Nieuws uit de parochie

Hoezo God beminnen?
di 30 mei '17

Zondag 28 mei 2017 – Zevende Paaszondag (jaar A)

“God beminnen en de naaste beminnen als jezelf” dat zijn, zegt Jezus, de twee voornaamste geboden. Dat van de naaste, dat begrijpen we nog wel. Maar hoe moet je in ‘s hemelsnaam God beminnen? Wat zeg je eigenlijk als je zegt God te beminnen?

Sporen
Je kan de schepping bewonderen. De reusachtige uitgestrektheid van de kosmos én het microscopisch kleine. Je kan houden van de zeeën en de vlakten, van de dieren en de planten, de wind, de nevel, de geur van de bossen en de late roep van een vogel. Dat alles kan je beminnen. En stellig heeft dat allemaal te maken met God, maar God is het niet. En zo kan je ook de mens beminnen en zijn kracht om te scheppen, de werken van de mens.
Je kan opgaan in zijn muziek en vol bewondering kijken naar zijn kunstwerken, de computers die hij ontwerpt en de raketten die hij de ruimte instuurt. Je kan vol verbazing staan voor het menselijk brein, voor het genie van de mens en zijn mogelijkheden om kennis door te geven.
En stellig heeft dat allemaal te maken met God, maar God zelf is het niet.
Je kan vertederd kijken naar de liefde tussen mensen en zelf ook de liefde beleven, kinderen verwekken en liefdevol opvoeden. Je kan vol verwondering in elke mens de trekjes herkennen van zijn voorgeslacht, zijn ouders en voorouders en tegelijk zijn vermogen bewonderen om een eigen persoonlijkheid te vormen. Je kan de evolutie beschouwen, het streven in alles naar mooier en beter. En zeker: dit alles heeft te maken met God en je kan het zelfs beminnen als komende van God. Maar God is het niet.

Enige mogelijkheid
Het simpele feit ligt daar dat, willen wij God kunnen beminnen, God zich aan ons moet kenbaar maken op een wijze en in een gestalte die door ons kan bemind worden. Christenen geloven dat God dat inderdaad ook gedaan heeft, en wel in de mens Jezus Christus. Maar wat is dat dan, God beminnen in Jezus Christus? Kan dat wel? Echt houden van Jezus Christus kán. Natuurlijk op voorwaarde dat je gelooft dat Jezus geen historische herinnering is maar de Verrezen Christus, de levende Heer, tot wie je bidt, met wie je spreekt. En die Jezus kan je wel degelijk liefhebben. Is de kern van beminnen niet: je helemaal openstellen voor de beminde, zijn of haar wensen al vervullen nog voor ze zijn uitgesproken, je hele leven richten op die ander? Die ander je leven laten beheersen, zonder dat je persoonlijkheid daaronder te lijden heeft. Want wat voor elke echte liefde geldt, geldt des te meer voor de liefde van Christus: ze versmacht je niet en drukt je niet weg.
Integendeel, hoe meer je God bemint, hoe meer je tot jezelf komt en je eigen persoonlijkheid tot zijn recht komt.

Concreet
Maar de vraag blijft: hoe doe je dat dan in de praktijk, Christus beminnen?
Wanneer ik beslis mijn bestaan helemaal op Hem af te stemmen, dan beslis ik mijn leven helemaal af te stemmen op de liefde, dan wil ik alleen nog goed zijn voor elke mens die ik ontmoet. Dan heb ik begrepen dat God pure Liefde is. En dat ik Hem alleen kan beminnen door, zoals Jezus, liefdevol om te gaan met mensen. En het mooie is: dat liefdevol omgaan met mensen wordt steeds meer iets vanzelfsprekends. Tenminste het inzicht. Want de oude gewoonte om vooral en in de eerste plaats te zorgen voor jezelf, blijkt heel taai te zijn. En je hebt dus ook nog regelmatig last van die ouwe reflex van ikke-eerst. Maar het basisinzicht dat wij hier zijn om gemeenschap te vormen, om elkaar te helpen, om goed te zijn voor elkaar, dat inzicht staat er van dan af als gebeiteld. En het gaat steeds meer ons doen en laten kleur en richting geven.

Verrukking
En stilaan worden onze ogen op scherp gesteld en komen wij in een “nieuwe” wonderlijke wereld binnen. Want al doende wat God in zijn liefde van ons vraagt: goed en liefdevol om te gaan met anderen, ondervinden wij meer en meer dat precies die levenshouding onszelf ontbolstert, bevrijdt en gelukkig maakt. Beseffen wij meer en meer dat het goed en liefdevol omgaan met andere mensen ook harmonie brengt in ons eigen leven. En dat kan er alleen maar op wijzen dat wat God van ons vraagt, helemaal samenvalt met wat in onszelf leeft als diepste verlangen. En dat bijgevolg alleen liefde ons heel maakt. Dat wij gemaakt zijn om te beminnen.


Europa’s “superieure” levensstijl
do 18 mei '17

Zondag 14 mei 2017 – Vijfde Paaszondag (jaar A)

In haar nieuwe boek deed een Vlaamse toppolitica de nogal boute uitspraak dat onze westerse, Europese manier van leven duidelijk superieur is aan alle andere. Ze heeft daarvoor bakken kritiek over zich heen gekregen. Gedeeltelijk ten onrechte. Immers, mevrouw Rutten, want daar gaat het over, heeft volkomen gelijk als ze het heeft over de rechtstaat en over de vrijheden waar wij hier in het Westen van genieten. De vrijheid van denken en spreken. De vrijheid om ons te verenigen en vrije verkiezingen te houden. De vrijheid van keuze op gebied van levensbeschouwing. De vrijheid om je seksuele geaardheid te beleven. De gelijkheid van man en vrouw. De wettelijke bescherming tegen haat en racisme, enz. Geen zinnig mens zal ontkennen dat die rechtstaat met zijn zegen aan vrijheden, rechten en kansen superieur is aan zowat alle andere politieke regimes, die alle min of meer autoritair zijn, soms zelfs een ware nachtmerrie voor de burgers van het land.

Schaduwkant
Het gepaste gevoel van fierheid dat wij, overigens niet zonder veel strijd en ten koste van heel veel leed, zo’n maatschappij hebben opgebouwd mag ons anderzijds toch ook niet al te euforisch maken. Want er is ook een serieuze schaduwkant aan onze westerse manier van leven. Als wij het hebben over onze westerse manier van leven, dan kunnen we het mooi houden door het heel zedig te hebben over onze democratische wetten en instellingen maar dan hebben we het wel niet over datgene wat onze maatschappij op de allereerste plaats onderscheidt van al de andere. En dat is onze welvaart, onze onverzadigbare drang naar consumeren, de luxe die wij ons kunnen permitteren. En die welvaart en die luxe zijn voor een groot stuk gebouwd op … de uitbuiting van de rest van de wereld.

