Nieuws uit de parochie

Uit de kast komen
ma 01 mei '17

Zondag 30 april 2017 – Derde Paaszondag (jaar A)

Vorige week hadden we het over het vrij recente verschijnsel dat sommige (gelovige) ouders hun kinderen niet laten dopen omdat ze “later zelf maar moeten kiezen”.
We zagen toen echter dat een gelovige opvoeding de beste garantie is om later echt te kunnen kiezen.
Vandaag zou ik het graag hebben over de noodzaak om ons geloof regelmatig onder elkaar ter sprake te brengen.
In de weken na Pasen ademt heel de liturgie het paasgeloof uit en draaien de gebeden en de lezingen uiteraard allemaal rond de Verrijzenis van Christus.
Die verrijzenis van Christus en het geloof in die verrijzenis staan als een massief gegeven in het centrum van het christelijk geloof.

Groei
Maar dat geloof is niet als een monoliet uit de hemel komen vallen.
De eerste berichten over de verrijzenis werden aanvankelijk door de apostelen resoluut afgedaan als beuzelpraat van vrouwen.
Naderhand, toen de meldingen erover bleven aanzwellen en de getuigenissen toenamen en die getuigenissen de eigen ervaringen van de leerlingen steeds meer bevestigden, lieten ze hun angst voor inbeelding varen.
De ommekeer was zelfs zo sterk dat op zeer korte tijd het aanvankelijk gefluister aanzwol tot de triomfantelijke kreet: Christus is verrezen.
God is geen hersenschim, maar een ontzagwekkende werkelijkheid.
En een mensenleven heeft wel degelijk zin en betekenis als het een gegeven leven is zoals dat van Jezus. Omdat, ondanks schijnbare ondergang, de dood op zo’n leven blijkbaar geen vat heeft.
Maar dat geloof is gegroeid. Heel snel en heel sterk. Zo sterk zelfs dat het als een vreedzame storm over wereld zou gaan. Gebracht en verspreid door mensen die zo overtuigd waren dat ze er stuk voor stuk hun leven voor gaven.

Erover spreken
Maar het is gegroeid, het is niet uit de hemel komen vallen.
Het groeide omdat mensen met elkaar erover praatten. Hun ervaringen deelden, elkaar hielpen om dingen te zien en te interpreteren, elkaar bevestigden in het geloof.
Ik denk dat het de hoogste tijd wordt dat we daar terug meer aandacht aan besteden.
Geloof kan alleen gedijen, groeien en sterker worden als het ook ter sprake wordt gebracht. En blijkbaar doen we dat in onze tijd veel te weinig.
Geloof is niet iets dat je eens en voor altijd bezit. Het is meer ook dan kennis.
Het is iets dat je beleeft en dat kleur en warmte en diepte geeft aan je leven.
En dat moet gevoed, bevestigd en gedeeld worden.
Hoeveel deugd doet het toch als iemand, waar je het niet van had verwacht, je vertelt over het geloof dat in zijn binnenste leeft. Wij hebben nood aan zo’n diepe ervaringen van herkenning en verbondenheid.

Andere tijd
De tijd dat onze maatschappij helemaal doortrokken was van het geloof, dat je bijna geen artikel of boek kon lezen, geen film kon bekijken of je kwam dat geloof tegen, de tijd dat de Kerk heel het verenigingsleven bezielde, bijna alle tijdschriften en kranten katholiek waren en jongeren ervan droomden missionaris te worden, die tijd is voorbij.
Geloof komt in de publieke ruimte nog zelden ter sprake.
En als erover gesproken wordt is het meestal in de negatieve zin.
Juist daarom is het zo belangrijk dat wij terug spreken over ons geloof.
Wij moeten niet met bijbels langs de deuren trekken, maar laat ons tenminste in onze eigen kring ons geloof terug ter sprake brengen, bij ons thuis, onder vrienden en, als het pas geeft, waarom niet, op het werk en zelfs op vakantie.
Laat ons toch minstens beginnen met het geloof terug ter sprake te brengen als wij in kerkverband samenkomen. Want zelfs daar gebeurt dat niet meer of hoogstens zijdelings.

Outen en ontmoeten
Ik kan als priester bijvoorbeeld een gans jaar bijna elke avond naar vergaderingen gaan zonder daar ooit iets te horen over geloof. Alleen maar over bouwplannen, verkoop van gronden, kasverslagen en rekeningen.
En over mediaberichten, over sport en politiek.
Vaak merk je wel, goddank, een sterke betrokkenheid op de mensen van het dorp. Maar zelden of nooit heeft iemand het over z’n geloof, over een diepe ervaring of een nieuw verworven inzicht.
En dan vraag je je toch af: waar zijn we eigenlijk mee bezig?
Mensen die zich vanuit hun christen-zijn willen geven, hebben nood aan diepe verbondenheid met gelijkgezinden. Aan warmte, diepe contacten en echte ontmoetingen op een dieper niveau.
Wij kunnen als christenen nooit nog iets betekenen voor de mensen om ons heen, als wij niet een sterke thuisbasis hebben waar wij onze geloofsbatterij kunnen opladen.

Concreet
Laat ons er iets aan doen. Laten we bijvoorbeeld vanaf nu elke vergadering in parochieverband terug beginnen met een kort geloofsgesprek, een kleine bezinning, een gezamenlijk gebed. Als Christus het middelpunt en de bezieler van onze werking en onze inzet is, dan moet Hij ook regelmatig ter sprake komen in ons midden. Anders zijn we niet goed bezig.


Ik laat mijn kind niet dopen
ma 24 april '17

Zondag 23 april 2017 – Beloken Pasen (jaar A)

Af en toe hoor je wel eens zeggen door mensen die zelf gelovig zijn opgevoed: “Ik laat mijn kind niet dopen, later moet het zelf maar kiezen.” Ach, ik wil het verschijnsel zeker niet opblazen: er worden immers nog altijd veel meer kinderen gedoopt dan vele mensen denken. Maar het feit zelf dat er zo’n (gelovige) ouders zijn, vraagt toch om daar even bij stil te staan en er over na te denken. Niet om gewetensdruk uit te oefenen op jonge ouders, maar om hen te helpen bij het vormen van hun mening: gewoon door onze (gelovige) zienswijze te leggen naast de toch wel aan populariteit winnende slogan dat “de kinderen later zelf maar moeten kiezen of ze willen geloven of niet”.

Kernvraag
De vraag waar alles om draait is: kán je later eigenlijk wel kiezen voor geloof als je volledig buiten elk geloof wordt opgevoed? (Want ik ga ervanuit dat als je je kind niet laat dopen dat je dan ook geen moeite gaat doen om je kind op andere manieren in contact te brengen met het geloof.) Ik denk dat het voor kinderen in dat geval heel moeilijk is om later nog te kiezen. Het is bijzonder moeilijk om te kiezen voor iets dat volledig buiten je belevingswereld valt.
Als Vlaming weet je bijvoorbeeld wel van het bestaan van Hindoeïsme, Boeddhisme en Islam. Dankzij de media en vooral het onderwijs kan je er zelfs een aardig mondje over meepraten. Maar eigenlijk is dat allemaal zo ver van je bed dat – behoudens enkele zeldzame uitzonderingen – je als nuchtere Brabander er niet aan denkt om hindoe, boeddhist of islamiet te worden.
Dat komt gewoon niet in je op omdat het heel weinig met je eigen leven te maken heeft.

