuk natuurlijk, die dorpse mentaliteit, als je er de dupe van was. Maar roddel en leedvermaak zijn nu eenmaal “ des mensen “ en ze vinden hun weg in elke samenlevingsvorm.

Gemeenschap
Veel belangrijker echter dan die mindere kantjes van het dorp van vroeger was het feit dat zo’n dorp veel meer was dan een plaatsnaam, veel meer dan een statistisch gegeven, veel meer dan een optelsom van allemaal individuen die toevallig onder de zelfde toren woonden. Zo een dorp was een organisch geheel. Het leefde omdat het een gemeenschap was. Dwz. de “ samenstellende delen”, de mensen kenden elkaar, ze hielpen elkaar en ze waren voor een stuk ook op elkaar aangewezen. Dat laatste is ook niet onbelangrijk omdat we de situatie realistisch moeten blijven bekijken. De mensen hielpen elkaar, niet zozeer vanuit idealistische motieven maar gewoon omdat ze elkaar nodig hadden. Voor de oorlog bestond het overgrote deel van de bevolking uit kleine boeren. En ik mocht als kleine boer nog zo hard werken als ik wilde, ik kon nooit de oogst binnenkrijgen zonder de hulp van andere boeren. En die andere boeren die kwamen mij uiteraard alleen maar helpen als ze wisten dat ze ook op mij konden rekenen als er bij hen overuren moesten gemaakt worden. De mensen hielpen elkaar voor een goed deel omdat ze op elkaar aangewezen waren, omdat ze elkaar wel moesten helpen.

Selectief
Het grote verschil met nu is dus niet dat de mensen vroeger idealistischer waren dan de mensen nu. Ze waren, door de omstandigheden alleen veel meer doordrongen van het besef dat ze elkaar nodig hadden, dat ze gewoon niet zonder elkaar konden. En het is precies dat besef van elkaar – nodig – te hebben dat vandaag zo goed als verdwenen is. Toch naar het dorp toe dat steeds meer een woon – en – slaap gemeenschap en steeds minder een leefgemeenschap geworden is. Want, hoezeer onze tijdgenoten ook overtuigd zijn van de maakbaarheid van het leven – en van de noodzaak om hun leven zelf in handen te nemen en uit te bouwen, ze weten heel goed dat ze daarbij hulp van andere nodig hebben. Maar die hulp wordt niet langer verwacht van de mensen die toevallig in hun omgeving wonen maar van vrienden en relaties die zorgvuldig worden uitgekozen. Ook de zogenaamde sociale media spelen daar een grote rol in. Men kiest heel bewust van wie men vriend wil zijn en van wie niet. Men stelt dus eigenlijk zijn eigen wereldje samen, een wereldje dat steeds minder een weerspiegeling is van de echte wereld. Met alle nare en zelfs onrustbarende gevolgen van dien. Maar dat is nog iets anders. Ons is het hier vandaag vooral te doen om het feit dat de dorpsgemeenschap, de straat en de buurt waar je woont bijna elke betekenis verloren heeft. Werken , zich ontspannen, sporten en uitgaan doen onze tijdgenoten in de stad. Slapen in het dorp. Mensen die nieuw komen wonen interesseren zich veel minder dan vroeger in hun buren. Maar hun buren interesseren zich ook steeds minder in hen, het verlies aan interesse is wederzijds. Bij de mensen die al heel hun leven in het dorp wonen overheerst bovendien de perceptie dat alle nieuwkomers jonge gezinnen zijn, fuifnummers of carrièremakers die niemand nodig hebben. Maar dat klopt niet. Onder de nieuwe inwoners zijn ook vaak oudere mensen, alleenstaanden, gescheidenen, zieke en gehandicapte mensen. En die worden bijna helemaal onzichtbaar, verdwijnen onder de radar. Wij kennen ze niet meer.