Zalf
Natuurlijk zijn u en ben ik daar niet persoonlijk verantwoordelijk voor. Wij hebben de wereld zo niet gemaakt, wij zijn er gewoon ingegooid en hebben hem zo aangetroffen. Maar we vinden het best fijn dat we toevallig in het leukste deel van die wereld geboren zijn. Wij zijn niet persoonlijk verantwoordelijk voor het feit dat onze samenleving in de ogen van de rest van de wereld een moloch is die al de rijkdommen van de aarde naar zich toetrekt en met dat doel niet terugschrikt voor uitputting van de natuur en uitbuiting van mensen, voor onfrisse bondgenootschappen en zelfs niet voor oorlog. Wij zijn, u en ik, inderdaad niet persoonlijk verantwoordelijk.
Maar wij weten het wel, en we liggen er blijkbaar toch niet echt van wakker. Wij doen alsof de anderen gewoon pech hebben. En wij geluk. Of beter, geen geluk. Als wij het beter hebben dan zij, hebben we dat immers aan onszelf te danken. Wij zijn gewoon meer bij de pinken, wij zijn inventiever, wij weten beter van aanpakken. Terwijl men in de rest van de wereld toch eerder traag en sloom is en liever bij de pakken blijft zitten.

Macht
En zo leggen wij ons geweten het zwijgen op en wordt elk begin van zelfkritiek omgezet in gevoelens van superioriteit. Maar het enige wat echt superieur aan ons is, is onze macht en onze invloed. De macht om grote delen van de wereld voor ons te laten werken. De macht om grote delen van de wereld in dienst te stellen van onze onverzadigbare consumptiedrang.
Maar genoeg daarover. Wij hebben trouwens allang geen patent meer op dat systeem. Ook niet-westerse grootmachten verslinden driftig de natuurlijke rijkdommen van armere landen.

Doel(tjes)
Waar het ons hier vandaag vooral om te doen is, is de vraag: hebben wij westerlingen nog echt een doel in ons leven? En dan bedoel ik niet onze kleine korte-termijn-doelen zoals de volgende vakantie, de reis naar de Bahama’s, onze nieuwe pergola of tweede woonst. Want eigenlijk zijn dat allemaal mini-doeltjes die alles te maken hebben met ons voortdurend uitkijken naar nieuwe koopjes, het bezit van nieuwe hebbedingen, het ervaren van nieuwe sensaties. M.a.w. met het voortdurend huppelen van de ene consumptie naar de andere. Dat is natuurlijk ook een manier van leven, maar heeft zo’n leven ook een echt doel? Iets dat al je doen en laten kleur geeft, iets waaraan je al je handelingen toetst? Wij lopen inderdaad van het ene korte-termijndoel naar het andere. Maar is er nog een alles overkoepelend streven of zijn wij alleen nog bezig met wat de reclame ons voorschrijft: het consumeren van genietingen?

Grondhouding
Toen mijn moeder jaren geleden genoeg gespaard had voor een badkamer begon ze daarna vol frisse moed opnieuw te sparen, maar nu voor een nieuwe veranda. Ze genoot zelf ook wel van die dingen, maar haar grootste plezier was toch het welzijn van haar gezin … Elke mens wil eigenlijk alleen maar gelukkig zijn. Dat is het eigenlijke doel van elke mens. Het christendom leert ons – tegen de pletwals van de moderne reclame in – dat je alleen gelukkig wordt door te proberen anderen gelukkig te maken.
Het is je inzet voor anderen die je gelukkig maakt. Pas als je gelukkig bent vanuit je inzet voor anderen, wordt genieten van je vakantie, de reis naar de Bahama’s of de nieuwe pergola de kers op de taart. Maar er moet eerst een taart zijn. Van alleen maar kersen eten word je ziek in plaats van gelukkig.


Dat moeilijke vergeven
do 18 mei '17

Zondag 7 mei 2017 – Vierde Paaszondag (jaar A)

Het kruis van Christus, zegt Paulus, is voor joden een ergernis en voor heidenen een dwaasheid. Wij christenen echter, zijn al 2000 jaar lang zo vertrouwd met dat kruis dat wij nog nauwelijks stilstaan bij het ongerijmde, het absurde zelfs van een Zoon van God, Godzelf in een gedaante van een mens, die door mensen wordt gehoond en gemarteld, en uiteindelijk ook op de meest vernederende wijze omgebracht. Pas in deze tijd heeft het toegenomen contact met moslims ons het verbijsterende daarvan opnieuw leren inzien. Moslims zien Jezus als een profeet. Maar zijn kruisdood ontkennen ze. Zij kunnen niet aannemen dat een profeet van God zich zo zou laten doen door mensen. Voor niet-christenen is een gekruisigde Christus inderdaad een loser, een mislukkeling … Maar ook bij de apostelen moet die kruisiging toch enorm veel weerzin en weerstand opgeroepen hebben. Zij hadden vurig in Jezus geloofd en alles voor Hem achtergelaten. Zij geloofden dat Hij inderdaad de Zoon van God was. Maar toen ze Hem hoorden roepen aan het kruis, toen ze Hem zagen sterven, moederziel alleen, door God en mens verlaten, stortte hun wereld in.

Verrijzenis
Er moet toen iets formidabels gebeurd zijn. Iets zo geweldig dat het moeilijk onder woorden te brengen is. De evangelies proberen ons met de verrijzenisverhalen iets te laten vermoeden van de overhoophalende ervaringen die de apostelen na Jezus’ dood opdeden en die de totale metamorfose moeten verklaren. Van schichtige beunhazen, benauwd van hun eigen schaduw, werden zij ineens de onverschrokken verkondigers van een leer die op korte tijd het machtige Romeinse Rijk op vreedzame wijze overwon. Het is duidelijk dat voor de leerlingen de verrijzenis van Jezus een feit is, en meteen ook het sluitstuk van hun verkondiging. Nog straffer is echter het feit dat ze die geblokte overtuiging bijna moeiteloos weten over te brengen op de menigte, die precies door dat geloof de eerste Kerk zou gaan vormen. Belangrijk is het daarbij te zien dat niet de idee van een leven na de dood voor de toehoorders onverteerbaar was. De meeste mensen, in die tijd, geloofden in een voortbestaan na de dood.

Gekruisigde God
Wat zo onvoorstelbaar, bijna uitzinnig moet geklonken hebben, en toch werd aanvaard, was dat de verrezene niet zomaar de geest van een overledene was, maar dat de verrezen Christus de opgestane Zoon van God was, de Heer over levenden en doden. Dat deze Jezus, deze Zoon van God, liever vrijwillig de dood inging dan geweld te gebruiken, dat in deze geslagen en vernederde mens, Godzelf was gekruisigd. Nog eens, wij zijn door 2000 jaar christendom zo vertrouwd met dat geloof dat het bijna absurde van die gedachte ons ontgaat. Wij staan er niet bij stil dat het woord “God” in alle andere gevallen juist staat voor “ongenaakbaar”, “hoog verheven” en “almachtig”. Zelfs in het gewone spraakgebruik: als wij het hebben over filmgoden of sportgoden dan hebben wij het over wezens die zo knap zijn in hun vak dat ze torenhoog verheven zijn boven de gewone stervelingen … Dat God zich in de Mens Jezus aan ons liet kennen als Iemand die liever zelf stierf dan iets af te doen aan zijn boodschap van geweldloosheid, barmhartigheid en liefde, is een bijna onnatuurlijke, door geen mens te bedenken gedachte.