Beleven
Bovendien is geloof een van de dingen die je moet beleven en waar je van jongs af aan moet in groeien. Op precies dezelfde wijze kan je op rijpere  leeftijd geen grote interesse voor wiskunde ontwikkelen als je nooit de Tafels van Vermenigvuldiging hebt geleerd. En je zal op je twintigste nooit gepassioneerd kiezen voor een leven als voetballer wanneer je papa je nooit meegenomen heeft naar een match en je als jonge gast zelfs niet tegen een blikken doos op straat hebt gestampt. Het blijkt dus dat als je je kind buiten het geloof opvoedt, dat kind later eigenlijk nog moeilijk kan kiezen: jij hebt al gekozen in zijn of haar plaats. Een jongere kan later niet kiezen voor iets dat hij niet kent of alleen maar de aberraties, de afwijkingen en de vooroordelen ervan.

En omgekeerd?
Je kan dan natuurlijk opwerpen: maar geldt het omgekeerde niet evenzeer? Stel de vraag en je weet meteen het antwoord. Kan iemand die gelovig is opgevoed later kiezen om niet te geloven? Natuurlijk kan hij dat. Kijk maar om je heen. Overal zie je mensen die gelovig zijn opgevoed, en later kozen voor het andere.
Je kan, om de voorbeelden nog even aan te houden, je hele jonge leven door je vader gepusht zijn om voetballer te worden en dan op je twintigste je truitje aan de haak hangen en treinconducteur worden. En ook al heb je jarenlang met je neus alleen maar in algebra- en meetkundeboeken gezeten, je kan op elk moment die boeken laten voor wat ze zijn, je een lief zoeken en boswachter worden. Met geloven is dat precies hetzelfde. Je kan ten allen tijde iets waar je vertrouwd mee bent loslaten en kiezen voor iets anders dat je ook kent. En gelovigen kennen het ongeloof van binnenuit.

Verschil
Want dat is het grote verschil. Iemand die buiten het geloof is opgegroeid weet niet wat geloven is. Omdat het bij geloven meer om “beleven” gaat dan om “kennis”. Anderzijds weet iemand die gelovig is heel goed wat ongeloof is. Geen enkele gelovige gelooft immers iedere dag even sterk. Wanneer je de ene slag na de andere te verwerken krijgt en het leven echt begint pijn te doen, dan kan het toch niet anders of je begint ontredderd en verward vragen te stellen bij een God van wie je dacht dat Hij je draagt en van je houdt. Gelovigen weten dus, zeer goed, wat ongeloof is.

Echte garantie
Kies dus op volkomen rationele en perfect verdedigbare gronden voor een godsdienstige opvoeding van je kinderen. Niet alleen is het religieus aanvoelen iets waar elk kind mee geboren wordt. En aangeboren capaciteiten moeten ontwikkeld worden in plaats van ze te verdringen. Maar bovendien is een godsdienstige opvoeding de enige echte garantie dat kinderen later kunnen kiezen omdat ze dan beide mogelijkheden, geloven en niet- geloven, van binnenuit kennen.


De steen is weggerold. Voorgoed.
vr 21 april '17

Zondag 16 april 2017 – Pasen (jaar A)

Pasen valt niet toevallig in de lente. Het is het feest van het eerste groen dat onder winterse dorheid vandaan komt. Van openbarstende bloembollen en van bloesems en blaadjes aan dood gewaande takken. Het is het feest van opstanding na schijnbare ondergang, het feest van de hoop tegen alle wanhoop in.

Opvallend
Pasen is vooral de bevestiging van ons aarzelend vertrouwen dat ondanks de schijn van het tegendeel het goede het uiteindelijk haalt van het kwaad. Dat, hoezeer het kwaad ook oppermachtig lijkt, de liefde sterker is. Sterker zelfs dan de dood. En dat maakt ons blij. Wat eigenlijk toch wel erg opvallend is. Want wij weten maar al te goed dat het kwaad ook in ons zit. Dat, in aanleg, in ieder van ons trekjes zitten van zowel Moeder Thérésa als van Adolf Hitler. En toch zijn wij altijd weer blij als wij de paasbloemen de schrale voorjaarstuin in bloei zien zetten. Zijn wij blij als wij zien hoe zieke mensen genezen en oorlogen worden beëindigd. En zelfs in momenten dat wij lusteloos of verbitterd zijn, zijn wij blij als wij zien dat rechtvaardigheid het haalt van onrecht. Dat moet ons niet verwonderen, want diep in ons is er iets dat ons probeert te verleiden om te kiezen voor liefde en goedheid.
En dat iets dat is niet zomaar iets, dat iets dat is God zelf. Dat is, zoals Oosterhuis het zegt, de Geest van God die “in ons roept en ademhaalt, die ons bewoont”.

Kiezen
En telkens als wij zijn wenken volgen en kiezen voor het goede, kiezen voor de liefde, laten wij het Rijk Gods even oplichten in ons midden. God is dus niet op de eerste plaats een soort reddende cavalerie, die altijd net op tijd komt aandraven om ons uit de nood te helpen zoals dat gebeurt in cowboyfilms. God werkt in de eerste plaats in ons, als een stuwende kracht die ons probeert te winnen voor het goede. En het Rijk Gods gebeurt daar waar liefde en inzet voor het goede het halen van onrecht, onverschilligheid en kwaad. Het Rijk Gods is dus ook geen politieke of economische heilsstaat die ooit eens bereikt zal worden. Het is een heilzame situatie, die oplicht telkens wanneer wij de diepste streving in ons volgen en precies daardoor niet alleen voor anderen het goede doen maar ook onszelf heel-maken.
Wij zijn immers, zoals Augustinus het zegt, geschapen naar God toe. Toegeven aan welk kwaad dan ook maakt ons ziek en breekt ons af. Omdat ons diepste innerlijk, ons eigenlijke ik, het goede wil. Het Rijk Gods, waar Jezus het altijd over had, is dus inderdaad geen perfect politiek systeem of een ideaal maatschappelijk bestel waar we naartoe groeien.

Vooruitgang
En toch is het ook méér dan een geheel van hoopvolle tekens, eilandjes van goedheid, lichtgevende sintels tegen een duistere achtergrond. Als je de hobbelige pelgrimage van de mensheid over de eeuwen heen overziet, dan merk je wel degelijk vooruitgang. Er is natuurlijk regelmatig ook terugval in de meest onvoorstelbare barbarij en elke nieuwe oorlog is nog wreder en nog meer vernietigend dan de vorige. Terwijl de kloof tussen superrijken en extreem armen steeds groter wordt. Dit mag ons echter niet beletten om ook te zien dat de groep extreem armen in de wereld ieder jaar kleiner wordt en nu nog minder dan 10% van de wereldbevolking bedraagt. In de voorbije eeuwen was dat 90 tot 95%. De levensverwachting verdubbelde en oorlog wordt door geen zinnig mens nog gezien als een normaal, noodzakelijk verschijnsel. We zijn dus ondanks regelmatige terugval wel degelijk op weg naar beter. Het streven naar het goede in ons zit blijkbaar dieper dan het diepste kwaad.