Vereenzaming
Langzaam maar zeker beginnen zich ook bij ons Brusselse toestanden voor te doen. De eerste gevallen zijn bekend van mensen die pas vele dagen na hun dood worden gevonden. Niemand die eens belt, niemand die eens op de deur gaat kloppen, geen enkel contact…. Dit is zó erg, zó beschamend…
Laten wij als christenen proberen daar iets aan te doen. Ik denk dat hier een bijzondere taak ligt voor Ziekenzorg: Niet alleen de “oude getrouwen” maar alle mensen van het dorp die eenzaam of hulpbehoevend zijn, in kaart brengen. Zodat we tenminste weten dat ze bestaan. Je kan jezelf natuurlijk niet opdringen. Als mensen je hulp niet willen, moet je dat uiteraard respecteren. Maar het kan niet dat wij, puur uit onwetendheid, kansen laten liggen om mensen die ons nodig hebben te helpen. Het kan gewoon niet dat in onze dorpen, mensen sterven in complete verlatenheid, als een hond, als een aangeschoten stuk wild…

Priesterloze Kerk?
vr 27 juli '18

Zondag 22 juli 2018 – 16de zondag door het jaar (jaar B)

Vanaf het prille begin – denk aan het verhaal van Kaïn en Abel – is de mens vaak een wolf voor de andere mensen gebleken. En van als hij zijn bestaan als eenzame jager opgaf en zich begon te organiseren kreeg je heersers en dienaars en deden uitbuiting en onderdrukking hun intrede in de menselijke geschiedenis. Mét de stadsstaten en koninkrijken verschenen wel de geschreven wetten en regels maar die bevestigden alleen maar de bestaande ongelijkheid tussen de mensen en hielden die ook in stand.
Oorlogen werden (en worden nog altijd) gevoerd, zogenaamd omwille van “hogere belangen”. In werkelijkheid gaat het altijd om strooptochten van mensen die in eigen land reeds alle macht en bezit in handen hebben en die daarbovenop nog meer macht en bezit in handen willen krijgen. Dat is het wezen van de oorlog, van elke oorlog. Machthebbers en bezitters sturen er op aan om hun macht en hun bezit te vergroten. En bezitloze kleine mensen geven er hun leven voor omdat ze daartoe verleid of gedwongen worden.

Wreedaardig
Natuurlijk waren en zijn niet alle heersers cynische tirannen. Maar macht corrumpeert. En niet weinigen onder hen begonnen aan hun taak vol goede voornemens maar mét de jaren en door de omstandigheden gedwongen (zoals dat dan heet), veranderde hun jeugdig idealisme stilaan in onverschilligheid, soms zelfs in pure mensenhaat. Bovendien, zelfs als zo’n heerser het goed meende, hij kon niet overal zelf aanwezig zijn. Hij moest zich in het bestuur laten bijstaan door gouverneurs, landvoogden en commandanten en vaak waren dát dan weer wreedaardige tirannen voor wie het leven van hun onderdanen geen enkele waarde had.
Herodes de Grote die bij de geboorte van Jezus in de naam van Rome over de Joden heerste was zo’n tiran. Als vrome Jood at hij nooit varkensvlees.
Maar ondertussen liet hij wel drie van zijn eigen zonen vermoorden.
Wat bij Keizer Augustus het commentaar ontlokte dat je maar beter het varken van Herodes kon zijn dan zijn zoon……

Kentering
Nu wil ik natuurlijk ook niet overdrijven. Er zullen ook altijd wel verantwoordelijken en heersers geweest zijn die vanuit een goede inborst tenminste probeerden mild en rechtvaardig te zijn t.a.v. hun onderdanen.
Maar wat is rechtvaardig als het recht helemaal in dienst staat van de heersers en mildheid steevast als zwakheid wordt gezien? Ik denk dat daar pas met het christendom een kentering in gekomen is. Voor echte structuurhervormingen was de tijd nog niet rijp. Slavernij werd b.v. niet formeel afgeschaft.
Maar het was wel zo dat in de christelijke gemeente de slaven voor het eerst in de geschiedenis behandeld werden als mensen. In de ogen van God waren ze immers evenveel waard als om het even welke patriciër. De oudste ledenlijsten van de Kerk die men in Korinthië terugvond bevatten bijna uitsluitend typische slavenmannen. Nooit eerder had iets of iemand hen het gevoel gegeven dat ze echte mensen waren. En in de Middeleeuwen werd je pas ridder geslagen en in de adel opgenomen als je plechtig beloofde armen, weduwen en wezen te beschermen. In de oudheid was zoiets bijna ondenkbaar.