Geweldloosheid
En dat brengt ons dan bij de vraag, het probleem eigenlijk, van hoe geweldloos een christen moet zijn. Moet je nu echt je andere wang aanbieden als iemand je een mep verkoopt? U begrijpt dat dit een ongelofelijk belangrijke kwestie is die je zo maar niet in een kort stukje kan behandelen. Maar in grote lijnen zou je, denk ik, dit kunnen stellen.
Jezus breekt met het oeroude beginsel van “oog om oog, tand om tand”.
Je mag volgens hem kwaad niet met kwaad bestrijden. Een christen zoekt geen vergelding, geen wraak, maar heeft de plicht om het kwaad dat hem wordt aangedaan te vergeven. Het is de enige manier om de duivelskring van agressie, wraak en weerwraak te doorbreken. Maar dat vergeven is een van de moeilijkste punten uit Jezus’ leer. En hoewel vergeven gemakkelijk als een zwakte kan worden gezien, moet je over een ijzersterke persoonlijkheid beschikken om het te kunnen.

Rechtvaardigheid
Het spreekt natuurlijk vanzelf dat die aansporing om te vergeven geen uitnodiging is om je neer te leggen bij onrechtvaardigheid. Zelfverdediging, opstand tegen tirannie en zelfs bepaalde oorlogshandelingen om erger onheil te voorkomen, zijn voor een christen volkomen gerechtvaardigd.
Maar altijd zullen wij voor ogen moeten houden dat God zich niet aan ons getoond heeft als een almachtige en wraakzuchtige albeheerser. Maar in de gestalte van een mens die een en al liefde en barmhartigheid was. Die het geknakte riet niet brak en de kwijnende vlaspit niet doofde. Die zieken genas en verschoppelingen terug binnenhaalde. En die zelfs van op dit kruis gebeden heeft voor zijn beulen. Van zijn volgelingen wordt eigenlijk niets anders verwacht. Maar of dit haalbaar is voor mensen als u en ik … ? Een christelijk advies in deze zou kunnen zijn: eis rechtvaardigheid, ook voor jezelf. Maar neem geen wraak. Nooit. Geen wraak nemen is – hoe moeilijk het ook is – een vorm van vergeven die voor ieder van ons haalbaar is.


Uit de kast komen
ma 01 mei '17

Zondag 30 april 2017 – Derde Paaszondag (jaar A)

Vorige week hadden we het over het vrij recente verschijnsel dat sommige (gelovige) ouders hun kinderen niet laten dopen omdat ze “later zelf maar moeten kiezen”.
We zagen toen echter dat een gelovige opvoeding de beste garantie is om later echt te kunnen kiezen.
Vandaag zou ik het graag hebben over de noodzaak om ons geloof regelmatig onder elkaar ter sprake te brengen.
In de weken na Pasen ademt heel de liturgie het paasgeloof uit en draaien de gebeden en de lezingen uiteraard allemaal rond de Verrijzenis van Christus.
Die verrijzenis van Christus en het geloof in die verrijzenis staan als een massief gegeven in het centrum van het christelijk geloof.

Groei
Maar dat geloof is niet als een monoliet uit de hemel komen vallen.
De eerste berichten over de verrijzenis werden aanvankelijk door de apostelen resoluut afgedaan als beuzelpraat van vrouwen.
Naderhand, toen de meldingen erover bleven aanzwellen en de getuigenissen toenamen en die getuigenissen de eigen ervaringen van de leerlingen steeds meer bevestigden, lieten ze hun angst voor inbeelding varen.
De ommekeer was zelfs zo sterk dat op zeer korte tijd het aanvankelijk gefluister aanzwol tot de triomfantelijke kreet: Christus is verrezen.
God is geen hersenschim, maar een ontzagwekkende werkelijkheid.
En een mensenleven heeft wel degelijk zin en betekenis als het een gegeven leven is zoals dat van Jezus. Omdat, ondanks schijnbare ondergang, de dood op zo’n leven blijkbaar geen vat heeft.
Maar dat geloof is gegroeid. Heel snel en heel sterk. Zo sterk zelfs dat het als een vreedzame storm over wereld zou gaan. Gebracht en verspreid door mensen die zo overtuigd waren dat ze er stuk voor stuk hun leven voor gaven.

Erover spreken
Maar het is gegroeid, het is niet uit de hemel komen vallen.
Het groeide omdat mensen met elkaar erover praatten. Hun ervaringen deelden, elkaar hielpen om dingen te zien en te interpreteren, elkaar bevestigden in het geloof.
Ik denk dat het de hoogste tijd wordt dat we daar terug meer aandacht aan besteden.
Geloof kan alleen gedijen, groeien en sterker worden als het ook ter sprake wordt gebracht. En blijkbaar doen we dat in onze tijd veel te weinig.
Geloof is niet iets dat je eens en voor altijd bezit. Het is meer ook dan kennis.
Het is iets dat je beleeft en dat kleur en warmte en diepte geeft aan je leven.
En dat moet gevoed, bevestigd en gedeeld worden.
Hoeveel deugd doet het toch als iemand, waar je het niet van had verwacht, je vertelt over het geloof dat in zijn binnenste leeft. Wij hebben nood aan zo’n diepe ervaringen van herkenning en verbondenheid.

Andere tijd
De tijd dat onze maatschappij helemaal doortrokken was van het geloof, dat je bijna geen artikel of boek kon lezen, geen film kon bekijken of je kwam dat geloof tegen, de tijd dat de Kerk heel het verenigingsleven bezielde, bijna alle tijdschriften en kranten katholiek waren en jongeren ervan droomden missionaris te worden, die tijd is voorbij.
Geloof komt in de publieke ruimte nog zelden ter sprake.
En als erover gesproken wordt is het meestal in de negatieve zin.
Juist daarom is het zo belangrijk dat wij terug spreken over ons geloof.
Wij moeten niet met bijbels langs de deuren trekken, maar laat ons tenminste in onze eigen kring ons geloof terug ter sprake brengen, bij ons thuis, onder vrienden en, als het pas geeft, waarom niet, op het werk en zelfs op vakantie.
Laat ons toch minstens beginnen met het geloof terug ter sprake te brengen als wij in kerkverband samenkomen. Want zelfs daar gebeurt dat niet meer of hoogstens zijdelings.