Schijn
En dat geeft hoop. En kracht. Kracht om door te gaan als het moeilijk wordt. Want dat vooral is Pasen: de zekerheid dat wat er ook gebeurt, uiteindelijk altijd God het laatste woord heeft. Dat hoe ongenaakbaar, wild en oppermachtig het kwaad ook om zich heen kan slaan, alleen het goede, alleen de liefde toekomst heeft. Pasen snijdt als een mes door de wereld van de schijn, de wereld van het geld en van de macht en de dood, onze wereld. Ondanks de schijn van het tegendeel heeft het kwaad geen enkele toekomst. Ook niet de pionnen van het kwaad en van de macht: de sluwe Kajafas, de wrede Herodes, de laffe Pilatus, het vuilbekkende gepeupel – geen van hen heeft toekomst. Als het waas doorbroken wordt en het doek valt over de wereld blijkt de verachte man aan het kruis, de Heer van het leven te zijn.

Geloof
En dat geeft moed als wij ons inzetten voor het goede en op tegenstand botsen. Tegenstand ook in onszelf. Als het echt moeilijk wordt en je begint te twijfelen aan de zin van je inzet, probeer dan de aarzeling niet alleen tegen te gaan met morele overwegingen en principes. Er is iets dat sterker werkt: denk dan aan Pasen. Laat je helpen door je geloof dat het goede altijd overwint. Als je inzet voor mensen op onverschilligheid botst, geen resultaat heeft of zelfs meewarig wordt bekeken, denk dan aan de woorden van Henriette Roland Holst: “Ik zal de halmen niet meer zien, noch binden ooit de volle schoven. Maar doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien”.
Denk dan aan Pasen: voor christenen bestaat er geen definitieve nederlaag.
Niets van het goede gaat ooit verloren. En ook wijzelf gaan niet verloren. Bij ons “is al eens iemand opgestaan uit de dood” (D. Sölle).


Eeuwigheid begint vandaag
do 06 april '17

In de eerste lezing horen we hoe God, bij monde van de profeet Ezechiël, zegt: “Ik ga uw graven openen”. En Hij zegt dat niet tegen mensen die gestorven zijn maar tegen ballingen die totaal uitgeblust zijn en elke hoop op vrijheid en op nieuw leven hebben opgegeven. Al in die eerste lezing wordt dus duidelijk dat in de Bijbel woorden als “verrijzen” en “uit het graf opstaan”, op meer slaan dan alleen op het voortbestaan na de dood. Er bestaan blijkbaar meerdere manieren van verrijzen. Voor de duidelijkheid wil ik er echter onmiddellijk aan toevoegen dat centraal in ons geloof de overtuiging staat dat Jezus gekruisigd is, gestorven en begraven is, en dat Hij verrees en eeuwig leeft bij de Vader.
En dat als gevolg daarvan en onder welbepaalde voorwaarden, ook wij na onze dood verder leven met Hem.

“Voortbestaan”?
Ik wil dat toch nog eens met nadruk zeggen. De tijd is gelukkig voorbij dat je na een uur luisteren naar een predikant nog altijd niet wist wat hij nu precies geloofde en bedoelde: ging het om echt leven na de dood of moest je het allemaal niet zo letterlijk opvatten? Dat soort mistig spreken, dat zo populair was in de tweede helft van de vorige eeuw, hebben we goddank achter ons gelaten. Wij geloven wel degelijk in het leven na de dood. Maar ik gebruik met opzet niet het woord voortbestaan. Voort-bestaan dat doet denken aan een soort automatisme. Maar dat wij allen, ongeacht hoe wij geleefd hebben, automatisch zouden voortbestaan is een zoethoudertje van het moderne heidendom. Christenen geloven daar niet in. Voor hen is verrijzenis alleen voor mensen die tenminste geprobeerd hebben te leven zoals de verrezene. Mensen die, ook al hebben ze nooit over Jezus gehoord, toch altijd het goede hebben nagestreefd en het kwaad hebben vermeden.

Synoniem?
Maar als je dat zegt krijg je natuurlijk onmiddellijk de vraag voorgeschoteld of het dan niet volstaat een goed mens te zijn. En dan duurt het niet lang meer of je krijgt de absolute klassieker op je bord: moet je christen zijn om een goed mens te zijn? Je snapt eigenlijk niet dat ook maar iemand met zo’n vraag kan zitten. Ieder van ons kent mensen die niet geloven en die toch voortreffelijke burgers zijn, correct, rechtvaardig en beminnelijk in de omgang. En ieder van ons kent mensen die zich christen noemen en die in feite het christendom alleen maar een slechte naam bezorgen. Het antwoord op die laatste vraag is dus zo evident dat het het overwegen niet waard is. Maar voor alle duidelijkheid weze dan nog maar eens met zoveel woorden gezegd: neen, je moet natuurlijk geen christen zijn om een goed mens te zijn. Het zou dan ook helemaal verkeerd en zelfs ronduit belachelijk zijn als je als gelovige zou denken dat je, omdat je gelovig bent, sowieso al een beter mens bent dan iemand anders. Van een gelovige mag integendeel juist verwacht worden dat hij zich, meer dan een ander, bewust is van eigen zondigheid en tekortschieten.

Meerwaarde
Helemaal anders zit dat met die eerste vraag: “Volstaat het een goed mens te zijn”? Want daar kan je als gelovige volmondig neen op zeggen. Je kan geloof natuurlijk zien als iets dat je helpt om een goed mens te zijn. En terecht, geloof helpt je daar heel zeker in. Maar daarnaast heeft geloof nog een waarde op zich, geeft het een meerwaarde aan ons leven. Je kan dat het best begrijpen door te kijken naar menselijke liefde en menselijke vriendschap. Wanneer er liefde en vriendschap is in je leven dan verandert dat je leven grondig. Als je echt van iemand houdt en je weet dat die ander ook zielsveel van jou houdt dan verandert dat je leven helemaal. Ook al blijven uiterlijke omstandigheden misschien hetzelfde: je verandert niet van woning, noch van job noch van hobby, en toch wordt gans je leven anders. Het gras lijkt groener, de hemel hoger, en zelfs de ingeademde lucht meer opwindend. Op precies dezelfde wijze brengt het besef van Gods liefde en nabijheid, warmte en vervulling in je leven.

Eeuwig leven
Maar, hoezeer liefde je leven ook kan verrijken, uiteindelijk zou je dat nog kunnen afdoen als een kwestie van gevoel en dus aan schommelingen onderhevig. Er is echter meer. Er is immers vooral de toezegging van Jezus dat wie in Hem gelooft nu al deel heeft aan een leven waar de dood geen vat op heeft. Als Jezus spreekt over “eeuwig leven” dan heeft Hij het over leven dat groeit naar God toe. Een leven dat steeds meer opgenomen wordt in het leven van God. En dat hier al begint. Een leven in geloof, heel sterk verbonden met Jezus. Een leven waarin wij steeds meer loskomen van alles wat ons meesleurt naar de dood: ons egoïsme, onze hebzucht, onze jaloezie en onze zucht naar macht. Het eeuwig leven begint voor ons vanaf het moment dat we, vanuit onze gehechtheid aan Jezus, ons laten bevrijden uit alles wat ons tot slaaf maakt van onszelf. Wanneer ik beslis te geloven, echt te geloven, mij te laten leiden – met vallen en opstaan – door wat God van mij vraagt, dan treed ik op dat moment het eeuwig leven binnen en geniet ik van de warmte van Gods nabijheid. En dan is die overgang groter dan de overgang die ik maak als ik sterf.