Inspiratie
Het is duidelijk dat de visie van Jezus, dat leiding geven dienen is hier een grote rol heeft gespeeld. Onnoemelijk veel christelijke vorsten hebben hartstochtelijk gezondigd tegen dat christelijk principe. Maar evenveel hebben er zich door laten inspireren en werden precies daarom later zelfs heilig verklaard.
De Bijbelse gedachten dat iedere mens een beeld is van God, dat een echte leider een herder is en dat leiding geven dienen is, liggen aan de basis van heel de politieke ontwikkeling van het Westen. Onwijs is de mens die niet wil inzien dat ook de Verlichting en zelfs het Marxisme schatplichtig zijn aan dat Bijbelse denken. Binnen het christendom en dan meer bepaald binnen het katholicisme werd dat herder-zijn ondertussen meer en meer toegepast, niet op politici maar op priesters en bisschoppen.
Zij moesten de echte herders van het volk zijn.

En nu?
Maar wat doe je dan als er geen priesters meer zijn? In de rest van de wereld groeit het aantal priesters nog aan maar bij ons zijn er binnenkort gewoon geen priesters meer. Kan je dat oplossen met structuurhervormingen, met nieuwe raden en ploegen?
Neen! Kan je dat oplossen met eindeloos parochies aan mekaar te blijven plakken, waarbij de ouderwordende priester nog nauwelijks de namen van zijn parochies kent, laat staan de namen van zijn parochianen? Neen!
Zouden wij niet beter gewoon akte nemen van het feit dat jongeren in het Westen het celibaat er niet meer bij willen nemen. Kunnen wij ons niet beter – om te beginnen – focussen op gehuwde mannen die zich willen laten vormen tot diaken. Als tussenstap om stilaan te gaan naar een systeem dat in grote lijnen ook in de eerste Kerk bestond. Waarbij een herder in de geloofsgemeenschap spontaan komt bovendrijven en door iedereen ook erkend wordt als het “gezicht” van die gemeenschap. Later kan de Kerk dan zo iemand, na een ernstige vorming en met instemming van de gemeenschap, tot priester wijden. Ongeacht of het om een man of een vrouw gaat, gehuwd of ongehuwd.
Zou dat niet beter zijn dan het huidige lijdzaam wachten tot alles kapot is. . .?

Radicaal en kwetsbaar
di 17 juli '18

Zondag 15 juli 2018 – 15de zondag door het jaar (jaar B)

Het aanstekelijk vertrouwen van Jezus in het leven en in God lijkt soms in de buurt te komen van roekeloos onbekommerd-zijn, van datgene wat men in de klassieke theologie “vermetel vertrouwen” noemde. “Wees niet bezorgd om uw leven, om eten en drinken en kleding. Het leven is meer dan eten en drinken en het lichaam kostbaarder dan kleding. Kijk eens naar de vogels in de lucht, ze zaaien niet en maaien niet …” U kent deze beroemde passages. Evenals trouwens het zendingsverhaal van vandaag, waarin Jezus zijn leerlingen op pad stuurt met twee keer niks aan voorzorgsmaatregelen en voorzieningen. Ze moeten gewoon de wereld intrekken en de mensen het goede nieuws brengen, zonder zich zorgen te maken over wat ze zullen eten of drinken of wie hun onderdak zal geven. Het valt zeer goed te begrijpen dat in de jaren 70 dit de geliefkoosde Bijbelteksten waren van vele hippies, omdat Jezus hen hier zeer nabij kwam.