Outen en ontmoeten
Ik kan als priester bijvoorbeeld een gans jaar bijna elke avond naar vergaderingen gaan zonder daar ooit iets te horen over geloof. Alleen maar over bouwplannen, verkoop van gronden, kasverslagen en rekeningen.
En over mediaberichten, over sport en politiek.
Vaak merk je wel, goddank, een sterke betrokkenheid op de mensen van het dorp. Maar zelden of nooit heeft iemand het over z’n geloof, over een diepe ervaring of een nieuw verworven inzicht.
En dan vraag je je toch af: waar zijn we eigenlijk mee bezig?
Mensen die zich vanuit hun christen-zijn willen geven, hebben nood aan diepe verbondenheid met gelijkgezinden. Aan warmte, diepe contacten en echte ontmoetingen op een dieper niveau.
Wij kunnen als christenen nooit nog iets betekenen voor de mensen om ons heen, als wij niet een sterke thuisbasis hebben waar wij onze geloofsbatterij kunnen opladen.

Concreet
Laat ons er iets aan doen. Laten we bijvoorbeeld vanaf nu elke vergadering in parochieverband terug beginnen met een kort geloofsgesprek, een kleine bezinning, een gezamenlijk gebed. Als Christus het middelpunt en de bezieler van onze werking en onze inzet is, dan moet Hij ook regelmatig ter sprake komen in ons midden. Anders zijn we niet goed bezig.


Ik laat mijn kind niet dopen
ma 24 april '17

Zondag 23 april 2017 – Beloken Pasen (jaar A)

Af en toe hoor je wel eens zeggen door mensen die zelf gelovig zijn opgevoed: “Ik laat mijn kind niet dopen, later moet het zelf maar kiezen.” Ach, ik wil het verschijnsel zeker niet opblazen: er worden immers nog altijd veel meer kinderen gedoopt dan vele mensen denken. Maar het feit zelf dat er zo’n (gelovige) ouders zijn, vraagt toch om daar even bij stil te staan en er over na te denken. Niet om gewetensdruk uit te oefenen op jonge ouders, maar om hen te helpen bij het vormen van hun mening: gewoon door onze (gelovige) zienswijze te leggen naast de toch wel aan populariteit winnende slogan dat “de kinderen later zelf maar moeten kiezen of ze willen geloven of niet”.

Kernvraag
De vraag waar alles om draait is: kán je later eigenlijk wel kiezen voor geloof als je volledig buiten elk geloof wordt opgevoed? (Want ik ga ervanuit dat als je je kind niet laat dopen dat je dan ook geen moeite gaat doen om je kind op andere manieren in contact te brengen met het geloof.) Ik denk dat het voor kinderen in dat geval heel moeilijk is om later nog te kiezen. Het is bijzonder moeilijk om te kiezen voor iets dat volledig buiten je belevingswereld valt.
Als Vlaming weet je bijvoorbeeld wel van het bestaan van Hindoeïsme, Boeddhisme en Islam. Dankzij de media en vooral het onderwijs kan je er zelfs een aardig mondje over meepraten. Maar eigenlijk is dat allemaal zo ver van je bed dat – behoudens enkele zeldzame uitzonderingen – je als nuchtere Brabander er niet aan denkt om hindoe, boeddhist of islamiet te worden.
Dat komt gewoon niet in je op omdat het heel weinig met je eigen leven te maken heeft.

Beleven
Bovendien is geloof een van de dingen die je moet beleven en waar je van jongs af aan moet in groeien. Op precies dezelfde wijze kan je op rijpere  leeftijd geen grote interesse voor wiskunde ontwikkelen als je nooit de Tafels van Vermenigvuldiging hebt geleerd. En je zal op je twintigste nooit gepassioneerd kiezen voor een leven als voetballer wanneer je papa je nooit meegenomen heeft naar een match en je als jonge gast zelfs niet tegen een blikken doos op straat hebt gestampt. Het blijkt dus dat als je je kind buiten het geloof opvoedt, dat kind later eigenlijk nog moeilijk kan kiezen: jij hebt al gekozen in zijn of haar plaats. Een jongere kan later niet kiezen voor iets dat hij niet kent of alleen maar de aberraties, de afwijkingen en de vooroordelen ervan.

En omgekeerd?
Je kan dan natuurlijk opwerpen: maar geldt het omgekeerde niet evenzeer? Stel de vraag en je weet meteen het antwoord. Kan iemand die gelovig is opgevoed later kiezen om niet te geloven? Natuurlijk kan hij dat. Kijk maar om je heen. Overal zie je mensen die gelovig zijn opgevoed, en later kozen voor het andere.
Je kan, om de voorbeelden nog even aan te houden, je hele jonge leven door je vader gepusht zijn om voetballer te worden en dan op je twintigste je truitje aan de haak hangen en treinconducteur worden. En ook al heb je jarenlang met je neus alleen maar in algebra- en meetkundeboeken gezeten, je kan op elk moment die boeken laten voor wat ze zijn, je een lief zoeken en boswachter worden. Met geloven is dat precies hetzelfde. Je kan ten allen tijde iets waar je vertrouwd mee bent loslaten en kiezen voor iets anders dat je ook kent. En gelovigen kennen het ongeloof van binnenuit.

Verschil
Want dat is het grote verschil. Iemand die buiten het geloof is opgegroeid weet niet wat geloven is. Omdat het bij geloven meer om “beleven” gaat dan om “kennis”. Anderzijds weet iemand die gelovig is heel goed wat ongeloof is. Geen enkele gelovige gelooft immers iedere dag even sterk. Wanneer je de ene slag na de andere te verwerken krijgt en het leven echt begint pijn te doen, dan kan het toch niet anders of je begint ontredderd en verward vragen te stellen bij een God van wie je dacht dat Hij je draagt en van je houdt. Gelovigen weten dus, zeer goed, wat ongeloof is.

Echte garantie
Kies dus op volkomen rationele en perfect verdedigbare gronden voor een godsdienstige opvoeding van je kinderen. Niet alleen is het religieus aanvoelen iets waar elk kind mee geboren wordt. En aangeboren capaciteiten moeten ontwikkeld worden in plaats van ze te verdringen. Maar bovendien is een godsdienstige opvoeding de enige echte garantie dat kinderen later kunnen kiezen omdat ze dan beide mogelijkheden, geloven en niet- geloven, van binnenuit kennen.


De steen is weggerold. Voorgoed.
vr 21 april '17

Zondag 16 april 2017 – Pasen (jaar A)

Pasen valt niet toevallig in de lente. Het is het feest van het eerste groen dat onder winterse dorheid vandaan komt. Van openbarstende bloembollen en van bloesems en blaadjes aan dood gewaande takken. Het is het feest van opstanding na schijnbare ondergang, het feest van de hoop tegen alle wanhoop in.