Ziende blind
ma 27 maart '17

Zondag 26 maart 2017 – Vierde zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Vorige week hebben we het uitvoerig gehad over hoe het relativeren en wegmoffelen van je fouten en het je nestelen in een verkeerde manier van leven, je afsluit van God. Het ging over het bewust vergoelijken van je verkeerde levenswandel. Je wil wel geloven, en je wil ook dat God van je houdt, maar er zijn een paar dingen in je leven waarvoor Hij maar een oogje moet dichtknijpen. Jij mag tenslotte ook een verzetje hebben …
Vandaag gaat het over een obstakel voor de goddelijke liefde dat minder bewust door ons wordt opgeworpen: onze blindheid, onze onwetendheid. Minder bewust, tenminste in aanvang. Want ook dit niet – kunnen – zien kan verworden tot een koppig niet willen zien, niet willen begrijpen, en da’s natuurlijk al wat anders. Laten wij eens even teruggaan naar de evangelielezing van vandaag. Jezus die maakt dat een blindgeborene kan zien. Het is een typisch evangelisch genezingsverhaal. Dat wil zeggen dat we ook hier weer de hele pointe missen als wij ons te zeer focussen op de spectaculaire fysieke genezing.

Straf
Alvorens wij ons echter een weg zoeken in dit toch wat ingewikkeld verhaal, in heel de wirwar van fysiek blind en moreel blind, tussen niet kunnen en niet willen zien, in heel dat kluwen van misverstanden en dubbele bodems, eerst nog iets van een heel andere orde. Als je goed toekijkt merk je dat Jezus, als het ware en passant, radicaal komaf maakt met een opvatting die al eeuwenlang als een soort gezwel aan het jodendom vastkleefde. De mening namelijk dat een handicap een straf van God was.
Als je mindervalide werd door een ongeval tijdens je leven dan was dat een straf voor je zonden. Als je met een handicap geboren werd dan hadden je ouders of je voorvaderen gezondigd. Jezus zet zonder pardon het mes in die opvatting en daarmee doet hij iets dat later van wereldhistorische betekenis zal blijken te zijn. Want ook bij vele andere volkeren zat die opvatting diep ingeworteld.

Uitdaging
Mijn kennis hierover is uiteraard heel beperkt, maar ik vermoed dat in de meeste oude beschavingen kinderen die met een zware handicap geboren werden zelfs niet, zoals bij de joden, het voorwerp waren van allerlei theologische beschouwingen. Maar dat ze onmiddellijk na de geboorte vaak gewoon werden gedood. En dat pas in de beweging die Jezus op gang bracht het inzicht groeide dat iedere mens waardevol is en volkomen uniek. Zowel in zijn capaciteiten als in zijn gebreken. En dat alle mensen, sporthelden en rolstoelpatiënten, mongooltjes en schoonheidskoninginnen, geroepen zijn, ieder met hun eigen mogelijkheden en tekorten, een mooi en zinvol leven uit te bouwen. En dat alle mensen de plicht hebben elkaar daarbij te helpen.

Levensdrift
Om nu terug te komen tot het verhaal in de lezing: het is duidelijk dat in Jezus’ ogen wij allemaal, zieken en gezonden, blindgeboren zijn. Dat datgene wat goed is, dat wat zin en betekenis aan ons leven geeft, niet onze eerste betrachting is. U moet eens aandachtig kijken naar een baby . En probeer dan eens elke positieve vooringenomenheid, elk vertederd-zijn uit te schakelen. U ziet dan onmiddellijk dat een baby met gesloten vuistjes ter wereld komt en dat zo’n baby eigenlijk een en al grijpen is en wenen en krijsen om wat hij mist en lachen als hij krijgt wat hij wil. Onze primaire levensdrift is duidelijk gericht op onszelf, op zelfbehoud, op alles naar ons toehalen. Als we niet oppassen blijven we ons ganse leven steken in die puur biologische reflex. Dan mislopen wij de kans om te groeien als mens, om uit te groeien tot een wezen dat beseft dat het geluk van een mens in de liefde ligt, in het er zijn voor elkaar.

Geestelijk groeien
Jezus ziet zichzelf als diegene die je van je blindheid kan genezen.
Alles wat Hij zegt en doet is op niets anders gericht dan op het bevrijden van mensen, van u en ik, van de waan dat ons geluk ligt in het alles naar je toehalen. In bezit. In het bevredigen van biologische behoeften. Hij begrijpt heel goed dat mensen die honger hebben eerst brood moeten krijgen vooraleer je met hen over liefde tot God en de mensen moet praten. En christenen hebben dat denk ik altijd heel goed begrepen. Maar daar houdt het dan ook op. Er zijn geen grenzen. Je kan maar met één wagen tegelijk rijden en je kan moeilijk vijf biefstukken per maaltijd eten. Echte groei en echt geluk en zinvol leven moet je dus ergens anders zoeken. Dat probeert Jezus ons duidelijk te maken.

Niet simpel
Maar dat is hetgeen dat juist in alle toonaarden ontkend en bestreden wordt door de impulsen die uitgaan van de huidige consumptiemaatschappij.
Een consumptiemaatschappij die op een zeer rationele en vernuftige manier onze biologische oerdriften aanspreekt. Die via een intelligent uitgekiende reclame inwerkt op onze zucht naar bezit en genot en prestige.
Dat maakt het ons zeker niet gemakkelijk. Maar het is wel onze maatschappij. In die maatschappij leven wij. Er is voor ons momenteel geen andere. Maar ook in dit soort samenleving moeten wij blijven beseffen dat de aanwezigheid van onze biologische driften, ons niet ontslaat van onze plicht als mens daar boven uit te groeien. Aangeboren blindheid, zegt Jezus, heeft niets met zonde te maken. Dat is gewoon een feitelijkheid. Maar bewust blind blijven, weigeren van te zien, dat is zonde.


Anderen doen het ook
ma 20 maart '17

Zondag 19 maart 2017 – Derde zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Het gesprek tussen de vermoeide Jezus en de Samaritaanse vrouw die water komt putten bij de bron is om verschillende redenen merkwaardig.
Het heeft om te beginnen iets grappigs, omdat de antwoorden schijnbaar geen verband houden met de vragen die gesteld worden en Jezus en de Samaritaanse vrouw de indruk wekken straal naast elkaar heen te praten.
Niets is echter minder waar. In feite zijn wij hier getuige van een soort steekspel met woorden waarbij de mild-ironische toon langs weerskanten opvalt.