Nuchter
Maar wat moeten wij, overgeorganiseerde en beveiligde en verzekerde en bekommerde burgers in 2018 met dit soort uitspraken van Jezus? Je kan natuurlijk zo gegrepen zijn door het evangelische ideaal dat je, zoals Franciscus van Assisi, Jezus wil volgen in al zijn radicaliteit, al je schepen achter je verbrandt en de wereld intrekt zonder enig bezit, zonder een thuis, zonder vast werk, zonder enige zekerheid. Met alleen maar je geloof en je eindeloos vertrouwen in God. Maar dat kan toch alleen maar weggelegd zijn voor enkele uitzonderlijk begenadigde personen. We kunnen dat toch niet allemaal beginnen te doen. Ook tijdens het leven van Franciscus van Assisi en van Jezus zelf, moesten er huizen worden gebouwd en wegen aangelegd.
Moest het land worden ingezaaid en de oogst worden binnengehaald. Moest iedereen beginnen rondtrekken om te prediken, dan zou de maatschappij binnen de kortste keren herschapen zijn in een puinhoop. En dat kan toch niet de bedoeling van Jezus geweest zijn.

Liefde
Maar wat betekenen zijn woorden dan voor gewone burgers zoals wij, die proberen een redelijk en geregeld leven uit te bouwen voor onszelf en tegelijk de samenleving in stand te houden en vooruit te helpen? Ik denk dat je, om Jezus te begrijpen, altijd moet teruggaan naar de kern van waaruit Hij sprak en van waaruit Hij handelde. En die kern, dat is liefde. Liefde is de sleutel om in elke situatie en in alle omstandigheden de woorden en de handelingen van Jezus te begrijpen. Alles wat Hij zei en deed vertrok van daaruit en is alleen ook van daaruit te begrijpen. De radicaliteit die hem zo vaak kenmerkt en die Hij van ons vraagt heeft dan ook niets te maken met prestatiezucht of met de drang om zich te onderscheiden van anderen, maar het is gewoon de radicaliteit die eigen is aan de liefde. Aan elke liefde. De liefde voor God en de liefde voor de mens. Liefde kent geen berekening, geen behoedzaam zoeken naar wat voor jezelf het zekerste, het veiligste en het voordeligste is. In geldzaken doe je dat wel. Daar geef je best de voorkeur aan veilige beleggingen en beperkt risico. Maar voor de liefde is zo’n voorzichtige houding moordend.

Kwetsbaar
Wie ooit een vrouw of een vriend of zelfs maar een puppy kiest op zulke voorzichtige, alles-afwegende en risicomijdende gronden, die zet zichzelf daarmee helemaal buiten de wereld van de liefde. Liefde is iets van het hart, kent geen verdeeldheid. In de liefde geef je je hart helemaal, of je geeft het niet. Liefhebben is daarom ook kwetsbaar zijn. Je geeft jezelf totaal. Je bouwt geen enkele verzekering in. Je hebt geen enkele zekerheid dat je geen verdriet zal hebben, dat er niet op je hart zal getrapt worden, dat je hart niet gebroken zal worden. Die totale kwetsbaarheid hoort wezenlijk bij de liefde. Zelfs bij de liefde tot God. Denk aan een van de laatste woorden van Jezus: “God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?” Zelfs de liefde tot God biedt dus geen enkele garantie. De enige garantie tegen een gebroken hart, de enige zekerheid dat je hart nooit gebroken wordt, is dat je het ook nooit aan iemand geeft. Het zal dan niet gebroken worden. Maar het zal dan wel langzaam maar zeker onbreekbaar, ondoordringbaar, onverzoenbaar worden. En je zal uiteindelijk geestelijk wegkwijnen en sterven. De enige plaats – zegt de Engelse schrijver C.S. Lewis – waar je veilig bent voor de gevaren van de liefde, is de hel.

Levensvervulling
Het geven van je hart, het geven van jezelf aan een ander, aan een mens of aan God (het liefst aan allebei), is voor een mens de enige manier om het land van de grijze conventies en veiligheidszones achter zich te laten en het volle leven binnen te gaan. Het is de enige manier om de kleurloze grauwheid van angst en berekening te verwisselen voor de warme kleuren van het land van de levende God.

Er geen rommeltje van maken
do 12 juli '18

Zondag 8 juli 2018 – 14de zondag door het jaar (jaar B)

Vorige week heb ik mij een klein beetje knorrig opgesteld ten aanzien van sommige hedendaagse theologen die de indruk wekken dat ze het christendom willen terugbrengen tot een geheel van waarden en normen. Jezus wordt daarbij herleid tot een moralist, iemand die ons gewoon enkele waardevolle levensregels heeft nagelaten. En die misschien ook beschikte over enkele opvallende therapeutische vaardigheden. (Hoewel dat laatste helemaal niet zeker is, er werden immers zoveel verhalen over hem verteld.) Dat is zowat de mening van sommige hedendaagse theologen.
Oké, misschien is dat hun oprechte overtuiging. Maar is dat ook het christelijke geloof?