Opvallend
Pasen is vooral de bevestiging van ons aarzelend vertrouwen dat ondanks de schijn van het tegendeel het goede het uiteindelijk haalt van het kwaad. Dat, hoezeer het kwaad ook oppermachtig lijkt, de liefde sterker is. Sterker zelfs dan de dood. En dat maakt ons blij. Wat eigenlijk toch wel erg opvallend is. Want wij weten maar al te goed dat het kwaad ook in ons zit. Dat, in aanleg, in ieder van ons trekjes zitten van zowel Moeder Thérésa als van Adolf Hitler. En toch zijn wij altijd weer blij als wij de paasbloemen de schrale voorjaarstuin in bloei zien zetten. Zijn wij blij als wij zien hoe zieke mensen genezen en oorlogen worden beëindigd. En zelfs in momenten dat wij lusteloos of verbitterd zijn, zijn wij blij als wij zien dat rechtvaardigheid het haalt van onrecht. Dat moet ons niet verwonderen, want diep in ons is er iets dat ons probeert te verleiden om te kiezen voor liefde en goedheid.
En dat iets dat is niet zomaar iets, dat iets dat is God zelf. Dat is, zoals Oosterhuis het zegt, de Geest van God die “in ons roept en ademhaalt, die ons bewoont”.

Kiezen
En telkens als wij zijn wenken volgen en kiezen voor het goede, kiezen voor de liefde, laten wij het Rijk Gods even oplichten in ons midden. God is dus niet op de eerste plaats een soort reddende cavalerie, die altijd net op tijd komt aandraven om ons uit de nood te helpen zoals dat gebeurt in cowboyfilms. God werkt in de eerste plaats in ons, als een stuwende kracht die ons probeert te winnen voor het goede. En het Rijk Gods gebeurt daar waar liefde en inzet voor het goede het halen van onrecht, onverschilligheid en kwaad. Het Rijk Gods is dus ook geen politieke of economische heilsstaat die ooit eens bereikt zal worden. Het is een heilzame situatie, die oplicht telkens wanneer wij de diepste streving in ons volgen en precies daardoor niet alleen voor anderen het goede doen maar ook onszelf heel-maken.
Wij zijn immers, zoals Augustinus het zegt, geschapen naar God toe. Toegeven aan welk kwaad dan ook maakt ons ziek en breekt ons af. Omdat ons diepste innerlijk, ons eigenlijke ik, het goede wil. Het Rijk Gods, waar Jezus het altijd over had, is dus inderdaad geen perfect politiek systeem of een ideaal maatschappelijk bestel waar we naartoe groeien.

Vooruitgang
En toch is het ook méér dan een geheel van hoopvolle tekens, eilandjes van goedheid, lichtgevende sintels tegen een duistere achtergrond. Als je de hobbelige pelgrimage van de mensheid over de eeuwen heen overziet, dan merk je wel degelijk vooruitgang. Er is natuurlijk regelmatig ook terugval in de meest onvoorstelbare barbarij en elke nieuwe oorlog is nog wreder en nog meer vernietigend dan de vorige. Terwijl de kloof tussen superrijken en extreem armen steeds groter wordt. Dit mag ons echter niet beletten om ook te zien dat de groep extreem armen in de wereld ieder jaar kleiner wordt en nu nog minder dan 10% van de wereldbevolking bedraagt. In de voorbije eeuwen was dat 90 tot 95%. De levensverwachting verdubbelde en oorlog wordt door geen zinnig mens nog gezien als een normaal, noodzakelijk verschijnsel. We zijn dus ondanks regelmatige terugval wel degelijk op weg naar beter. Het streven naar het goede in ons zit blijkbaar dieper dan het diepste kwaad.

Schijn
En dat geeft hoop. En kracht. Kracht om door te gaan als het moeilijk wordt. Want dat vooral is Pasen: de zekerheid dat wat er ook gebeurt, uiteindelijk altijd God het laatste woord heeft. Dat hoe ongenaakbaar, wild en oppermachtig het kwaad ook om zich heen kan slaan, alleen het goede, alleen de liefde toekomst heeft. Pasen snijdt als een mes door de wereld van de schijn, de wereld van het geld en van de macht en de dood, onze wereld. Ondanks de schijn van het tegendeel heeft het kwaad geen enkele toekomst. Ook niet de pionnen van het kwaad en van de macht: de sluwe Kajafas, de wrede Herodes, de laffe Pilatus, het vuilbekkende gepeupel – geen van hen heeft toekomst. Als het waas doorbroken wordt en het doek valt over de wereld blijkt de verachte man aan het kruis, de Heer van het leven te zijn.

Geloof
En dat geeft moed als wij ons inzetten voor het goede en op tegenstand botsen. Tegenstand ook in onszelf. Als het echt moeilijk wordt en je begint te twijfelen aan de zin van je inzet, probeer dan de aarzeling niet alleen tegen te gaan met morele overwegingen en principes. Er is iets dat sterker werkt: denk dan aan Pasen. Laat je helpen door je geloof dat het goede altijd overwint. Als je inzet voor mensen op onverschilligheid botst, geen resultaat heeft of zelfs meewarig wordt bekeken, denk dan aan de woorden van Henriette Roland Holst: “Ik zal de halmen niet meer zien, noch binden ooit de volle schoven. Maar doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien”.
Denk dan aan Pasen: voor christenen bestaat er geen definitieve nederlaag.
Niets van het goede gaat ooit verloren. En ook wijzelf gaan niet verloren. Bij ons “is al eens iemand opgestaan uit de dood” (D. Sölle).


Eeuwigheid begint vandaag
do 06 april '17

In de eerste lezing horen we hoe God, bij monde van de profeet Ezechiël, zegt: “Ik ga uw graven openen”. En Hij zegt dat niet tegen mensen die gestorven zijn maar tegen ballingen die totaal uitgeblust zijn en elke hoop op vrijheid en op nieuw leven hebben opgegeven. Al in die eerste lezing wordt dus duidelijk dat in de Bijbel woorden als “verrijzen” en “uit het graf opstaan”, op meer slaan dan alleen op het voortbestaan na de dood. Er bestaan blijkbaar meerdere manieren van verrijzen. Voor de duidelijkheid wil ik er echter onmiddellijk aan toevoegen dat centraal in ons geloof de overtuiging staat dat Jezus gekruisigd is, gestorven en begraven is, en dat Hij verrees en eeuwig leeft bij de Vader.
En dat als gevolg daarvan en onder welbepaalde voorwaarden, ook wij na onze dood verder leven met Hem.

“Voortbestaan”?
Ik wil dat toch nog eens met nadruk zeggen. De tijd is gelukkig voorbij dat je na een uur luisteren naar een predikant nog altijd niet wist wat hij nu precies geloofde en bedoelde: ging het om echt leven na de dood of moest je het allemaal niet zo letterlijk opvatten? Dat soort mistig spreken, dat zo populair was in de tweede helft van de vorige eeuw, hebben we goddank achter ons gelaten. Wij geloven wel degelijk in het leven na de dood. Maar ik gebruik met opzet niet het woord voortbestaan. Voort-bestaan dat doet denken aan een soort automatisme. Maar dat wij allen, ongeacht hoe wij geleefd hebben, automatisch zouden voortbestaan is een zoethoudertje van het moderne heidendom. Christenen geloven daar niet in. Voor hen is verrijzenis alleen voor mensen die tenminste geprobeerd hebben te leven zoals de verrezene. Mensen die, ook al hebben ze nooit over Jezus gehoord, toch altijd het goede hebben nagestreefd en het kwaad hebben vermeden.