Verstoppertje spelen
Van bij de aanvang van het gesprek doet de vrouw nogal afstandelijk en zelfs een beetje uit de hoogte. En probeert ze met haar kritische opmerkingen over het geloof het gesprek te sturen en er een welles-nietes spelletje van te maken. Ze doet denken aan Pilatus en zijn beroemde (retorische) vraag: “Wat is waarheid?” Klinkt heel erg filosofisch en diepzinnig. Maar eigenlijk wordt bedoeld: ieder heeft zijn waarheid, dé waarheid bestaat niet, alles is heel erg relatief. Ik doe dus gewoon waar ik zin in heb. En dat is precies wat de Samaritaanse hier zegt tegen Jezus: ook godsdienst is relatief; de Joden zeggen dit, de Samaritanen zeggen dat.
Maar eigenlijk zijn het allemaal koekjes uit hetzelfde deeg. En ik lust geen koekjes. Dat is wat ze eigenlijk zegt. Maar Jezus laat zich door haar woorden niet van de wijs brengen en voert haar zonder veel omwegen naar de kern van haar probleem. De moeite die ze heeft met geloven komt niet voort uit allerlei diepzinnige overdenkingen, maar heeft alles te maken met haar ongeregeld seksleven.

Overgave
En dat is natuurlijk heel herkenbaar. Ik bedoel: als we het moeilijk hebben met het beleven van bepaalde normen en regels van ons geloof, dan gaan we in plaats van ons in te spannen en ons te bekeren, het geloof en de normen en waarden zelf in vraag stellen en verwerpen. “Is dat allemaal wel nodig? Waarom moet dat eigenlijk?” En, vooral: “Leven (andere) gelovigen daar zelf wel naar… ?” Maar bij Jezus pakt dat niet. En omdat Hij nooit veroordeelt kan hij dóór het pantser van de vrouw geraken. Misschien dacht ze tot dan toe wel dat ze alles over de liefde wist. Maar nu komt ze in contact met iemand die helemaal liefde is. En in zijn nabijheid en onder zijn liefdevolle blik kan ze haar verdedigende houding loslaten. Haar situatie onder ogen zien. En kan ze zich helemaal in vertrouwen overgeven aan de vergevende en genezende barmhartigheid van God.

Relativeren
En dat is precies waar iedere mens, waar ieder van ons, waar ik en u zouden moeten toe komen: dat wij ons in vertrouwen overgeven aan de genezende barmhartigheid van God. Maar daarvoor is het natuurlijk nodig dat wij beseffen dat wij vergeving en barmhartigheid nodig hebben. En precies daar wringt het schoentje. Niet dat wij onszelf als heiligen of volmaakten zien. Net zoals de Samaritaanse weten wij heel goed dat wij niet echt en zeker niet op elk vlak leven zoals het zou moeten, maar wij vinden dat eigenlijk niet zo erg. Er zijn immers mensen, de gezagsdragers, de hogepriester vooral, zij die het goede voorbeeld zouden moeten geven, die het ook niet zo nauw nemen … Niets is echter zo erg als je wentelen in zelfgenoegzaamheid.

In de kou
Dát is het wat ons afsluit van God, zijn warmte en zijn nabijheid, niet de zonde zelf. Want “geen enkele misstap, hoe zwaar ook, kan ons scheiden van de liefde van Christus”. En een ander Schriftwoord zegt: “Waar de zonde heeft gewoekerd werkt de genade mateloos”. De woestijn waar we door moeten op weg naar God hebben wij vaak zelf gecreëerd. Zolang we weigeren in te zien dat onze eigen nukkigheid ons verwijderd houdt van de warme nabijheid van God, blijven wij gevangen. En zijn wij zelf de ontwerper en de bewaker van onze kerker. De enige mogelijkheid om te ontsnappen is o. m. ophouden met in de misstappen van anderen een vergoelijking van onze eigen verkeerde levenswijze te zoeken. Want dat is bijzonder kinderachtig.

Wil
Het mag dan nog gaan om spelletjes die typisch zijn voor volwassenen, wat losjes omspringen met de echtelijke trouw bijvoorbeeld, maar het blijft bijzonder infantiel om dan af te komen met: “Anderen doen het ook”.
Niemand van ons is volmaakt. Maar je fouten relativeren en afdoen met: “Iedereen doet het” is voor een christen geen optie. Je moet correct leven omdat je dat zelf wil, omdat je integer wil zijn, opdat je rechtop voor God zou kunnen staan en iedere mens recht in de ogen kan kijken. Wat anderen doen speelt in deze geen enkele rol. Jij bent het die verantwoordelijk is voor het opruimen van alles wat die vertrouwelijke omgang met God, zijn genade en zijn vriendschap in de weg staat.


Jezus en Mozes
ma 13 maart '17

Zondag 12 maart 2017 – Tweede zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Het relaas van de verheerlijking van Jezus op de berg Tabor is in meerdere opzichten een merkwaardig verhaal. Wat al onmiddellijk opvalt is dat het bij elk van de evangelisten gesitueerd wordt tussen twee lijdensvoorspellingen in. Dat kan geen toeval zijn. Blijkbaar moet de verheerlijking op de berg de apostelen helpen om zich toch enigszins te verzoenen met de gedachte dat Jezus door lijden en dood heen moet om zijn doel te bereiken.

Moeilijk verteerbaar
Aanvankelijk, zonder de minste twijfel, een volstrekt onaanvaardbare en zelfs ondenkbare optie voor zijn enthousiaste volgelingen.
Volgelingen die voor Jezus door een vuur willen gaan. Maar die zich totaal niet kunnen verzoenen met de gedachte dat hijzelf aan zijn zending ten onder zou gaan. Volgelingen die zich niet kunnen voorstellen dat Jezus, die van zichzelf zei: “Wie mij ziet, ziet de Vader”, door een paar politieke hansworsten met één vingerknip zou worden uitgeschakeld. Wij, die al 2000 jaar met die feitelijkheid vertrouwd zijn, hebben daar nog weinig moeite mee. Maar voor moslims bv. is dat gegeven nog altijd onverteerbaar.
Ook moslims zien Jezus als een van de profeten, maar dat Hij aan het kruis zou gestorven zijn wordt door hen ontkend. Zij beweren dat iemand anders op het laatste moment zijn plaats heeft ingenomen. De gedachte dat een profeet van God zich zomaar als een schaap naar de slachtbank kon laten leiden en door mensen op zo’n schandelijke wijze zou zijn vernederd, is voor hen volstrekt onaanvaardbaar. Trouwens, ook de christenen hebben zich daar lang voor “gegeneerd”. Het heeft vele eeuwen geduurd vooraleer het kruis zijn intrede deed in de christelijke kunst. Gedurende de eerste eeuwen werd Christus uitsluitend afgebeeld als de Goede Herder, de Wonderdoener en vooral, in de grote Byzantijnse mozaïeken, als de Albeheerser, de Pantocrator.