No way!
Het is in ieder geval niet het geloof dat eertijds de kathedralen uit de grond deed oprijzen. En in ieder geval was het ook niet dat soort geloof dat missionarissen de wereldzeeën opjoeg om tot in de meest achtergebleven gebieden Jezus Christus te verkondigen. Het waren geen morele principes die duizenden jonge Vlamingen in de 19de eeuw als missionaris naar Kongo deden vertrekken, terwijl ze heel goed wisten dat ze na hun aankomst nog hoogstens 10 jaar te leven hadden eer ze door ziekte geveld zouden worden. Als ze hun jonge leven opofferden, dan was dat omdat zij zoveel mogelijk mensen het goede nieuws wilden brengen dat er een God is die onnoemelijk veel van ons houdt en niet liever wil dan ons voor altijd opnemen in zijn eigen onbegrensde leven.

Godsgeloof
Dat was hun geloof. En het was dat godsgeloof dat aan de basis ligt van onze beschaving en dat heel het westerse denken doortrokken heeft.
Ter wille van dat geloof schreven Augustinus, Dostojewski en Tolstoi hun meesterwerken, ter wille van dat geloof schilderde El Greco en componeerde Bach. Omwille van dat geloof besteeg Thomas More het schavot en zongen tientallen jonge koptische arbeiders een ode aan Jezus Christus vóór ze vorig jaar op een strand door IS werden onthoofd.
Geen van deze, en van duizenden soortgelijke uitzonderlijke mensen, verrichtte datgene wat ze deden omwille van een aantal normen en waarden. Alles wat ze ooit hebben betracht, nagestreefd en bereikt, deden ze vanuit hun geloof in de levende God, vanuit hun liefde voor de God die zich liet kennen in Jezus Christus. Je kan er moeilijk naast kijken dat iemand die het christelijk geloof wil herleiden tot een geheel van waarden en normen, het christelijk geloof daarmee al achter zich gelaten heeft.

Transcendent
Er is nog zoiets. Iemand die vanuit het immanent, het-ook-in-ons-aanwezig- zijn-van-God, komt tot de vergoddelijking van de mens, die is gewoon atheïst geworden. Dat is de tweede zaak waar ik het vandaag met u wil over hebben. Een van de meest wonderlijke vermogens die wij als mens hebben, is dat wij ons kunnen openstellen voor God en God in ons en door ons laten werken. Als je daar te ver in gaat kom je uiteindelijk tot de gedachte dat God niets anders dan een kracht, een vermogen is van de mens. Maar dan ben je atheïst. Voor een christen is God geen kracht maar Iemand, een persoonlijk wezen, die in ons diepste ik kan waargenomen worden maar die ook soeverein en buiten ons bestaat.

Ongrijpbaar
Wij kunnen met ons verstand wel zijn Schepping begrijpen maar niet de Schepper, die ons volledig overstijgt en die wij alleen maar kunnen kennen in de mate dat Hij zich laat kennen aan ons (openbaring). Alle getoet en geblaas over “geloof en wetenschap” heeft dus totaal geen zin als we het niet eerst daarover eens zijn. Voor een gelovige is zijn geloof niet iets dat tegen zijn verstand ingaat. Maar even duidelijk is het voor hem dat hij niet alles wat hij als komende van God ervaart, ook helemaal kan vatten.
Iemand die beweert dat alles wat het verstand en de wetenschap niet kan begrijpen gewoon niet bestaat, heeft (in onze ogen) niet alleen een heel beperkte visie, maar is ook atheïst. Voor een gelovige is, juist door het bestaan van God, de werkelijkheid veel grootser en dieper dan wij kunnen vatten. Een theoloog die dus alles verwerpt wat niet rationeel kan verklaard worden, is een atheïst. En zijn werk, alleen maar tijdverlies voor wie oprecht op zoek is naar God.

Pagina's