Synoniem?
Maar als je dat zegt krijg je natuurlijk onmiddellijk de vraag voorgeschoteld of het dan niet volstaat een goed mens te zijn. En dan duurt het niet lang meer of je krijgt de absolute klassieker op je bord: moet je christen zijn om een goed mens te zijn? Je snapt eigenlijk niet dat ook maar iemand met zo’n vraag kan zitten. Ieder van ons kent mensen die niet geloven en die toch voortreffelijke burgers zijn, correct, rechtvaardig en beminnelijk in de omgang. En ieder van ons kent mensen die zich christen noemen en die in feite het christendom alleen maar een slechte naam bezorgen. Het antwoord op die laatste vraag is dus zo evident dat het het overwegen niet waard is. Maar voor alle duidelijkheid weze dan nog maar eens met zoveel woorden gezegd: neen, je moet natuurlijk geen christen zijn om een goed mens te zijn. Het zou dan ook helemaal verkeerd en zelfs ronduit belachelijk zijn als je als gelovige zou denken dat je, omdat je gelovig bent, sowieso al een beter mens bent dan iemand anders. Van een gelovige mag integendeel juist verwacht worden dat hij zich, meer dan een ander, bewust is van eigen zondigheid en tekortschieten.

Meerwaarde
Helemaal anders zit dat met die eerste vraag: “Volstaat het een goed mens te zijn”? Want daar kan je als gelovige volmondig neen op zeggen. Je kan geloof natuurlijk zien als iets dat je helpt om een goed mens te zijn. En terecht, geloof helpt je daar heel zeker in. Maar daarnaast heeft geloof nog een waarde op zich, geeft het een meerwaarde aan ons leven. Je kan dat het best begrijpen door te kijken naar menselijke liefde en menselijke vriendschap. Wanneer er liefde en vriendschap is in je leven dan verandert dat je leven grondig. Als je echt van iemand houdt en je weet dat die ander ook zielsveel van jou houdt dan verandert dat je leven helemaal. Ook al blijven uiterlijke omstandigheden misschien hetzelfde: je verandert niet van woning, noch van job noch van hobby, en toch wordt gans je leven anders. Het gras lijkt groener, de hemel hoger, en zelfs de ingeademde lucht meer opwindend. Op precies dezelfde wijze brengt het besef van Gods liefde en nabijheid, warmte en vervulling in je leven.

Eeuwig leven
Maar, hoezeer liefde je leven ook kan verrijken, uiteindelijk zou je dat nog kunnen afdoen als een kwestie van gevoel en dus aan schommelingen onderhevig. Er is echter meer. Er is immers vooral de toezegging van Jezus dat wie in Hem gelooft nu al deel heeft aan een leven waar de dood geen vat op heeft. Als Jezus spreekt over “eeuwig leven” dan heeft Hij het over leven dat groeit naar God toe. Een leven dat steeds meer opgenomen wordt in het leven van God. En dat hier al begint. Een leven in geloof, heel sterk verbonden met Jezus. Een leven waarin wij steeds meer loskomen van alles wat ons meesleurt naar de dood: ons egoïsme, onze hebzucht, onze jaloezie en onze zucht naar macht. Het eeuwig leven begint voor ons vanaf het moment dat we, vanuit onze gehechtheid aan Jezus, ons laten bevrijden uit alles wat ons tot slaaf maakt van onszelf. Wanneer ik beslis te geloven, echt te geloven, mij te laten leiden – met vallen en opstaan – door wat God van mij vraagt, dan treed ik op dat moment het eeuwig leven binnen en geniet ik van de warmte van Gods nabijheid. En dan is die overgang groter dan de overgang die ik maak als ik sterf.


Ziende blind
ma 27 maart '17

Zondag 26 maart 2017 – Vierde zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Vorige week hebben we het uitvoerig gehad over hoe het relativeren en wegmoffelen van je fouten en het je nestelen in een verkeerde manier van leven, je afsluit van God. Het ging over het bewust vergoelijken van je verkeerde levenswandel. Je wil wel geloven, en je wil ook dat God van je houdt, maar er zijn een paar dingen in je leven waarvoor Hij maar een oogje moet dichtknijpen. Jij mag tenslotte ook een verzetje hebben …
Vandaag gaat het over een obstakel voor de goddelijke liefde dat minder bewust door ons wordt opgeworpen: onze blindheid, onze onwetendheid. Minder bewust, tenminste in aanvang. Want ook dit niet – kunnen – zien kan verworden tot een koppig niet willen zien, niet willen begrijpen, en da’s natuurlijk al wat anders. Laten wij eens even teruggaan naar de evangelielezing van vandaag. Jezus die maakt dat een blindgeborene kan zien. Het is een typisch evangelisch genezingsverhaal. Dat wil zeggen dat we ook hier weer de hele pointe missen als wij ons te zeer focussen op de spectaculaire fysieke genezing.

Straf
Alvorens wij ons echter een weg zoeken in dit toch wat ingewikkeld verhaal, in heel de wirwar van fysiek blind en moreel blind, tussen niet kunnen en niet willen zien, in heel dat kluwen van misverstanden en dubbele bodems, eerst nog iets van een heel andere orde. Als je goed toekijkt merk je dat Jezus, als het ware en passant, radicaal komaf maakt met een opvatting die al eeuwenlang als een soort gezwel aan het jodendom vastkleefde. De mening namelijk dat een handicap een straf van God was.
Als je mindervalide werd door een ongeval tijdens je leven dan was dat een straf voor je zonden. Als je met een handicap geboren werd dan hadden je ouders of je voorvaderen gezondigd. Jezus zet zonder pardon het mes in die opvatting en daarmee doet hij iets dat later van wereldhistorische betekenis zal blijken te zijn. Want ook bij vele andere volkeren zat die opvatting diep ingeworteld.

Uitdaging
Mijn kennis hierover is uiteraard heel beperkt, maar ik vermoed dat in de meeste oude beschavingen kinderen die met een zware handicap geboren werden zelfs niet, zoals bij de joden, het voorwerp waren van allerlei theologische beschouwingen. Maar dat ze onmiddellijk na de geboorte vaak gewoon werden gedood. En dat pas in de beweging die Jezus op gang bracht het inzicht groeide dat iedere mens waardevol is en volkomen uniek. Zowel in zijn capaciteiten als in zijn gebreken. En dat alle mensen, sporthelden en rolstoelpatiënten, mongooltjes en schoonheidskoninginnen, geroepen zijn, ieder met hun eigen mogelijkheden en tekorten, een mooi en zinvol leven uit te bouwen. En dat alle mensen de plicht hebben elkaar daarbij te helpen.