Joodse afkeer
Kan je nagaan welk een weerzin de gedachte van een zachtmoedige, geweldloze en uiteindelijk gemartelde en gekruisigde Messias moet opgeroepen hebben bij de apostelen en bij de Joodse volgelingen van Jezus in het algemeen. Joden die al eeuwenlang vertrouwd waren met “Jahweh van de hemelse Machten”, een God die met de legers van Israël meevocht. Joden die al eeuwen een Messias, een Bevrijder verwachtten die de vijanden van Israël als een voetbank onder zijn voeten zou leggen. Toen Jezus na zijn geseling, bebloed, vernederd en door iedereen in de steek gelaten vóór Kajafas stond, scheurde de hogepriester zijn kleren. Het was een theatraal gebaar, maar de woede en de walg van de gezagdrager waren zonder de minste twijfel echt en oprecht. De idee alleen al dat een dergelijke machteloze en haveloze figuur de Messias zou zijn, de zoon van God, was voor de Joodse leider weerzinwekkend.

Anders
De verheerlijking op de Taborberg moet bovendien om nog een andere reden gezien worden als een poging van de evangelisten om de pil te vergulden. Het moest de Joodse volgelingen ervan overtuigen dat Jezus geen echte breuk met het Joodse geloof betekende, dat het eerder ging om het verschil in interpretatie van de Joodse wet en de Profeten. In het verhaal onderhoudt Jezus zich uitvoerig met Mozes en Elia, niet toevallig de twee grondleggers van het Joodse geloof. Dat deze drie godsdienststichters goed op elkaar aansluiten is een erg modern aandoende gedachte. Maar ze klopt niet. De invulling die Jezus gaf aan zijn Messias-zijn staat helemaal haaks op het traditioneel Joodse Messiasgeloof. En op de Joodse visie op God. Ik denk dat het nogal duidelijk is dat Jahweh-van-de-hemelse-machten, die al de eerstgeborenen van Egypte vermoordde en die een Joodse koning strafte omdat die het vertikte zijn gevangenen om te brengen, dat die Jahweh lichtjaren verwijderd is van de liefdevolle en barmhartige Vader die Jezus ons leerde kennen.

Verwarrend
En dit brengt ons bij een serieus hedendaags probleem i.v.m. de gelovige opvoeding. Er zijn veel ouders die met spijt moeten vaststellen dat de school wel zorgt voor kennisoverdracht, maar niet voor geloofsoverdracht bij hun kinderen. En dat zijzelf er niet genoeg tijd kunnen voor maken. En dus geven ze hun kinderen vaak de raad om ’s avonds een stukje uit de Bijbel te lezen. Aanvankelijk als ik dat hoor ben ik altijd blij verrast, maar meteen daarna denk ik: O jee! Want de Bijbel, dat is zowel het Oude als het Nieuwe Testament. En het is heel goed dat je als christen ook de grote verhalen uit het Oude Testament kent. De Joden zijn nu eenmaal onze “geestelijke voorvaderen”. En het is altijd goed dat je weet waar je vandaan komt en respect hebt voor je roots. Maar het godsbeeld dat (in het algemeen) uit het O.T. naar voor komt is moeilijk verenigbaar met de liefdevolle Vader waar wij als christenen in geloven. Die twee opvattingen door elkaar haspelen kan alleen maar verwarring zaaien. En vooral: het kan maken dat zich in jonge geesten godsvoorstellingen vormen die helemaal niet verenigbaar zijn met het christelijk geloof.

Jezus
Daarom: spoor jongeren aan om het Evangelie, het Nieuwe Testament te lezen. En om zo in contact te komen met de God van Jezus, die pure Liefde is. Een God die, omdat Hij houdt van elke mens, het opneemt voor armen en verschoppelingen. En die stelt dat je Hem dient in het dienen van de “minste” van zijn mensen.


Vluchten van ‘God’ naar ‘iets’
di 07 maart '17

Zondag 5 maart 2017 – Eerste zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Begin jaren 60 werd het kerkelijk verbod op het eten van vlees op vrijdagen en vastendagen opgeheven. De sterk stijgende welvaart had het mogelijk gemaakt om bij het vasten de traditionele bakharing te vervangen door kabeljauw en krab en bijgevolg verloor het “vlees derven” zoals dat heette, elke betekenis. Omdat wij de dingen graag eenvoudig houden hebben we dan maar ineens de hele vasten afgeschaft. Wij maakten komaf met de gedachte dat wij ons op die dagen vrijwillig iets ontzeggen dat te maken heeft met het genieten van eten en drinken, comfort en ontspanning. Om ons des beter te kunnen concentreren op de zaken van God. Die eeuwenoude, zelfs duizenden jaren oude religieuze idee van vasten en gebed werd resoluut verlaten en vervangen door het meer “wereldse” geven van geld aan Broederlijk Delen.

Alibi
Nu is er geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om minnetjes te doen over Broederlijk Delen. Maar het steunen van Goede-Doel-Acties (en wij worden er tegenwoordig door overspoeld) kan een heel hoog alibi-gehalte hebben. Tussen twee feestpartijen in geef je nog vlug een cent aan een of ander project en klaar is Kees. Het doet me soms heel erg denken aan de vroegere “aflaten”. Je hoeft in niets je manier van leven te veranderen. Je geeft wat geld en alles is in orde. Je geweten is zuiver. Door geld te geven koop je m.a.w. de verplichting af om je leven te veranderen, de verplichting om je te bekeren en om een ander mens te worden. Om jezelf niet langer als het centrum van de kosmos te zien. Je schaft dus gewoon de centrale Vasten-gedachte af: je bekeren. Je afkeren van een leven waarin alles rondom jouw persoontje draait, en je toekeren naar een leven waarin God en de andere mensen een centrale plaats innemen. Maar die plicht tot bekering, tot permanente bekering zelfs kan je zomaar niet afschaffen. Het is een absoluut kerngegeven in het leven van een christen. Je kan dat zomaar niet afkopen met het geven van wat geld aan het goede doel.

Grondhouding
Geld geven is trouwens te gemakkelijk. En bijgevolg ook verleidelijk. Soms dient het zelfs niet eens om te helpen maar om juist gerust gelaten te worden. Hebt u nog nooit de verleiding gekend om geld te geven terwijl u het nut ervan niet inzag. Of terwijl u van de mensen die u erom vroegen vermoedde dat ze u waarschijnlijk wilden rollen. Dat het waarschijnlijk oplichters waren die allesbehalve arm en behoeftig waren. Toch was de verleiding groot om hen content te stellen. Om er vanaf te zijn, of omdat je in het oog werd gehouden. Of erger nog, uit angst. Omdat het u nogal ongure types leken waarvan u dacht: als ik het hen nu niet geef komen ze het straks misschien zelf halen. Het spreekt vanzelf dat dit niet direct een christelijke houding is. Om goed te begrijpen wat voor bekering het vasten van ons vraagt is het nodig dat wij terug vertrouwd geraken met de grondhouding van de godsdienstige mens. Die grondhouding krijgt vorm vanuit de gedachte dat God, God is. Niet wij. Dat wij “maar” mensen zijn, geschapen en gewild door God en van Hem afhankelijk.