Levensdrift
Om nu terug te komen tot het verhaal in de lezing: het is duidelijk dat in Jezus’ ogen wij allemaal, zieken en gezonden, blindgeboren zijn. Dat datgene wat goed is, dat wat zin en betekenis aan ons leven geeft, niet onze eerste betrachting is. U moet eens aandachtig kijken naar een baby . En probeer dan eens elke positieve vooringenomenheid, elk vertederd-zijn uit te schakelen. U ziet dan onmiddellijk dat een baby met gesloten vuistjes ter wereld komt en dat zo’n baby eigenlijk een en al grijpen is en wenen en krijsen om wat hij mist en lachen als hij krijgt wat hij wil. Onze primaire levensdrift is duidelijk gericht op onszelf, op zelfbehoud, op alles naar ons toehalen. Als we niet oppassen blijven we ons ganse leven steken in die puur biologische reflex. Dan mislopen wij de kans om te groeien als mens, om uit te groeien tot een wezen dat beseft dat het geluk van een mens in de liefde ligt, in het er zijn voor elkaar.

Geestelijk groeien
Jezus ziet zichzelf als diegene die je van je blindheid kan genezen.
Alles wat Hij zegt en doet is op niets anders gericht dan op het bevrijden van mensen, van u en ik, van de waan dat ons geluk ligt in het alles naar je toehalen. In bezit. In het bevredigen van biologische behoeften. Hij begrijpt heel goed dat mensen die honger hebben eerst brood moeten krijgen vooraleer je met hen over liefde tot God en de mensen moet praten. En christenen hebben dat denk ik altijd heel goed begrepen. Maar daar houdt het dan ook op. Er zijn geen grenzen. Je kan maar met één wagen tegelijk rijden en je kan moeilijk vijf biefstukken per maaltijd eten. Echte groei en echt geluk en zinvol leven moet je dus ergens anders zoeken. Dat probeert Jezus ons duidelijk te maken.

Niet simpel
Maar dat is hetgeen dat juist in alle toonaarden ontkend en bestreden wordt door de impulsen die uitgaan van de huidige consumptiemaatschappij.
Een consumptiemaatschappij die op een zeer rationele en vernuftige manier onze biologische oerdriften aanspreekt. Die via een intelligent uitgekiende reclame inwerkt op onze zucht naar bezit en genot en prestige.
Dat maakt het ons zeker niet gemakkelijk. Maar het is wel onze maatschappij. In die maatschappij leven wij. Er is voor ons momenteel geen andere. Maar ook in dit soort samenleving moeten wij blijven beseffen dat de aanwezigheid van onze biologische driften, ons niet ontslaat van onze plicht als mens daar boven uit te groeien. Aangeboren blindheid, zegt Jezus, heeft niets met zonde te maken. Dat is gewoon een feitelijkheid. Maar bewust blind blijven, weigeren van te zien, dat is zonde.


Anderen doen het ook
ma 20 maart '17

Zondag 19 maart 2017 – Derde zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Het gesprek tussen de vermoeide Jezus en de Samaritaanse vrouw die water komt putten bij de bron is om verschillende redenen merkwaardig.
Het heeft om te beginnen iets grappigs, omdat de antwoorden schijnbaar geen verband houden met de vragen die gesteld worden en Jezus en de Samaritaanse vrouw de indruk wekken straal naast elkaar heen te praten.
Niets is echter minder waar. In feite zijn wij hier getuige van een soort steekspel met woorden waarbij de mild-ironische toon langs weerskanten opvalt.

Verstoppertje spelen
Van bij de aanvang van het gesprek doet de vrouw nogal afstandelijk en zelfs een beetje uit de hoogte. En probeert ze met haar kritische opmerkingen over het geloof het gesprek te sturen en er een welles-nietes spelletje van te maken. Ze doet denken aan Pilatus en zijn beroemde (retorische) vraag: “Wat is waarheid?” Klinkt heel erg filosofisch en diepzinnig. Maar eigenlijk wordt bedoeld: ieder heeft zijn waarheid, dé waarheid bestaat niet, alles is heel erg relatief. Ik doe dus gewoon waar ik zin in heb. En dat is precies wat de Samaritaanse hier zegt tegen Jezus: ook godsdienst is relatief; de Joden zeggen dit, de Samaritanen zeggen dat.
Maar eigenlijk zijn het allemaal koekjes uit hetzelfde deeg. En ik lust geen koekjes. Dat is wat ze eigenlijk zegt. Maar Jezus laat zich door haar woorden niet van de wijs brengen en voert haar zonder veel omwegen naar de kern van haar probleem. De moeite die ze heeft met geloven komt niet voort uit allerlei diepzinnige overdenkingen, maar heeft alles te maken met haar ongeregeld seksleven.

Overgave
En dat is natuurlijk heel herkenbaar. Ik bedoel: als we het moeilijk hebben met het beleven van bepaalde normen en regels van ons geloof, dan gaan we in plaats van ons in te spannen en ons te bekeren, het geloof en de normen en waarden zelf in vraag stellen en verwerpen. “Is dat allemaal wel nodig? Waarom moet dat eigenlijk?” En, vooral: “Leven (andere) gelovigen daar zelf wel naar… ?” Maar bij Jezus pakt dat niet. En omdat Hij nooit veroordeelt kan hij dóór het pantser van de vrouw geraken. Misschien dacht ze tot dan toe wel dat ze alles over de liefde wist. Maar nu komt ze in contact met iemand die helemaal liefde is. En in zijn nabijheid en onder zijn liefdevolle blik kan ze haar verdedigende houding loslaten. Haar situatie onder ogen zien. En kan ze zich helemaal in vertrouwen overgeven aan de vergevende en genezende barmhartigheid van God.

Relativeren
En dat is precies waar iedere mens, waar ieder van ons, waar ik en u zouden moeten toe komen: dat wij ons in vertrouwen overgeven aan de genezende barmhartigheid van God. Maar daarvoor is het natuurlijk nodig dat wij beseffen dat wij vergeving en barmhartigheid nodig hebben. En precies daar wringt het schoentje. Niet dat wij onszelf als heiligen of volmaakten zien. Net zoals de Samaritaanse weten wij heel goed dat wij niet echt en zeker niet op elk vlak leven zoals het zou moeten, maar wij vinden dat eigenlijk niet zo erg. Er zijn immers mensen, de gezagsdragers, de hogepriester vooral, zij die het goede voorbeeld zouden moeten geven, die het ook niet zo nauw nemen … Niets is echter zo erg als je wentelen in zelfgenoegzaamheid.

In de kou
Dát is het wat ons afsluit van God, zijn warmte en zijn nabijheid, niet de zonde zelf. Want “geen enkele misstap, hoe zwaar ook, kan ons scheiden van de liefde van Christus”. En een ander Schriftwoord zegt: “Waar de zonde heeft gewoekerd werkt de genade mateloos”. De woestijn waar we door moeten op weg naar God hebben wij vaak zelf gecreëerd. Zolang we weigeren in te zien dat onze eigen nukkigheid ons verwijderd houdt van de warme nabijheid van God, blijven wij gevangen. En zijn wij zelf de ontwerper en de bewaker van onze kerker. De enige mogelijkheid om te ontsnappen is o. m. ophouden met in de misstappen van anderen een vergoelijking van onze eigen verkeerde levenswijze te zoeken. Want dat is bijzonder kinderachtig.