Vlucht
Het is een bijzonder moeilijk verteerbare gedachte voor de hedendaagse mens. Vandaar de populariteit van het “ietsisme”. “Er is iets”. “Ik geloof wel niet meneer, maar d’er is iets. “God” is blijkbaar wat hoog gegrepen maar “iets” dat kan dus blijkbaar wel. Want dat “iets” laat je niet alleen gerust maar het beweegt zich ook zodanig aan de periferie van je bestaan dat het in feite niets betekent en zeker onze eigen goddelijkheid niet hindert. Maar is dat geen vlucht? Want ofwel bestaat God niet en dan moet je dat ook onder ogen durven zien en daar mee leren leven, ofwel bestaat Hij wel, maar dan is Hij meteen ook het allerbelangrijkste gegeven in het menselijk bestaan. Zeker als God, zoals in het christendom, gezien wordt als Iemand die in ons leven wil binnenkomen en die zelfs de eeuwigheid voor ons openlegt.

Moeilijk
Ik begrijp dat “ietsisme” eerlijk niet. Ik zeg dat niet om zo’n beetje de hoofdschuddende wijze uit te hangen die mompelt van “hoe is ’t mogelijk, hoe is ’t mogelijk”. Neen, ik begrijp dat echt niet. Al die mensen die onomwonden uiting geven aan hun ongeloof maar die je even later in een rustig gesprek toevertrouwen dat ze wel degelijk geloven “dat er iets is”, dat er iets is “dat ons overstijgt”. Maar dat ze zich daar niet kunnen mee bezighouden, dat ze daar geen tijd voor hebben of, dat het hen eigenlijk niet interesseert … Dat begrijp ik dus echt niet. Hoe kan je je niet interesseren aan iets waarvan je zegt te geloven dat het bestaat en waarvan je kan vermoeden dat het zowel onze oorsprong als onze bestemming is? Maar goed, ieder moet dat voor zichzelf uitmaken. Maar van christenen mag dan toch in ieder geval verwacht worden dat ze dat “iets”, dat ze God wel degelijk heel belangrijk vinden in hun leven.

Bekering
Zo belangrijk dat elke verwijdering van Hem als iets tragisch ervaren wordt. En dat de terugkeer naar God als we zijn afgedwaald, dat bekering, permanente bekering zelfs een absolute must is voor de gelovige. En daarvoor dient het vasten. Om ons te oefenen in het terug dichter bij God komen. Zodanig dat wij op Pasen niet alleen de verrijzenis van de Heer maar ook ons eigen herboren-zijn kunnen vieren. Geld geven aan een mooi project kan daar een belangrijk deel van zijn. Maar oneindig veel belangrijker is dat je met Pasen als een herboren christen, als een nieuwe mens uit de veertigdagentijd te voorschijn komt.


Leven: meer geschenk dan opgave
di 28 februari '17

Zondag 26 februari 2017, Achtste zondag door het jaar (jaar A)

Het beeld van Jezus dat ons geschetst wordt in de evangelielezing van deze zondag komt enigszins bevreemdend over. Zeker na de lezingen van de voorbije zondagen, die ons confronteerden met de harde eisen en de compromisloze houding die hij eist als het gaat over de strijd tegen ons egoïsme. Vandaag krijgen we, zo lijkt het, de zachte kant van Jezus te zien. Vorige week was het nog de Jezus uit “Il Vangelo secondo Matteo” van Passolini: de vurige, rechtlijnige profeet met donkere ogen die dwars door je heen kijken. Vandaag: de zachte, bijna schattige hippie uit “Godspell” die zich zingend en dansend door het landschap beweegt en die geniet van vogels en bloemen en die ongelooflijk veel houdt van mensen, van de sukkelaars nog het meest. Beide beelden kloppen nochtans. Merkwaardig genoeg. Want er valt, zoals we vorige week al zagen, bij Jezus geen enkele gespletenheid te ontdekken.
Alles hangt samen.

Middel
Als Jezus ogenschijnlijk bijzonder harde eisen stelt om ons egoïsme in te tomen, dan is dat omdat dit volgens hem noodzakelijk is om tot echt leven te komen, om echt van het leven te genieten. Ascese en discipline, jezelf matigen en intomen zijn geen doel op zich, maar ze helpen je inzien dat het geluk niet ligt in het involgen van onze hang naar genot. Ze helpen ons inzien dat het geluk niet ligt in het overvloedig consumeren van eten en drinken en seks, in het najagen en oppotten van geld en in het slaan naar al wie daarbij als een bedreiging zou kunnen gezien worden. Ascese en discipline leren ons dat pas wanneer je enigszins afstand kan nemen van dat soort dingen, je afstand kan nemen van de jacht naar geld en genot, je echt van het leven gaat genieten. Of, om het met een boutade te zeggen, het is pas wanneer je ophoudt met krampachtig zoeken naar genot dat je echt begint te genieten.

Eenvoud
Omdat je dan de smaak ontdekt van dingen die je vroeger niet eens opmerkte. Dingen die je meestal alleen maar hinderden, wegens totaal onnuttig en onbelangrijk. Je leert echt genieten van zogenaamd vanzelfsprekende dingen. Je leert genieten, echt genieten van de natuur, van een nachtelijke hemel, van de ogen van je hond en de koddige kwakkeltred van een gans. Je leert genieten van de meest gewone dingen: een eenvoudig ontbijt, de vriendelijkheid van de buurman, van het werk dat op je afkomt en het avondje uit met vrienden. Zelfs gewoon van het feit dat je ’s avonds MAG gaan slapen, dat je een mooie kamer hebt, een zacht bed en propere lakens.
Je leert zelfs dat je kan genieten van zoiets gewoons als een bed, ook al lig je daar helemaal alleen in.

Goden
Waar Jezus ons op wijst, is dat veel gelukmakende zaken ons gewoon gegeven worden. We moeten ze alleen maar willen zien en waarderen en er voor openstaan. Wij moeten niet per se alles zelf willen bereiken, niet krampachtig de regie van alles zelf in handen willen houden. Er zijn ook een pak goeie dingen die ons gewoon gegeven worden, waar we niets voor moeten doen. Onze westerse cultuur is helemaal doordrongen van het activisme dat het joods-christelijke denken in de wereld heeft losgeslagen. Maar momenteel lijkt het allemaal een beetje uit de hand te lopen.Wij voelen ons heersers over de Schepping.Wij staan in voor het beheren, het controleren en het vooruithelpen van zowat alles. Stilstaan is achteruitgaan. Wij willen altijd maar verder en hoger en altijd maar meer. Alles is maakbaar, alles hebben wij in handen. Niets houdt ons tegen. Wij zijn in het diepste van onze gedachten zelf goden geworden.

Falen
Maar in werkelijkheid zijn we dat natuurlijk nu evenmin als vroeger.
En met hoe meer verbetenheid wij ons als de oppermachtige goden van de Olympus gedragen, hoe meer we de takken afzagen waarop we zitten. Steeds meer psychiaters zien een duidelijk verband met de sterk toenemende somberheid, depressies en zelfmoorden in onze samenleving.Want wij zijn natuurlijk niet God. Maar onderweg naar onze eigen goddelijke status speelden we wel de echte God kwijt. En al zeer vlug blijkt onze eigen goddelijkheid een grap te zijn. Want de belangrijkste domeinen in ons leven, de domeinen van liefde en geluk, laten zich door ons niet beheersen. Terwijl we als ‘godje’ totaal geen raad weten met ongeluk en tegenslag. Waardoor wij ons mislukkelingen gaan voelen en depressief worden.

Omkeer
Misschien wordt het tijd dat we herontdekken hoe sterk wij geworteld zijn in de natuur en afhankelijk van onze omgeving, van de andere mensen en van God.
Dat we beseffen dat onze consumptiecultuur een ramp is, niet alleen voor het milieu maar ook voor ons eigen psychisch welzijn. En dat ons geluk elders ligt dan in het materiële, zoals de Zwitserse econoom Dominic Rosen het heel eenvoudig stelt.
Kijk naar de lelies in het veld, hoe ze groeien. Ze werken niet en spinnen niet. Maar zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van hen. Wij moeten geen hippies worden die op een berg gaan zitten liedjes zingen en wachten tot de gebraden kippen ons in de mond vliegen. Maar misschien zijn we toch ietsje te ver doorgeschoten in de tegengestelde richting. Dan is het nu, in de aankomende vasten, de tijd om terug een paar (aarzelende) stappen in andere richting te zetten. Om van onze goddelijke troon af te komen en terug gewoon mens te worden. En gelukkig te zijn.


Tovermiddel
ma 20 februari '17

Zondag 19 februari 2017, Zevende zondag door het jaar (jaar A)

Als God liefde is, wat christenen geloven, dan kan het toch niet anders of Hij geeft ook mensen die nooit van Jezus gehoord hebben de kans om Hem te vinden. Als die God van de christenen, de God-die-Liefde-is werkelijk bestaat, dan is het evident dat ook eerlijke Godzoekers uit andere godsdiensten, Hem vroeg of laat op het spoor komen, iets van die liefde ervaren. En zo gebeurt het ook. Dat God liefde is, wordt ondertussen nergens zo sterk uitgezegd als in het christendom, maar zowat elk religieus geloof of mystieke stroming binnen dat geloof, heeft er ergens weet van. De gedachte dat God Liefde is en dat bijgevolg alleen het groeien in liefde zin en betekenis geeft aan een mensenleven, wordt nergens zo sterk benadrukt als in het christendom. Maar echt helemaal exclusief christelijk is het dus niet.

Patent
Het meest kenmerkende, bijna exclusief christelijke, iets wat je zo goed als niet of in ieder geval veel minder uitgesproken vindt in andere religieuze tradities, is het begrip “vergeving”. Vergiffenis vragen en vergiffenis schenken. En dan niet zozeer het weet hebben van het bestaan ervan, maar de verplichting, de eis om mensen te vergeven als ze om vergeving vragen. De eis, de absolute plicht voor een christen om clement, om vergevend, om barmhartig in het leven te staan, staat helemaal centraal in ons geloof. Zo centraal en zo sterk aanwezig zelfs dat het in de genen van de Europese cultuur zit ingebakken. Het rekening houden met verzachtende omstandigheden in onze rechtspraak bijvoorbeeld, komt van daar. Een ander, misschien minder in het oog springend maar zeker even belangrijk gevolg is onze neiging om heel kritisch te zijn voor onszelf. Om ons voortdurend op de borst te slaan en om ons beschaamd te tonen voor onze verkeerde daden, als individu en als groep. Andere culturen kennen dat veel minder.

Tikkeltje té
Zolang dat mea-culpa-slaan binnen de religieuze sfeer blijft – onze liturgie is er helemaal van doortrokken – kan dat geen kwaad. Maar eens daarbuiten kan die houding de werkelijkheid enigszins scheeftrekken. Onze huidige kijk op de kruistochten is daar een goed voorbeeld van. Wij zijn zo gewoon geworden van ons te schamen en ons te verontschuldigen dat wij gewoon niet meer zien dat de kruistochten, afgezien van de technologie, in niets verschilden van wat de wereld nu doet tegen I.S. Natuurlijk zijn alle oorlogen waanzin. Maar strikt politiek en militair gezien waren de kruistochten een logisch en perfect verdedigbaar antwoord van Europa op de voortdurende invallen en slachtpartijen door moslims. Maar wij kunnen het blijkbaar niet laten om onszelf in vraag te stellen, en ons op de borst te kloppen. En precies omdat andere culturen daar veel minder last van hebben dan wij, zijn wij eigenlijk zelf de oorzaak van onze slechte naam. Het is trouwens precies die neiging om vergiffenis te vragen en te schenken die de oorzaak was van Hitlers diepe verachting voor het christendom. Hitler, die zelfs toen de Russische tanks in Berlijn stonden en alles voor hem verloren was, er nog prat op ging dat hij tenminste nooit of te nimmer barmhartigheid getoond had en elke tegenstand “ausradiert” had. Een Hitler is natuurlijk geen referentie.

Positief
Wat dat centrale christelijke begrip van vergeving en barmhartigheid ondertussen ten goede heeft aangericht, is weliswaar moeilijk meetbaar maar zonder de minste twijfel gigantisch. Dan doel ik op de enorme positieve krachten die vanuit die houding zijn uitgegaan, niet alleen op het leven van individuen maar ook op het leven van de gehele maatschappij. Denk maar aan de invloed die die houding van kritisch kijken naar jezelf, je handelingen en je opvattingen voortdurend in vraag stellen, gehad heeft op de ontwikkeling van de wetenschappen. En natuurlijk, als je er het evangelie terug bijneemt, valt het op dat ook hier Jezus zich weer ‘schuldig’ maakt aan die typische ‘dichterlijke overdrijvingen’ waar hij zo sterk in was. Zoals: “Als men u op de ene wang slaat …”

Uitzichtloosheid
Maar die absolute eis van Jezus om te vergeven heeft natuurlijk heel andere dan dichterlijke bedoelingen. Jezus zag bijzonder scherp dat situaties van “oog om oog en tand om tand”, van “jij doet me dit aan, wel, dat is de prijs”, uitzichtloos zijn. Het houdt mensen gevangen in hun eigen grote gelijk en leidt onontkoombaar naar wraak en weerwraak. Maatschappelijk leidt het tot pure stilstand en achteruitgang. Jezus zag bijzonder scherp dat alleen vergeving zo’n patstelling kan doorbreken. Hij erkent het rechtvaardigheidsprincipe van oog om oog, tand om tand. Op zich was dat al een grote overwinning op de willekeur en de chaos die voorheen heerste. Maar een oplossing was het niet. Je blijft gevangen in een duivelskring van onrecht, wraak, straf, weerwraak, haat, enz. …, enz. …

Uitbraak
Je kan de ellende maar op één manier ontlopen. En dat is door te vergeven. Door kwaad met goed te vergelden. Door te weigeren wraak te nemen. Wat Jezus ons zegt is: doe iets ongewoons. Doe iets wat niemand van je verwacht. Als je in zo’n uitzichtloze situatie zit van onrecht, wraak, opnieuw op je donder krijgen, opnieuw zinnen op wraak, … Als iemand je hartsgrondig haat, iemand die je al zoveel heeft aangedaan en die je zelf al vaak hebt teruggemept, doe dan iets volslagen ongewoons. Doe iets wat zelfs je tegenstander nooit van je verwacht, iets wat hem helemaal uit zijn evenwicht brengt: vergeef hem. En breng terug leven in je eigen leven (en in dat van je omgeving).


Pagina's