Wil
Het mag dan nog gaan om spelletjes die typisch zijn voor volwassenen, wat losjes omspringen met de echtelijke trouw bijvoorbeeld, maar het blijft bijzonder infantiel om dan af te komen met: “Anderen doen het ook”.
Niemand van ons is volmaakt. Maar je fouten relativeren en afdoen met: “Iedereen doet het” is voor een christen geen optie. Je moet correct leven omdat je dat zelf wil, omdat je integer wil zijn, opdat je rechtop voor God zou kunnen staan en iedere mens recht in de ogen kan kijken. Wat anderen doen speelt in deze geen enkele rol. Jij bent het die verantwoordelijk is voor het opruimen van alles wat die vertrouwelijke omgang met God, zijn genade en zijn vriendschap in de weg staat.


Jezus en Mozes
ma 13 maart '17

Zondag 12 maart 2017 – Tweede zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Het relaas van de verheerlijking van Jezus op de berg Tabor is in meerdere opzichten een merkwaardig verhaal. Wat al onmiddellijk opvalt is dat het bij elk van de evangelisten gesitueerd wordt tussen twee lijdensvoorspellingen in. Dat kan geen toeval zijn. Blijkbaar moet de verheerlijking op de berg de apostelen helpen om zich toch enigszins te verzoenen met de gedachte dat Jezus door lijden en dood heen moet om zijn doel te bereiken.

Moeilijk verteerbaar
Aanvankelijk, zonder de minste twijfel, een volstrekt onaanvaardbare en zelfs ondenkbare optie voor zijn enthousiaste volgelingen.
Volgelingen die voor Jezus door een vuur willen gaan. Maar die zich totaal niet kunnen verzoenen met de gedachte dat hijzelf aan zijn zending ten onder zou gaan. Volgelingen die zich niet kunnen voorstellen dat Jezus, die van zichzelf zei: “Wie mij ziet, ziet de Vader”, door een paar politieke hansworsten met één vingerknip zou worden uitgeschakeld. Wij, die al 2000 jaar met die feitelijkheid vertrouwd zijn, hebben daar nog weinig moeite mee. Maar voor moslims bv. is dat gegeven nog altijd onverteerbaar.
Ook moslims zien Jezus als een van de profeten, maar dat Hij aan het kruis zou gestorven zijn wordt door hen ontkend. Zij beweren dat iemand anders op het laatste moment zijn plaats heeft ingenomen. De gedachte dat een profeet van God zich zomaar als een schaap naar de slachtbank kon laten leiden en door mensen op zo’n schandelijke wijze zou zijn vernederd, is voor hen volstrekt onaanvaardbaar. Trouwens, ook de christenen hebben zich daar lang voor “gegeneerd”. Het heeft vele eeuwen geduurd vooraleer het kruis zijn intrede deed in de christelijke kunst. Gedurende de eerste eeuwen werd Christus uitsluitend afgebeeld als de Goede Herder, de Wonderdoener en vooral, in de grote Byzantijnse mozaïeken, als de Albeheerser, de Pantocrator.

Joodse afkeer
Kan je nagaan welk een weerzin de gedachte van een zachtmoedige, geweldloze en uiteindelijk gemartelde en gekruisigde Messias moet opgeroepen hebben bij de apostelen en bij de Joodse volgelingen van Jezus in het algemeen. Joden die al eeuwenlang vertrouwd waren met “Jahweh van de hemelse Machten”, een God die met de legers van Israël meevocht. Joden die al eeuwen een Messias, een Bevrijder verwachtten die de vijanden van Israël als een voetbank onder zijn voeten zou leggen. Toen Jezus na zijn geseling, bebloed, vernederd en door iedereen in de steek gelaten vóór Kajafas stond, scheurde de hogepriester zijn kleren. Het was een theatraal gebaar, maar de woede en de walg van de gezagdrager waren zonder de minste twijfel echt en oprecht. De idee alleen al dat een dergelijke machteloze en haveloze figuur de Messias zou zijn, de zoon van God, was voor de Joodse leider weerzinwekkend.

Anders
De verheerlijking op de Taborberg moet bovendien om nog een andere reden gezien worden als een poging van de evangelisten om de pil te vergulden. Het moest de Joodse volgelingen ervan overtuigen dat Jezus geen echte breuk met het Joodse geloof betekende, dat het eerder ging om het verschil in interpretatie van de Joodse wet en de Profeten. In het verhaal onderhoudt Jezus zich uitvoerig met Mozes en Elia, niet toevallig de twee grondleggers van het Joodse geloof. Dat deze drie godsdienststichters goed op elkaar aansluiten is een erg modern aandoende gedachte. Maar ze klopt niet. De invulling die Jezus gaf aan zijn Messias-zijn staat helemaal haaks op het traditioneel Joodse Messiasgeloof. En op de Joodse visie op God. Ik denk dat het nogal duidelijk is dat Jahweh-van-de-hemelse-machten, die al de eerstgeborenen van Egypte vermoordde en die een Joodse koning strafte omdat die het vertikte zijn gevangenen om te brengen, dat die Jahweh lichtjaren verwijderd is van de liefdevolle en barmhartige Vader die Jezus ons leerde kennen.

Verwarrend
En dit brengt ons bij een serieus hedendaags probleem i.v.m. de gelovige opvoeding. Er zijn veel ouders die met spijt moeten vaststellen dat de school wel zorgt voor kennisoverdracht, maar niet voor geloofsoverdracht bij hun kinderen. En dat zijzelf er niet genoeg tijd kunnen voor maken. En dus geven ze hun kinderen vaak de raad om ’s avonds een stukje uit de Bijbel te lezen. Aanvankelijk als ik dat hoor ben ik altijd blij verrast, maar meteen daarna denk ik: O jee! Want de Bijbel, dat is zowel het Oude als het Nieuwe Testament. En het is heel goed dat je als christen ook de grote verhalen uit het Oude Testament kent. De Joden zijn nu eenmaal onze “geestelijke voorvaderen”. En het is altijd goed dat je weet waar je vandaan komt en respect hebt voor je roots. Maar het godsbeeld dat (in het algemeen) uit het O.T. naar voor komt is moeilijk verenigbaar met de liefdevolle Vader waar wij als christenen in geloven. Die twee opvattingen door elkaar haspelen kan alleen maar verwarring zaaien. En vooral: het kan maken dat zich in jonge geesten godsvoorstellingen vormen die helemaal niet verenigbaar zijn met het christelijk geloof.

Jezus
Daarom: spoor jongeren aan om het Evangelie, het Nieuwe Testament te lezen. En om zo in contact te komen met de God van Jezus, die pure Liefde is. Een God die, omdat Hij houdt van elke mens, het opneemt voor armen en verschoppelingen. En die stelt dat je Hem dient in het dienen van de “minste” van zijn mensen.


Pagina's